“Het graan blijft staan, ook na de orkaan”. Met die bemoedigende woorden besloot Patrick Develtere, voorzitter van het ACV, zijn toespraak op een feestviering van Rerum Novarum op 9 mei laatstleden.
De christelijke arbeidersbeweging stond de jongste maanden inderdaad in het oog van de storm. De beschuldigingen vanuit rechtse hoek, uitvergroot in de media, waren niet mals: schriftvervalsing, belangenvermenging, financieel gesjoemel, fiscale fraude, gebruik van de bedenkelijke notionele intrestaftrek. De geloofwaardigheid van de grootste sociale beweging in dit land kreeg een harde klap.
Het laat weinig twijfel dat de N-VA en cs. gebruik hebben gemaakt van een onfraai financieel beleid van het ACV om een regelrechte aanval in te zetten op een wijdvertakt middenveld dat, als belangrijke medebeheerder van sociale zekerheid, een stevige hinderpaal vormt voor een doorgedreven ‘sanerend’ neoliberaal beleid.
De leiding van het ACV beseft dat weerstand moet worden georganiseerd. Een ‘herijking en een herbronning’ worden aangekondigd die tegen eind juni 2013 zouden worden afgerond. Het wordt in de eerste plaats een gewetensonderzoek om uit te leggen hoe een coöperatieve spaarbank als de BAC zichzelf heeft verwoest door zijn eieren te leggen in de korf van het risicovolle financiële kapitalisme.
Tegelijk mag en moet worden verwacht dat het ACV zich duidelijk zal (her)positioneren binnen een hertekend Vlaams politiek landschap.
Ten aanzien van een krimpende christendemocratie, alle Inesto-bedenksels ten spijt, en ten aanzien van een exponentieel gegroeide Vlaams-nationale rechterzijde, kan het ACV moeilijk de armen kruisen en wachten tot de storm is gaan liggen en ‘nieuwere tijden ons wenken’.
Die oefening is niet alleen van levensbelang voor het ACV zelf, maar ook voor de sociale democratie in al haar verscheidenheid in dit deel van de wereld. De sociale democratie is in Vlaanderen en België immers niet het exclusieve domein en decor voor de socialistische gemeenschappelijke actie van partij, vakbond en mutualiteit.
Een sleutelpositie in de sociale democratie
De sociale democratie vormt de kern van de politieke democratie. Men kan brede lagen van de bevolking geen inspraak en politieke vertegenwoordiging geven zonder een sterke verzuchting naar een meer gelijke verdeling van de welvaart op te roepen.
Als die sociale democratie kan worden omschreven als de politieke beweging die zich tot doel stelt de sociale ongelijkheid terug te dringen, de vruchten van de arbeid meer ten goede te laten komen van de werkende bevolking, de sociale zekerheid te verstevigen en over de landsgrenzen heen verder uit te bouwen, alle vormen van machtsmisbruik en uitbuiting te bestrijden, de bevrediging van basisbehoeften als onderwijs, gezondheid, wonen, arbeid en rechtsbijstand voor iedereen te voldoen, de onrechtvaardige verdeling van de goederen der aarde aan te klagen …, dan neemt de christelijke arbeidersbeweging een sleutelpositie in bij het nastreven en realiseren van die doelstellingen.
Toen paus Leo XIII in 1891 zijn encycliek Rerum Novarum afkondigde, vond hij hier ten lande een gretig gehoor met zijn oproep christelijke werkersverenigingen op te richten om zo te beletten dat het eigen volk zou worden aangetrokken door de sirenenzang van de onchristelijke antikapitalisten.
Priester Adolphe Daens nam die oproep wat te letterlijk door met zijn beweging een koers te willen varen weg van het klassenverzoenend centrum. Het is hem duur te staan gekomen.
Hoe dan ook, de sociale contrareformatie werd een succes. Het ACV werd in ons land gaandeweg het grootste vakverbond en de christelijke mutualiteiten hebben zich ontpopt tot de marktleiders in de ziekteverzekering.
Die organisaties waren jarenlang onmiskenbaar de steunpilaren van de centrumrechtse politieke familie. August Cool was, als voorzitter van het ACV, in 1957-1958 een leidende figuur in de schoolstrijd aangewakkerd vanuit conservatief- katholieke kringen tegen Leo Collard en C° en nog in de jaren tachtig van vorige eeuw was ACV-voorzitter Jef Houthuys een trouwe verdediger van het sociaal-economisch model van het politieke centrum.
