Halliburton heeft een onmiddellijke schikking met schuldbekentenis getroffen met een federale rechtbank in de VS. Het bedrijf verplicht zichzelf daarmee een boete van 200.000 dollar te betalen voor het bewust vernietigen van bewijsmateriaal na de BP olieramp in de Golf van Mexico in 2010.
Halliburton heeft eveneens toegezegd 55 miljoen dollar bij te dragen aan natuurfonds The National Fish and Wildlife Foundation. Ook heeft Halliburton een proefperiode van 3 jaar opgelegd gekregen.
Halliburton leverde cement voor ontploft olieplatform
Halliburton had de schuldbekentenis kunnen intrekken als de rechter de schikking niet geaccepteerd had. De rechter vond echter dat de schikking redelijk was en was het met het bedrijf en de aanklagers eens dat de schikking de ernst van de overtreding reflecteert.
Halliburton leverde het cement voor het olieplatform van BP dat in april 2010 ontplofte. 11 medewerkers overleden als gevolg van de ramp, die tevens de grootste olielekkage op zee veroorzaakte die ooit in de VS heeft plaatsgevonden.
Verantwoordelijken wilden geld en tijd besparen
Begin januari 2011 verscheen het rapport van de onderzoekscommissie die president Obama had ingesteld naar aanleiding van de ramp. De onderzoekscommissie concludeerde dat de betrokken bedrijven BP, Halliburton en Transocean Ltd ernaar streefden zoveel mogelijk tijd en geld te besparen en dat dit de hoofdoorzaak was van de ramp. BP wilde naar aanleiding van het rapport een deel van de kosten van de ramp op Halliburton verhalen, wegens het leveren van slecht cement.
Vernietiging van bewijsmateriaal
Anthony Badalamenti, die verantwoordelijk was voor cementtechnologie bij Halliburton Energy Services, is op 19 september aangeklaagd omdat hij tijdens dit onderzoek twee andere medewerkers zou hebben geïnstrueerd computerbestanden te wissen die betrekking hadden op de toepassing van cement in de ontplofte BP-bron. Volgens aanklagers zou Badalamenti op eigen initiatief en zonder medeweten van zijn meerderen bij Haliburton hebben gehandeld.
“Postieve gevolgen voor de onderneming”
Halliburton liet in een reactie weten dat het bedrijf “gelooft dat deze schikking positieve gevolgen heeft voor de onderneming, haar werknemers en aandeelhouders”.
De aannemer is de derde van drie grote bedrijven betrokken bij de olieramp die een crimineel vergrijp hebben toegeven. BP en Transocean Ltd, de exploitant van het olieplatform, gingen Halliburton voor. In 2012 bereikte BP een overeenstemming met private schuldeisers (vooral vissers) tot een bedrag van 7,8 miljard dollar. De Amerikaanse overheid is nog niet bij deze regeling betrokken.
Recordomzet van 7,3 miljard dollar
In tegenstelling tot BP en Transocean Ltd, werd Halliburton niet beschuldigd van een misdaad die verband houdt met de oorzaken van de ramp. De overeengekomen boete is het wettelijk maximum voor ongeoorloofde vernietiging van bewijsmateriaal.
Halliburton maakte in het tweede kwartaal van 2013 een recordomzet bekend van ruim 7,3 miljard dollar, tegen 7,2 miljard dollar in 2011.