Investeerder-Staat Arbitrage: hoe onze rechtspraak geprivatiseerd wordt in de handelsakkoorden

Investeerder-Staat Arbitrage: hoe onze rechtspraak geprivatiseerd wordt in de handelsakkoorden

woensdag 11 maart 2015 02:06
Spread the love

De vrijhandelsakkoorden die de Europese Unie momenteel onderhandelt met Canada (CETA) [1] en de Verenigde Staten (TTIP) [2]
zijn om verschillende redenen een gevaar voor onze samenleving.
Weinigen zijn evenwel zo gevaarlijk voor de functionering van ons
democratische systeem als het Investeerder-Staat Arbitrage (ISA) mechanisme. Lees vooral verder, en word boos. Heel boos.

Deregulering voor multinationals

De
onderhandelingen tussen de EU en de Verenigde Staten voor het Trans
Atlantisch Handels- en Investeringsverdrag zijn van start gegaan in Juli
2013. Onderhandelaars aan beide zijden van de Oceaan hebben
herhaaldelijk gemeld dat het doel van de onderhandelingen harmonisering
van wetten dient te zijn. Het aanpakken van deze wettelijke obstakels
voor handel wordt aan het grote publiek verkocht als de oplossing voor
de huidige economische en financiële crisissen, omdat het zal bijdragen
tot de economische groei en de creatie van jobs. Er zijn evenwel geen
studies die ons duidelijk aantonen wat de voordelen zijn. Wat we wel
merken is dat deze harmonisering de facto zal leiden tot een
deregulering, waarbij de minst hinderlijke wetten de nieuwe maatstaf
zullen vormen voor de multinationals. Milieuwetgeving,
consumentenrechten en gezondheidsregels die voorzien in de bescherming
van burgers aan beide kanten van de Atlantische Oceaan worden behandeld
alsof ze een hindernis zijn voor groei en handel, meer dan iets anders.
Er wordt dan ook door de grote lobby’s gepleit voor het afschaffen van
deze wetten om de economische voordelen niet mis te lopen. In die zin
worden de soevereine democratische rechten van de Staten om wetten te
ontwikkelen, het zogenaamde “right to regulate” serieus onder druk
gezet, en de Investeerder-Staat Arbitrage (ISA) mechanismen zijn hier de
exponent van.

ISA’s
worden onderhandeld als onderdelen van vrijhandelsakkoorden of
bilaterale investeringsakkoorden die buitenlandse investeerders de
rechten geven om nationale overheden in internationale arbitragehoven
aan te klagen. Op die manier kunnen ze financiële compensatie eisen als
ze het gevoel hebben dat hun investeringspotentieel, en de daaraan
verbonden winsten, gehinderd worden door regelgeving of
beleidsveranderingen die zijn ingevoerd op het nationale niveau. Deze
rechtszaken worden afgehandeld door geheime en externe
arbitragehoven die het nationale rechterlijke systeem volledig
veronachtzamen. De eisen die gesteld worden door deze schaamteloze
multinationals kunnen oplopen tot in de miljarden en betekenen enorme
schulden voor de overheidsfinanciën van landen die veroordeeld worden.
Met andere woorden zorgt ISA er dus voor dat bedrijven het soevereine
recht wetten te stemmen ondergraaft, en de commerciële belangen, zonder
rekening houden met het publieke belang, laat primeren.

Dit
artikel gaat na waar dit systeem de democratie met voeten treedt en
presenteert enkele schandalige zaken waar wetten voor het algemeen nut
gesneuveld zijn onder druk van het grote geld.