Dit neemt niet weg dat al die tijd binnen de ‘beweging’ radicaal-progressieve groepen actief zijn gebleven, voornamelijk binnen de KWB en de bediendebond LBC, om aan te sturen op een koers die meer in overeenstemming was met de eigen hervormingsgezinde ‘fundamentele doelstellingen’.
Allianties herbekijken en verbreden
Er zijn tekenen die wijzen op een kentering. Op het jongste ACV-congres in Oostende op 26 april sprak ACV-voorzitter Marc Leemans ongezouten taal:
“Ze hebben op ons ingebeukt. We zijn een sta-in-de-weg voor hun sociaal-economisch neoliberale visie en hun neoconservatief heimwee. We zullen ons blijven verzetten tegen een beleid dat discrimineert, onrechtvaardig verdeelt, armoede in de hand werkt, bevolkingsgroepen tegen elkaar opzet. We engageren ons om naar aanleiding van de verkiezingen van 2014 onze leden te sensibiliseren om te kiezen voor een solidair en een wam samenleven. We willen krachten bundelen en rangen sluiten om ons te verzetten tegen de kille maatschappij die men ons wil opdringen.”
Marc Leemans was wellicht nog duidelijker tijdens zijn Rerum Novarum-toespraak in Lichtervelde waar hij er onomwonden voor pleitte “onze allianties te herbekijken en te verbreden”.
Die nieuwe allianties worden (nog niet) concreet ingekleurd, maar het laat geen twijfel dat de ACV-voorzitter weet heeft van een radicalisering van zijn militante achterban.
De tijd lijkt voorbij dat een engagement in een rode of groene vakbond in de eerste plaats werd bepaald door een ideologische keuze.
Onlangs werd in het crematorium van Mortsel afscheid genomen van P.V.H. die jarenlang hoofdafgevaardigde was voor de christelijke bediendebond LBC bij Agfa-Gevaert en zijn links-marxistische visie nooit onder stoelen of banken heeft gestoken.
De keuze voor de ene of de andere vakbond is heden meestal afhankelijk van een toevallige context of een persoonlijke band met collega’s op de werkvloer. Op die werkvloer is het bondgenootschap tussen vakbondsmensen met rode, groene of zelfs blauwe hesjes een sterke evidentie die onvermijdelijk een verlengstuk en een weerklank moet hebben in bredere sociale verbanden.
Als in Visie, het weekblad van het ACV, voorzitter Patrick Develtere zich op 3 mei laat ontvallen dat de partnerorganisaties van het ACV ”nog meer dan in het verleden een open netwerk zullen vormen en nog meer zullen samenwerken met andere sociale krachten die streven naar een duurzame samenleving bij ons en in andere regio’s en landen”, dan zou het fout zijn dit niet te interpreteren als een aankondiging van een keerpunt in de werking van het ACV.
Politieke relevantie
Het is moeilijk in te denken dat die opstelling geen consequenties heeft voor de politieke positie van het ACV. Wil het ACV politiek relevant blijven, dan zal het onvermijdelijk afstand nemen van een centrumrechts politiek landschap en objectief een strategische medestander worden van de linkse democratische stromingen in dit land.
Het ACV hoeft daarbij niet te vrezen voor een mogelijke minorisering in die frontvorming. Integendeel. De duizenden vrijwilligers in de diverse takken van het ACV kunnen worden aangesproken om het voortouw te nemen in het verzet tegen de agressieve toonaangevende rechterzijde.
Voor de uitbouw van een sociale, economische en politieke democratie hier en elders wordt het alle hens aan dek. Een fundamentele kritiek op een milieuvernietigende en een antisolidaire markteconomie kan daarbij niet ontbreken.
In januari 1969 werd door CVP-jongeren een manifest opgesteld waarin de droom werd gekoesterd van de totstandkoming van een radicaal-progressieve volkspartij met groene en rode componenten. Daar kwam niets van terecht. De zuilen waren te stevig. De carrièreplanning van sommige tenoren woog te zwaar door.
Politieke partijen ontstaan en groeien soms vlugger dan verwacht. Nu meer dan vroeger, zo te zien.
Zijn de omstandigheden nu anders? Is de nood nu dringender? Wankelen de structuren nu meer? Zijn de geesten gerijpt? Misschien. Hoop is gewettigd.
De bundeling van levende democratische krachten ter linkerzijde is wenselijk en mogelijk.
Welke vorm die bundeling best aanneemt weze het voorwerp van een open en diepgaand debat.
De Vooruitgroep