De Raad van State schorst het algemeen verbod op het dragen van uiterlijke levensbeschouwelijke tekens door leerlingen, dat de Raad van het GO! uiterlijk op 1 september 2011 in het gemeenschapsonderwijs wilde instellen. Tevens stelt de Raad in het arrest dat een prejudiciële vraag moet gesteld worden aan het Grondwettelijk Hof over de bevoegdheden van de Raad van het GO! .
Het verzoekschrift werd namens een leerling opgesteld door meesters Stefan Sottiaux en Joos Roets van advocatenkantoor Stibbe, die deze complexe zaak ook hebben gepleit voor de Raad van State. Volgens beide advocaten stuitte de beslissing van de Raad van het GO! op heel wat grondwettelijke bezwaren. De Raad van State is op deze bezwaren ingegaan.
Artikel 24 van de Grondwet bepaalt dat enkel het democratisch verkozen parlement de essentiële aspecten van het onderwijs kan regelen. De Raad van State is nu van oordeel dat een principieel verbod op levensbeschouwelijke kentekens op een absolute wijze de toegang tot het gemeenschapsonderwijs kan verbieden aan een categorie leerlingen. Volgens de Raad raakt de beslissing van het GO! bovendien niet enkel aan de passieve onderwijsvrijheid – met name, de vrije schoolkeuze of het recht van ouders om voor hun kind vrij de aard van de opvoeding te kiezen – maar lijkt de beslissing ook in te grijpen op de godsdienstvrijheid van de leerlingen en hun ouders. De Raad van State overweegt tevens dat de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs “een grondwettelijk geconsacreerd maatschappelijk goed is, waarvan mag worden verwacht dat het de democratische vertegenwoordigers van die samenleving zijn die aan de evoluerende betekenis ervan uiting moeten geven”.
De Raad van State beslist daarom om over de zaak een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof. Het Grondwettelijk Hof zal dienen uit te maken of de Raad van het GO! wel bevoegd is in deze kwestie, dan wel of het Vlaams Parlement zich zal moeten uitspreken over de wenselijkheid van een algemeen verbod op het dragen van levensbeschouwelijke kentekens in het Gemeenschapsonderwijs.
Met dit arrest volgt de Raad van State de argumentatie van BOEH!, dat samen met een leerling die een hoofddoek draagt, een zaak had aangespannen tegen de beslissing van het GO! .
Volgens meester Sottiaux bevestigt dit arrest de blijvende kracht van onze oude Grondwet: elke nieuwe generatie en elke nieuwe gemeenschap kan zich op haar principes beroepen. De grondleggers van onze staat in 1831 hadden wellicht niet onmiddellijk een hoofddoek voor ogen toen zij de onderwijsvrijheid afkondigden en het legaliteitsbeginsel verankerden. Dat betekent echter niet dat aanhangers van de Islam zich niet op dezelfde bepalingen kunnen beroepen als andere gelovigen.
Hierbij is het uitgangspunt van BOEH! feministisch: het is aan vrouwen en meisjes om te beslissen of ze een hoofddoek dragen of niet en de samenleving van vandaag dient zich zo te organiseren dat vrouwen en meisjes van deze vrijheid, die zowel hun vrouw-zijn als hun godsdienstige beleving betreft, kunnen genieten. De vaak aangehaalde neutraliteit van de overheid wordt volgens BOEH! niet geschonden door het dragen van levensbeschouwelijke tekens en kan perfect gewaarborgd worden door het afspreken van gedragsregels. Volgens BOEH! is het veel zinvoller zich daarop toe te leggen dan op het instellen van algemene verboden.
BOEH! hoopt dat met de uitspraak van de Raad van State het maatschappelijk debat over deze kwestie nu op een ernstige manier zal plaatsgrijpen met betrokkenheid van alle partijen. BOEH! roept de bevoegde minister Pascal Smet daarom op om een eindelijk een initiatief te nemen.
BOEH!