Voorgeschiedenis

De Investeerder-Staat Arbitrage of ISDS (naar het acroniem van het Engelse Investor-State Dispute Settlement)
is geen nieuw gegeven. Toen in 1957 Dr. Herman Abs, de toenmalige
voorzitter van de Deutsche Bank en Lord Hartley Shawcross, voormalige
Brits Procureur Generaal samen kwamen ter gelegenheid van een
vergadering van Europese ondernemers en advocaten gespecialiseerd in
handelsrecht, werd er gepraat over de nood om buitenlandse investeringen
te beschermen tegen onvoorziene maatregelen, en zo de handelsrelaties
tussen landen te verbeteren. In 1959 werd de Abs-Shawcross Consensus
goedgekeurd te Keulen, en werden de eerste grondslagen gelegd voor een
arbitrage systeem dat als ultieme rechterlijke arbiter de belangen van
de Europese industrie diende te overzien. Het gaf in zekere zin private
bedrijven plots de status van onafhankelijke landen op basis van hun
juridische macht.

Ondanks
de goedkeuring van de Consensus in 1959 werden er tussen landen nog
niet onmiddellijk akkoorden afgesloten die deze ISA clausules opnamen in
hun juridische teksten. Pas eind de jaren ’60 begonnen de eerste
Europese landen in hun investeringsakkoorden met ontwikkelende landen,
vaak voormalige kolonies en dus ontwikkelingslanden, deze
clausules op te nemen, onder andere Nederland met Indonesië. Waar de
economische lotsbestemming tot de dekolonialisering steeds in handen had
gelegen van de Europese mogendheden waren de economische investeringen
van de grote financiële Europese centra nu afhankelijk van de
beslissingen die genomen werden door regeringen die zich lieten leiden
door nieuw gedefinieerde nationale of democratische belangen. Waar de
economische mogendheden voordien steeds militair konden tussenkomen
wanneer belangen van bedrijven bedreigd werden door opstanden of
verschuivingen in de interne politiek in de kolonies, dienden de
dwingende interventies van landen nu doorheen een andere vorm van
institutionalisering te gaan. Het ontstaan van de juridische
beschermingsmaatregelen zoals de ISA-mechanismen is de verderzetting van
eigendomsverhoudingen en de macht van de klassen.

Onder
impuls van de deregulering en het minimaliseren van de rol van de staat
werd het ISA een grotere aanwezigheid in de investeringsrealiteit. De
groeiende interesse van Verenigde Staten in de jaren ’80 voor ISA en de
ineenstorting van het Oostblok leidde tot een noodzaak aan
“investeringszekerheid”. Daardoor kwam er meer aandacht aan ISA. Zowel
in Latijns-Amerika als ten oosten van Berlijn hadden regeringen plots
nood aan geloofwaardigheid. Het aantrekken van buitenlandse
investeringen, het opbouwen van kapitaal, en het inschakelen in het
kapitalistische systeem in tijden van economische contracties leidde er
toe dat de landen traag maar gestaag investeringsakkoorden begonnen af
te sluiten met landen uit de Europese Economische Gemeenschap of de
Verenigde Staten. Tot midden de jaren ’90 ging deze groei gestaag, met
gemiddeld een 5-tal akkoorden per jaar. Toen in 1994 het Noord
Amerikaanse Vrijhandelsakkoord (NAFTA ) het licht zag gingen de grote
advocatenkantoren overal ter wereld zich in de zaak interesseren en
tegen 1996 explodeerde de marktin investeringsakkoorden.
Als een land een handtekening nodig had bij het bezoek van een Europees
hoogwaardigheidsbekleder, werd er een investeringsakkoord opgesteld
voor de foto-sessie. Nationale vertegenwoordigers die betaald werden per
onderhandeld akkoord, zoals het geval was in Zuid-Afrika, namen de
verantwoordelijkheid op zich om zo veel mogelijk akkoorden af te
sluiten, en de markt rond de vrijhandelsakkoorden werd een industrie,
met gespecialiseerde advocaten die duizenden euro’s per uur aanrekenden.

