Belgisch Congobeleid mag ruimere regionale context niet negeren. President Kagame van Rwanda (links) ontmoet zijn collega Kabila van Congo (rechts)

 

Opinie, Afrika, Politiek, België, Congo, Belgisch Congobeleid, Reyntjens, De Gucht, Vanackere, Donoren -

Populistische randfenomenen verbergen echte inzet Congobeleid

De centrale kwestie voor een Congobeleid is hoe het land weer een minimale staat wordt, niet de populistische randfenomenen. Zonder staat geen ontwikkeling noch stabiliteit. De donoren van Congo moeten samenwerken. Dat schrijft prof. Filip Reyntjens in een opiniestuk in De Tijd.

woensdag 14 april 2010 11:36
Spread the love

Als Congo de jongste tijd de Belgische media haalt, gaat het over de aanwezigheid van de koning bij de viering van vijftig jaar onafhankelijkheid, het nuttigen van fruitsap op het buitengoed van president Joseph Kabila, of het al dan niet defileren van Congolese militairen op de kasseien van het Paleizenplein.

In de politieke debatten over die thema’s valt op dat alles te maken heeft met binnenlandse politiek en erg weinig met Congo, zijn toekomst en zijn volk.

Het is geen toeval dat de federale oppositiepartijen SP.A en Vlaams Belang samen front hebben gevormd tegen het koninklijk bezoek. De aard van het debat verborg ook de echte inzet: volgens de tegenstanders zou de aanwezigheid van de koning het Kabila-regime versterken. Maar niemand stelt zich de vraag of de officiële Belgische bilaterale ontwikkelingshulp (75 miljoen euro per jaar) niet een veel belangrijker steun is.

De Gucht

Toen ex-eurocommissaris voor Ontwikkelingssamenwerking Karel De Gucht (Open VLD) uithaalde naar Steven Vanackere (CD&V), zijn opvolger op Buitenlandse Zaken, omdat die ‘te goede maatjes’ zou zijn met Kabila, zei hij niets over de hulp van Europa. Dat is nochtans veruit de grootste bilaterale donor van Congo.

De debatten over randfenomenen maken het mogelijk de centrale vraag te ontlopen. Hoe wordt Congo weer een minimale staat die zijn territorium fysiek en administratief controleert, die van de fiscaliteit en de opbrengst van zijn natuurlijke rijkdommen opnieuw een publiek goed maakt en die werkt volgens de principes van de rechtsstaat? Zonder die elementaire staatsopbouw komt er in Congo geen ontwikkeling en komt er in de regio geen stabiliteit.

“De debatten over randfenomenen maken het mogelijk de centrale vraag te ontlopen.”

Indien dit als centrale inzet wordt erkend, worden de contouren van een beleid meteen duidelijk. Dan wordt ook duidelijk dat populistische remedies, bijvoorbeeld ‘dat niet moet worden samengewerkt met de staat, maar met de Congolese bevolking en het middenveld’, geen hout snijden. Hoewel de civiele maatschappij ongetwijfeld een rol te spelen heeft, wordt een staat niet opgebouwd buiten (of tegen) de staat.

Donorconsortium

Natuurlijk zal die inspanning veel tijd, geld en expertise vragen, nadat de Congolese staat gedurende ruim 35 jaar gestaag is afgebroken. Het zal ook de inzet vergen van de Congolese politieke klasse, die staatsopbouw niet noodzakelijk ziet sporen met haar eigenbelang. En tenslotte is het ook vanzelfsprekend dat donoren deze gigantische taak niet in verspreide slagorde aankunnen.

Concreet betekent dit dat de voornaamste donoren, en dat zijn er amper een half dozijn, zich moeten organiseren in een consortium dat met de Congolese regering duidelijke afspraken maakt over een globaal stappenplan. Dat plan, waarvan Congo de ‘mede-eigenaar’ moet zijn, zou over een periode van bijvoorbeeld vijf jaar op een tiental domeinen van staatsopbouw concrete indicatoren van vooruitgang kunnen vastleggen.

Die indicatoren worden dan om de zes maanden gezamenlijk geëvalueerd door het consortium en de Congolese regering. Op die manier kan een robuuste, op afspraken gebaseerde politieke dialoog worden gevoerd, die kan leiden naar bijsturingen en zelfs, indien nodig, naar sancties.

Hoewel er tegenwoordig, ook in Congo, meer donorcoördinatie bestaat dan vroeger, gaat die vooral over sectorale ingrepen en niet over een globale aanpak. Donoren houden niet spontaan van consortia, omdat de bilaterale hulp dan minder zichtbaar wordt en het moeilijker is de nationale vlag te planten.

Een programma van staatsopbouw is ook minder geschikt om bordjes te hangen met de mededeling: ‘Don du peuple belge’. Maar als we werkelijk begaan zijn met de toekomst van Congo en de Congolezen, moeten we voor zo’n aanpak kiezen.

“Donoren houden niet spontaan van consortia, omdat de bilaterale hulp dan minder zichtbaar wordt en het moeilijker is de nationale vlag te planten.”

Afrikanota van de regering

De regering kondigt een ‘Afrikanota’ aan, die in de komende maanden het licht zou moeten zien. Ik heb in de voorbije kwarteeuw al enkele van die nota’s gezien. Ze waren behoorlijk algemeen en ze hebben het beleid amper gestuurd.

Overigens betekent in de Belgische context een ‘Afrikanota’ eigenlijk een ‘Midden-Afrikanota’, en we kunnen van onszelf ook niet meer verwachten. Maar dat betekent wel dat ons Congobeleid moet worden gesitueerd in een ruimere regionale context, en dat we ook voor Rwanda en Burundi, twee gevaarlijke kleine landjes die grenzen aan het volatiele en zwakke oosten van Congo, moeten opteren voor de consortiumbenadering die ik heb bepleit voor Congo.

Ook daar moet een goed doordacht stappenplan komen, indien we willen vermijden dat de inspanning die we in één land doen wordt tenietgedaan door de implosie van een ander.

Filip Reyntjens

Filip Reyntjens is hoogleraar aan het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid (IOB) van de Universiteit Antwerpen en Afrika-expert.

Vorig jaar verscheen van hem de Nederlandse vertaling van zijn magistrale boek De Grote Afrikaanse Oorlog. Congo en de regionale geopolitiek 1996-2006, uitg. Meulenhoff-Manteau, ISBN 9789085421733.

Dit opiniestuk verscheen op 3 april 2010 in De Tijd onder de titel ‘Aanzet voor een Belgisch Congobeleid’.

take down
the paywall
steun ons nu!