Om beter te kunnen inschatten waar het festival in de toekomst naartoe moet, organiseerde het in de marge van de voorbije 16de editie enkele workshops met partners uit de film-, cultuur- en NGO-wereld uit binnen- en buitenland.
Draagt het festival bij tot het verbreden van het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking? Kan een festival de beeldvorming over Afrika op een positieve manier beïnvloeden? Wat is de impact van een dergelijk festival op de publieke opinie? Is het een taak van de overheid om geld voor ontwikkelingssamenwerking te besteden aan de promotie van Afrikaanse film? Allemaal vragen waarop het AFF een antwoord probeert te vinden.
Workshop Kunst of ontwikkeling?
Maandag 4 april had in de gebouwen van het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) van de KU Leuven een workshop plaats onder de titel ‘Kunst of ontwikkeling?’
Guido Convents gaf een overzicht van wat het AFF totnogtoe heeft gerealiseerd. “Ons festival geeft een gezicht aan Afrikaanse acteurs. Met 71 films in 115 voorstellingen is het festival goed vertegenwoordigd, niet alleen in Leuven en Vlaams-Brabant, maar stilaan wordt onze expertise ook in de rest van het land gewaardeerd.”
“De samenwerking met culturele centra en partners uit de NGO-wereld heeft nieuwe deuren geopend. Alleen wordt dat door sommige subsidiërende overheden niet altijd naar waarde geschat. Zeker als het over Afrika gaat, moeten we tegen veel vooroordelen opboksen.”
Voor het tweede jaar op rij ontvangt het festival geen subsidies van de Vlaamse overheid. Gelukkig kon dat verlies wat worden goedgemaakt door een verhoging van de provinciale toelage en de subsidie van DGOS, de federale administratie ontwikkelingssamenwerking.
De adviescommissie die voor minister van Cultuur, Joke Schauvliege (CD&V), aanbevelingen formuleert, was evenwel niet onder de indruk van de ‘artistieke visie’ van het festival.
Vreemd, want als geen ander filmfestival heeft het AFF zijn artistiek concept uitgebreid uit de doeken gedaan in overzichtswerken en monografieën over de film en de audiovisuele media in Congo, Rwanda en Burundi.
Guido Convents is als historicus uitgegroeid tot een internationaal gewaardeerde autoriteit als het over geschiedenis van de film in Afrika gaat. Bovendien voltooide hij zonet een uitgebreide studie over honderd jaar filmcultuur in Mozambique (*). Eerder waren al twee Nederlandstalige monografieën over dit onderwerp verschenen in het gespecialiseerde filmtijdschrift ‘Cinemagie’.
Herwaardering Mozambikaans erfgoed
Dit studiewerk kwam tot stand in nauwe samenwerking met het documentaire filmfestival Dockanema in Maputo en op vraag diverse van lokale partners en de Mozambikaanse autoriteiten.
Het gaat om de herwaardering van een deels vergeten en verwaarloosd koloniaal erfgoed dat als inspiratiebron heeft gewerkt voor de hedendaagse filmcultuur in een land van zuidelijk Afrika, dat bovendien al tien jaar een bevoorrechte partner is van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking. Als hier de band tussen cultuur en ontwikkeling niet overtuigend is aangetoond, waar dan wel?
Mozambique was trouwens een van de thema’s waarop het festival dit jaar de klemtoon heeft gelegd, met diverse recente langspeelfilms, enkele kortfilms en documentaires.
Onder meer The Last Flight of the Flamingo van João Ribeiro is een film die in de beste magisch-realistische traditie van Marquez hoge ogen gooide op het voorbije pan-Afrikaanse filmfestival Fespaco in Ouagadougou. De film is gebaseerd op de gelijknamige roman van de bekende en bekroonde Mozambikaanse auteur Mia Couto, die eerder al inspiratie leverde voor Mozambikaanse filmproducties als Terra Sonâmbula (Teresa Prata), waarbij de burgeroorlog die Mozambique jarenlang verscheurde de achtergrond vormt.
Samenwerking met Dockanema
Pedro Pimenta, directeur van het enige filmfestival van Mozambique, Dockanema, en zelf producent van documentaires, schetste twee jaar geleden op een colloquium in Brussel een genuanceerd beeld van de mogelijkheden en de beperkingen van de audiovisuele media.
Na de verwoestende burgeroorlog moest ook de filmindustrie in de jaren negentig opnieuw worden opgebouwd, maar die vond al snel aansluiting bij een lange traditie. De overheid, noch de internationale donorgemeenschap, klaagde Pimenta, zag film als een prioriteit.
Kleine, onafhankelijke productiemaatschappijen begonnen documentaires te maken die aansloegen bij de bevolking. Vooral het thema aids stond centraal in bewustmakingsfilms.
