Ooit werden verkiezingen gevierd als het hoogtepunt van de democratie. Tegenwoordig lijken ze echter een dieptepunt in te luiden. Niet de macht maar wel de onmacht van het volk wordt er in gemanifesteerd. Zo werd met vrij grote eensgezindheid de besparingspolitiek van Europa weggestemd in zowel Griekenland en Frankrijk, maar met een even grote eensgezindheid werd vanuit Europa aangekondigd dat er niet zou worden teruggekomen op de gemaakte afspraken.
Het grove geschut werd bovengehaald. Waar doorgaans de wil van de kiezer wordt geprezen met het dictum ‘de kiezer heeft altijd gelijk’, werd nu haast openlijk verkondigd dat de kiezer ongelijk heeft. De overwinning van links in Griekenland schilderde men af als een overwinning van het extremisme, Hollande werd voorafgaand aan de verkiezingen door The Economist als gevaarlijk bestempeld en ook de markten pleitten de kiezer schuldig door de belangrijkste indexen rood te kleuren.
Het zijn stuk voor stuk indicatoren voor de mate waarin het economisch en sociaal beleid tegenwoordig een de-democratisering doormaakt. Belangrijker dan de linkse zege, is dan ook het democratisch deficit waarvan de recente verkiezingen getuigen.
Door bevoegdheden en effectieve macht te versluizen naar internationale, nauwelijks aansprakelijk te stellen instellingen zoals de Commissie, het IMF, en de zogenaamde markten, werden domeinen die vroeger onder min of meer democratische controle stonden haast immuun voor het verdict van het volk. De vraag is echter hoe lang de bevolking van Europa dit soort non-politiek zal blijven slikken.
Naast de recente zege van links zijn ook de blijvende protesten van de verontwaardigden een teken aan de wand voor de groeiende woede omtrent het democratisch deficit. Gemakshalve wordt de beweging van de verontwaardigden soms afgedaan als oud-links in een nieuw jasje. Dat is ze ook voor een deel. Maar het gaat om veel meer dan dat. In hun manifest schrijven de Spaanse verontwaardigden bijvoorbeeld heel duidelijk dat ze zichzelf noch als conservatief noch als progressief, noch als rechts noch als links beschouwen.
Ook in de filmpjes die de acties van 12 mei aankondigden, komt die zelfde boodschap opnieuw terug. Dit heeft niets te maken met het proberen camoufleren van onderliggende ideologie. Nog minder heeft het te maken met politieke naïviteit die ideologie als een voorbijgestreefd fenomeen beschouwt.
De verontwaardigden willen er bovenal mee duidelijk maken dat dé politieke strijd zich volgens hen niet enkel concentreert tussen links en rechts, maar vooral tussen democratie en niet-democratie. De inzet voor deze generatie bestaat dan ook uit het terugeisen en heruitvinden van de democratie zelf. Waar men op de tot hiertoe bezette pleinen mee geëxperimenteerd heeft, betekent een concrete stap in die richting.
De publieke ruimte wordt opnieuw een politieke ontmoetingsplaats en de politieke ontmoetingsplaats wordt opnieuw publieke ruimte: er wordt vrijelijk en openbaar gediscussieerd over hoe de samenleving als geheel kan (her)ingericht worden.
Dergelijke politieke discussies hebben we mettertijd afgezworen. Haast geruisloos zijn we in een denken vervallen waarin we de samenleving beschouwen als een door externe krachten gedomineerde entiteit die buiten het domein van democratische beslissingen vallen. In concreto vertaalt deze tendens zich in een toenemende technologisering en positivisering van de politiek.
Het leitmotif van de Europese Commissie ‘for a stronger economic governance‘ is dan ook veelzeggend. Politiek wordt een soort zacht begeleiden van een onaantastbaar geachte economie. Een management dat zich uitdrukt in louter technische taal maar met al te reële effecten voor miljoenen Europese burgers.
Tegenover deze geveinsde techniciteit plaatsen de verontwaardigden een politiek die vertrekt vanuit bepaalde onvervreemdbare waarden: het recht op huisvesting, werk, cultuur, gezondheid, onderwijs, politieke participatie en een vrije persoonlijke ontwikkeling.
Kortom, een politiek die de mens opnieuw centraal stelt. En niet de tabel, de grafiek of een bepaalde elite die systematisch buiten schot blijft. Dit betekent uiteraard niet dat iedere technische discussie gebannen dient te worden uit de politiek, maar wel dat dergelijke discussies moeten dienen als middel ter realisering van een menswaardig bestaan. En niet andersom.
Als de verontwaardigden en de recente verkiezingen ons iets duidelijk maken, dan is het, ten eerste, dat deze roep om meer democratie en meer rechtvaardigheid niet zomaar opzij geschoven kan worden. Leiders kunnen zich niet blijvend verschuilen achter de Europese Unie en de markten.
Ten tweede, en misschien nog belangrijker, dat de strijd om democratie en een politiek die de mens opnieuw centraal stelt een Europese strijd zal moeten zijn. Ja, zelfs een globale. Een groot deel van het democratische deficit bevindt zich immers op die niveaus en besmetten vervolgens de lokale en nationale politiek. Net daarom dat de verontwaardigden een nieuwe globale actiedag organiseerden. Voor een nieuwe democratische lente en een menselijk Europa.
Thomas Decreus, Linus Vanhellemont, Jeroen Olyslaegers en Felix De Clerck
Thomas Decreus is als filosoof verbonden aan de KU Leuven, Linus Vanhellemont is als stadsgeograaf verbonden aan de VUB, Jeroen Olyslaegers is schrijver en Felix De Clerck is coördinator bij VOBK en algemeen directeur AIR Antwerpen.