Tussen
1996 en vandaag werden er niet minder dan 2750 investeringsakkoorden
ondertekend, het merendeel bilaterale akkoorden tussen 2 landen. Deze
2750 vertegenwoordigen ongeveer 20% van de huidige investeringsstromen.
Om de volledige planeet te verbinden via deze investeringsdeals zouden
er zo’n 19.000 teksten ondertekend moeten worden. Wat we evenwel zien is
dat de geschiedenis van investeringsakkoorden met arbitrage-mechanismen
voornamelijk ontwikkelde economieën verbond met ontwikkelingslanden of
transitielanden in asymmetrische akkoorden. Daar komt nu evenwel zeer
snel verandering in.

De
acroniemensoep TTIP, TPP, CETA, EU-China BIT, US-China BIT,
Canada-China FIP zijn 6 akkoorden die op dit moment onderhandeld worden
die een verschuiving aangeven naar de inclusie van investeringsakkoorden
tussen grote economische mogendheden en ontwikkelde landen. Deze
verschuiving zal er voor zorgen dat meer dan 80% van de globale
investeringsstromen door investeringsakkoorden geregeld zullen worden.

 

Het vervangen van rechters door arbiters

Investeerder-Staat
Arbitrage tribunalen – zoals er ondertussen bestaan binnen de Wereld
Bank Group (ICSID – International Centre for Settlement of Investment
Disputes), of ad hoc, volgens de regels vastgelegd door UNCITRAL
(Verenigde Naties Commissie voor Internationaal Handels Recht) – komen
voort uit een overtuiging dat de nationale juridische macht geen
onafhankelijke arbiter kan zijn in handelsconflicten. Ironisch genoeg is
dit gebrek aan onbewezen onafhankelijkheid opgeschoven naar een
duidelijk belang, en betrokkenheid van de arbiters in de context van
ISA. Onder ISA wordt een tribunaal opgesteld waarvan 1 arbiter gekozen
wordt door de investeerder, 1 arbiter door de staat die aangeklaagd
wordt, en de derde arbiter door beiden.

Arbitragehoven
verschuiven zo de rechterlijke macht van zowel nationale als
internationale rechtbanken naar ad hoc tribunalen waar de zetelende
arbiters (en dus niet rechters!) dit doen met een winstoogmerk. Het
arbitragesysteem, zoals geïllustreerd een relatief nieuw gegeven, heeft
bovendien geen juridische grondslag die deze verschuiving van
rechterlijke macht kan legitimeren. Een kleine groep individuen,
gedomineerd door private advocaten (60%) – die kunnen overschakelen van
een rol als arbiter naar juridisch adviseur voor private klanten
afhankelijk van de rechtszaak – ondermijnt de onafhankelijkheid. De
procedures en machten die bovendien aan deze arbitrage mechanismen
worden toebedeeld schieten ruim te kort wat betreft juridische
onafhankelijkheid en het recht op een eerlijk proces.

De
machten die deze arbiters worden toebedeeld zijn zodanig uitgebreid dat
ze de volledige juridische grenzen van de soevereine staat kunnen
bepalen, en zodoende de wetgevende, uitvoerende of rechterlijke macht
van een onafhankelijke staat beknotten, enkel en alleen gebaseerd op de
onduidelijke en vage verwoordingen die in investeringsakkoorden staan
opgetekend. De arbitrageprocedures kunnen leiden tot het toekennen van
potentieel gigantische sommen geld aan private actoren, veelal
multinationals. Bovendien worden de beslissingen van deze arbitragehoven
ondersteund door een systeem van afdwinging dat sterker is dan dat van
nationale of internationale rechtbanken. Bovendien is er amper of geen
juridische herzieningsprocedure mogelijk. De gemiddelde kost per ISA
zaak wordt geschat rond de $8 miljoen. Deze kosten kunnen niet
gerecupereerd worden als de andere partij de zaak verliest, en worden
dus met belastinggeld betaald. De arbiters hebben bovendien de
discretionaire macht om te beslissen of een zaak al dan niet juridische
grond heeft om bestudeerd te worden. Zoals aangegeven zijn de advocaten
die zich hierover uitspreken dezelfde die in gelijkaardige zaken dienen
te pleiten of die collega’s hebben in een kantoor die rond dezelfde zaak
werken.