Een echte filmopleiding is er (nog) niet in Maputo, maar aan de kunstfaculteit van de staatsuniversiteit worden wel regelmatig workshops over audiovisuele media gegeven. Onder meer videoartiest Walter Verdin heeft er met ondersteuning van de Belgische ontwikkelingssamenwerking al een paar projecten opgezet.
Pimenta ondertekende in 2009 ook een duurzame samenwerkingsovereenkomst tussen Dockanema en het Leuvense Afrika Filmfestival. Beide festivals zouden ideeën en films uitwisselen. De publicatie van Convents’ nieuwe boek is hier onder meer een product van. Maar of de subsidiegevers dit ook zo zullen zien, is maar de vraag.
Samenwerking is absolute noodzaak
Producent Simon Bright en actrice Ulla Mahaka waren ondanks de malaise waarin Zimbabwe is terechtgekomen, toch nog optimistisch gestemd over de toekomst van de audiovisuele sector in hun land. Na de jaren van internationaal isolement wist het net onafhankelijke Zimbabwe begin jaren tachtig mensen uit heel Afrika aan te trekken om een eigen filmproductie op te zetten.
Volgens Bright beschikt geen enkel land in Afrika over voldoende capaciteit om alles zelf te doen: samenwerking is dus een absolute noodzaak en voor financiering moeten buitenlandse partners worden gezocht.
Cultuur kan maar open bloeien als er openheid heerst en artiesten geen last hebben van censuur. Eenmaal die voorwaarden opnieuw vervuld zijn, kan het aanwezige talent snel tot ontwikkeling komen, ook in Zimbabwe, was de boodschap.
Professor Martin Botha doceert film- en filmgeschiedenis aan de universiteit van Kaapstad. Ook hij schat de waarde van film voor ontwikkeling hoog in. Hij ging dieper in op de enorme uitdagingen waarvoor de Zuid-Afrikaanse filmindustrie staat na het einde van de apartheid. Afrekenen met het traumatische verleden en uitbreken uit het culturele isolement, maar ook optornen tegen de dominantie van de Hollywoodproducties in de grote commerciële filmcomplexen.
Zonder overheidsinitiatieven lukt het niet
Volgens Michael Auret, die als Zuid-Afrikaans filmproducer de realiteit goed kent, is de markt te klein om leefbaar te zijn, ondanks het feit dat Zuid-Afrika veel meer eigen financieringsmogelijkheden heeft dan welk ander land in Afrika ook. Zonder overheidsinitiatieven met aftrekbare belastingen voor investeringen in de eigen filmindustrie zal het niet lukken.
Toch kan Zuid-Afrika terugblikken op enkele succesrijke producties die in de prijzen vielen op internationale filmfestivals. In Leuven waren onder meer Shirley Adams, het donkere sociaal-realistische filmdebuut van Oliver Hermanus, en vooral Life Above All van Oliver Schmitz, sterkhouders van het voorbije programma.
Film kan taboes doorbreken
Life Above All vertelt het aangrijpende verhaal van de 12-jarige Chanda, een briljante leerlinge wier leven grondig door elkaar wordt geschud als haar kleine zusje sterft aan een ‘onbekende ziekte’. Als korte tijd later ook haar moeder ernstig ziek wordt, moet zijn niet alleen het huishouden beredderen, maar vooral vechten tegen de vooroordelen en taboes die nog altijd rond aids hangen in grote delen van de Zuid-Afrikaanse post-apartheidsamenleving.
De ijzersterke acteerprestaties van de hoofdrolspelers maken er een film van die beklijft. En die bovendien waarschijnlijk veel meer kan doen om het thema aids bespreekbaar te maken dan dure voorlichtingscampagnes.
Of hoe geld voor film ook ontwikkeling ten goede kan komen. Kunst en ontwikkeling hoeven elkaar dus niet uit te sluiten. Een filmfestival kan het draagvlak vergroten, zonder dat we meteen wonderen mogen verwachten. Want die gebeuren alleen in de film …
(*) Guido Convents, Imagens & realidade. Os Moçambicanos perante o cinema e o audiovisual. Uma história político-cultural do Moçambique colonial até a República de Moçambique (1896-2010), een uitgave van Dockanema (Maputo) en Afrika Filmfestival (Leuven), 2011, 750 p. (met steun van Fonds Pascal Decroos, VAIS, ACP, Signis en Amigos de Moçambique).
Het boek wordt op 28 april in pré-première in Maputo voorgesteld. Vanaf 30 april zal het officieel worden gelanceerd met een persconferentie op de Boekenbeurs van Maputo. In september en oktober volgen dan België en Lissabon.