“De goedkoopste redding ooit.” Met die intussen legendarische woorden klopte de Ierse minister van Financiën Brian Lenihan zichzelf op de borst in oktober 2008. De Ierse regering had zich garant gesteld voor spaargeld en schulden van Ierse probleembanken. De blufpoker om ze uit de gevarenzone te halen, draaide verkeerd uit. De Ierse banken bezweken onder hun schulden na het uiteenspatten van een vastgoedzeepbel.
De overheid deelt mee in de klappen. Ze pompte al 50 miljard in de drie grootste banken. Dat volstond niet. De Europese Centrale Bank (ECB) ontleende nog eens 130 miljard euro. De Europese redding die daarvoor nu in de plaats komt, zou opnieuw een slordige 50 miljard naar de banken doorsluizen. De schulden van de Ierse private banken, waarvoor een overheid die het niet kón zich borg stelde, komen nu in Europese handen. Gevolg: Europees geld moet de Ieren toelaten hun eigen banken verder te nationaliseren. Nu al is Anglo Irish voor 100% in overheidshanden, Bank of Ireland voor 36% en Allied Irish Banks voor 18%.
De schuldencrisis van Zuiderse landen uit de jaren ’80 en ’90 geeft niet al te veel hoop op een gemoedelijke afloop voor Ierland, nu het in handen valt van buitenlandse crediteuren en het IMF. Alle beslissingen die er toe doen, de overheidsinkomsten en -uitgaven, zullen nauwgezet opgevolgd en aangestuurd worden. Verkiezingen riskeren uit te draaien op onrust of een verplicht nummertje waarna een regent aan het roer komt die een koers vaart die al van tevoren vast ligt. In het geval van Ierland ruwweg 2/3 besparingen en 1/3 nieuwe belastingen om het begrotingstekort van 32% tegen 2014 onder de 3% te krijgen. De Ierse begroting voor 2011 voorziet bijvoorbeeld besparingen van om en bij de 6 miljard euro. De regering wil stevig snoeien in de lonen, werkloosheidsuitkeringen en pensioenen van Jan modaal.
De hele crisis maakt het gevaar van financiële instellingen die te groot zijn om te falen opnieuw pijnlijk duidelijk. Als zulke grootbanken dreigen over kop te gaan, moet de overheid inspringen. De nasleep van die redding kan de soevereiniteit ondermijnen. Wat “moral hazard” wordt genoemd, is in het geval van landen zoals IJsland, Ierland of België eerder staatsondermijnend financieel gedrag. Financiële instellingen nemen beslissingen waarbij ze erop rekenen de winsten zelf te kunnen claimen maar de verliezen te kunnen afwentelen op de staat. De balans van Fortis, Dexia en KBC was in 2008 meer dan vijf maal groter dan het Belgisch BNP. Een vergelijkbare onevenwicht tussen bankbalansen en nationaal product, ontwricht momenteel de Ierse staatsfinanciën.
Het antwoord vanuit het beleid op de financiële crisis van 2008 boezemt weinig vertrouwen in. Zouden de iets strengere kapitaalvereisten voor financiële instellingen (Basel 3) de Ierse crisis voorkomen hebben? De twee grootste Ierse banken slaagden zelfs voor de Europese stress tests! Bank of Ireland claimt een core Tier 1 kapitaalratio van 8% te hebben Ze zou daarmee niet in de problemen mogen komen, maar moet evengoed gered worden. In het geval van kleine landen lijkt er weinig anders mogelijk dan het opsplitsen van de te grote instellingen. Daarbij kunnen de spaarbanken van de investeringsbanken en verzekeraars gescheiden worden.
Vele bescheiden banken in kleine landen en enkele mastodonten in de grote landen zijn echter geen aantrekkelijk toekomstbeeld. Vele kleintjes kunnen met te veel zijn om te falen, als ze allen in dezelfde zeepbel zitten. Het parcours van de grootbanken in de VS anderzijds was desastreus. De overheid ging er dan wel niet overkop, de rest van de wereld kreeg het risico doorgeschoven van de foute bankparktijken.
Dat komt doordat het winstmotief vaak geen goede prikkel is in de financiële sector. Het winstmotief drijft ondernemingen tot innovatie. Maar zoals nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz aantoont in zijn boek Vrije Val is de innovatie in de financiële sector telkens weer gericht op het bedenken van nieuwe vormen om het risico van het rendement af te splitsen. De situatie waarbij het risico in de bank blijft en de winst ruimhartig wordt verdeeld onder de armen, heeft zich nog maar zelden voorgedaan. Het omgekeerde een paar keer te veel.
Banken zijn nodig om kredieten te verstrekken en de economische activiteit aan te vuren. Het is onduidelijk hoe de financiële innovaties in en deregulering van de financiële sector tijdens de laatste decennia heeft bijgedragen tot het vervullen van die essentiële taak. Integendeel, de risico’s die genomen werden op financiële markten staan in schril contrast met de risico’s die banken durfden te nemen bij het financieren van ambitieuze projecten of avontuurlijke KMO’s. De reden ligt voor de hand, het financiële marktspel was veel meer winstgevend op korte termijn. Maar zoals we ondertussen weten, ook oneindig meer risicovol en waarde vernietigend.
We moeten dus op zoek naar andere prikkels dan het winstmotief om vinnige financiële instellingen te creëren. Daarvoor is nog een andere reden. Het wordt steeds duidelijker dat groene investeringen, nodig om de klimaatverandering tegen te gaan en jobs te creëren, vaak geen marktconform rendement halen. Financiële Instellingen die met indrukwekkende winstcijfers moeten concurreren voor de gunst van aandeelhouders, kunnen ze bijgevolg niet doen.
Onze verbeelding van hoe het anders kan, loopt echter nog steeds vast op de schrikbeelden van politisering en bureaucratisering. We kunnen ons moeilijk een financiële sector voorstellen waarin publieke spelers een positieve rol spelen zoals in de mediasector. Maar de realiteit is ons voor. De toxische banken lopen met hun miljardenschulden naar de overheid toe en laten zich gewillig nationaliseren. De gezonde ‘grootbanken’ van hun kant blijven een gevaar voor democratische staten. Het zou een moeilijk te vergeven misser zijn als de overheid er te midden van die ellende niet in slaagt het maatschappelijk belang opnieuw centraal te stellen in de financiële sector.
Mathias Bienstman is medewerker van Netwerk Vlaanderen vzw.