Er
is geen juridische grond die aangeeft waarom nationale rechtbanken niet
goed geplaatst zouden zijn om te oordelen over handelsgeschillen tussen
landen zoals Canada, VS of de EU. Alles wijst er op dat de opname van
ISA niets meer is dan het voorzien van absurde privileges voor
investeerders, privileges die veel verder gaan dan die voor andere leden
van de maatschappij of de economie. Het betreft hier met andere woorden
het toebedelen van een speciale status aan de de facto grootste
bedrijven ter wereld dat hen een comparatief voordeel zal opleveren in
vergelijking met het publieke belang en tegelijkertijd oneerlijke
concurrentie voor andere bedrijven die minder kapitaalkrachtig zijn.

Ontbrekende institutionele beschermingsmaatregelen

Bij
arbitrageprocessen gevoerd voor een ISA-hof ontbreekt het aan het
principe van procedurele eerlijkheid. Het is namelijk zo dat bij ISA
enkel de positie van de regering die ter verantwoording wordt geroepen
vertegenwoordigd wordt, samen met die van de buitenlandse investeerder.
ISA’s laten op die wijze niet toe dat de posities van andere betrokkenen
gehoord worden. Regionale overheden, lokale investeerders, minderheden
of inheemse bevolkingen, een onafhankelijk rechtspersoon die een
juridische, economische of ander belang heeft in de uitkomst van de
zaak, komen niet aan het woord. Deze instantie of persoon zal enkel nog
maar zijn of haar mening kunnen overbrengen door middel van een
geschreven submissie, die behandeld wordt op discretie van het hof. ISA
laat dus niet toe dat er een eerlijke vertegenwoordiging is van die
belangen.

Zoals
reeds aangegeven werkt het ISA via een systeem met een winstoogmerk.
Traditionele waarden ter waarborg van de onafhankelijkheid in het
juridische systeem worden veronachtzaamd. Zo is er geen vaste benoeming
en zijn de arbiters in deze zaken niet meer of minder dan advocaten die
tijdelijk zijn aangesteld. Erelonen worden niet uitgekeerd los van de
resultaten van de arbitrage en parallel juridisch werk door de arbiters
wordt niet uitgesloten, wat kan leiden tot belangenvermenging. Bovendien
is er geen objectieve methode ontwikkeld die onpartijdig zaken
uitbesteedt. Dit gaat regelrecht in tegen de rechterlijke principes van
een eerlijk proces, en bovendien worden belangenconflicten aangemoedigd.

Occidental Petroleum Corporation Vs Ecuador.

In
2006 beëindigde Ecuador de concessie met Occidental Petroleum
Corporation nadat Occidental 40% van zijn productierechten had verkocht
aan een ander bedrijf zonder tegemoet te komen aan de haar contractuele
verplichting om goedkeuring van de regering te vragen voor deze
transactie. Occidental ging in tegen deze beslissing, en klaagde,
gebruikmakend van de ISA provisies in het VS-Ecuador Bilateraal
Investeringsakkoord de Ecuadoraanse Staat aan. Het arbitragehof besliste
dat Ecuador de inkomstenprojecties en investeringszekerheid van
Occidental had geschonden en kende een bedrag van $1,77 miljard toe.

In
het ISA model dat vooropgesteld is binnen CETA en TTIP wordt de
beslissingsmacht toegeschreven aan een uitvoerend persoon die beslist
wie er in een welbepaalde zaak arbiter wordt. In dit geval gaat die
macht naar de Secretaris Generaal van ICSID, een deel van de Wereld Bank
Groep, en in het geval van een annulering naar de President van de
Wereld Bank. Beide posities zijn nauw verbonden aan de administraties
van de V.S., met o.a. drie voormalige Vice-Ministers voor Defensie die
de post hebben opgenomen. [3]
Het lijkt er dan ook op dat het TTIP in weinig verbloemde beslissingen
probeert om conflicten in een pro-VS forum te kanaliseren. Bovendien
hebben 15 arbiters, uit ofwel de EU, de VS of Canada de uitspraken
geleverd in 55% van alle conflicten gebaseerd op investeringsakkoorden.
In 2011 waren er bijvoorbeeld drie internationale bedrijven
verantwoordelijk voor 130 investeringsakkoord-zaken. [4]

Er
bestaat geen systeem van juridische supervisie om potentiële juridische
of feitelijke fouten van de arbiters op te volgen. Mocht een
buitenlandse investeerder bovendien een staat vervolgen onder de
ICSID-regels, breidt dit flagrant gebrek aan juridische controle zich
bovendien uit tot fouten in de rechtspraak en grote procedurele
misstappen.

Het
is duidelijk dat deze tekortkomingen schandalig zijn met betrekking de
basis vereisten van onafhankelijke en eerlijke rechtspraak. We hebben te
maken met een systeem dat duidelijk een partijdigheid aantoont en niet
toelaat om onafhankelijke rechtspraak te ontwikkelen. ISA zorgt er voor
dat nationale of regionale wetgeving en jurisprudentie gedestabiliseerd
wordt en ontneemt institutionele beschermingsmechanismen. ISA is dan ook
het enige internationale arbitragemechanisme dat op zulks een wijze
zaken tussen private instellingen en de staat regelt.

Buitenlandse investeerders worden bevoordeeld

Er
bestaan een groot aantal effectieve en procedurele voordelen waarvan
buitenlandse investeerders kunnen gebruikmaken onder ISA die niet
beschikbaar zijn voor binnenlandse investeerders of burgers. Dit heeft
directe gevolgen voor enkele van de basisprincipes waarop onze
rechtsstaat is gestoeld. Een aanval op een gelijke toegang tot justitie,
regelgevende flexibiliteit, democratische aansprakelijkheid,
rechterlijke onafhankelijkheid en marktefficiëntie zijn maar enkele
basis principes die door ISA op de helling worden gezet.

Zoals
vermeld ligt de kostprijs van een ISA rechtszaak rond de $8 miljoen.
Dit betekent dat enkel grote buitenlandse investeerders, in de vorm van
grote transnationale bedrijven, de financiële armslag hebben om zulks
een rechtszaak aan te spannen. Op deze wijze wordt het recht gegeven aan
multinationale bedrijven om internationale zaken in te spannen tegen
staten zonder verplicht via de nationale of regionale rechtbanken te
passeren. Enkel buitenlandse investeerders zijn onder ISA vrijgesteld
van de verplichting om de nationale rechtsinstellingen uit te putten.
Bovendien zullen sommige landen, voornamelijk ontwikkelende landen
sneller de stap zetten om sociale of milieubeschermende wetten te
vermijden, uit vrees dat ze onder ISA aangevallen zouden kunnen worden.

ISA
gaat er dus impliciet van uit dat geen enkel nationaal rechtssysteem
voldoet aan de noden van buitenlandse investeerders. Dit is uiteraard
een gigantische vergissing, zelfs als men er van uit gaat dat ISA een
terdege oplossing zou aanreiken. In de TTIP context hebben investeerders
al uitgebreide beschermingsmechanismen zowel in Noord Amerika als in de
EU, in rechtbanken die institutioneel onafhankelijk zijn, en
procedureel gesproken apart staan van de belangen. In die zin lijkt het
er dan ook op dat een voorstel ten behoeve van ISA er voornamelijk toe
dient om een indirecte aanval te lanceren tegen de rol van rechtbanken,
en situaties waar buitenlandse bedrijven zich niet akkoord verklaren met
iets dat een legislatuur, regering of rechtbank zou kunnen beslissen
zoals in het geval van Phillip Morris tegen Uruguay.

 

Philip Morris vs Uruguay

Nadat
Phillip Morris, de tabaksgigant in 2010 zijn internationaal
hoofdkwartier verplaatste van de VS naar Zwitserland spande het bedrijf
een zaak aan tegen Uruguay onder het Zwitsers-Uruguayaans bilateraal
investeringsakkoord. Ondanks het feit dat het akkoord duidelijk
onderlijnt dat het niet gebruikt zal worden tegen maatregelen ter
bescherming van de volksgezondheid. Desalniettemin heeft Phillip Morris
gebruik gemaakt van de ISA provisies binnen het akkoord om enkele
anti-tabaksrichtlijnen van Uruguay aan te klagen. Phillip Morris heeft
onder andere de gezondheidswaarschuwingen voor sigarettenpakjes
(waaronder grafische vereisten) aangeklaagd, evenals de richtlijn die
het zou verbieden om onder een merknaam verscheidene producten te
verkopen (bijv. Light/Menthol/Gold etc…). Hoewel de zaak nog steeds
hangende is, illustreert het zeer duidelijk hoe investeringsakkoorden en
ISA gebruikt kunnen worden om richtlijnen ter bescherming van de
volksgezondheid aan te klagen op basis van winstprincipes.

Het
dreigen met een ISA rechtszaak kan bovendien leiden tot de beïnvloeding
van regeringen door de multinationals. ISA laat buitenlandse bedrijven
toe om eisen te lanceren en juridische argumenten naar voor te brengen,
wat bedrijven een directe rol geeft in het samenstellen van het
beslissingstribunaal. Zo kunnen ze op zoek gaan naar vergoedingen met
terugwerkende kracht voor wetten en regulaties. In een normale
rechtszaak wordt de compensatie steeds afgewogen tegen normale
budgettaire beperkingen waarmee een staat te maken heeft. ISA arbiters
daarentegen laten toe dat buitenlandse investeerders algemene wetten
aanvallen en leggen een consequent gebrek aan respect voor verkozen
parlementen of commissies aan de dag. ISA staat dus voor een
verschuiving naar de economische belangen van buitenlandse
investeerders, en weg van de belangen van andere actoren in de
maatschappij

De
Europese Commissie heeft al geargumenteerd dat ISA de belangen van
buitenlandse investeerders beschermt. Er zijn evenwel twee fundamentele
problemen verbonden aan deze stelling[5].
Ten eerste heeft de Europese Commissie door ISA eigendomsrechten tot
hetzelfde niveau gebracht als het recht tot het reguleren van de
democratische instanties, of zelfs tot het niveau van de mensenrechten.
Er bestaat bovendien een enorme kloof tussen de bereidwilligheid die de
Europese Commissie aan de dag legt om de bescherming van investeerders
te reglementeren, en de gebrekkige bereidwilligheid die aan de dag wordt
gelegd om te reglementeren binnen de Europese Conventie voor de Rechten
van de Mens. Bovendien vermeldt de Commissie op geen enkel moment de
intrinsieke tegenstellingen tussen ISA en mensenrechten. ISA
discrimineert ten voordele van buitenlandse investeerders, tegen alle
andere actoren die beïnvloed zouden kunnen worden door de beslissingen.
In tegenstelling tot deze buitenlandse investeerders worden andere
actoren gelimiteerd tot mensenrechteninstellingen op nationaal of
regionaal vlak.

Zoals
Gus van Harten, professor en specialist in Arbitrage aan York
University, Toronto het illustreert met een hypothetische stelling, kan
deze bevoorrechtte positie van ISA leiden tot afschuwelijke doembeelden.
Als een buitenlander gefolterd zou worden door functionarissen van een
staat, zou hij slechts een internationale zaak aanhangig kunnen maken –
zonder door het nationale rechtsapparaat te gaan – als hij aandelen in
de staat heeft, en enkel en alleen als de foltering invloed heeft gehad
op zijn rol als aandeelhouder. Als een buitenlandse investeerder evenwel
lokale arbeidskrachten zou folteren, in samenwerking met de staat, zou
het voor de werknemers onmogelijk zijn om een internationale zaak in te
spannen tegen het bedrijf of diens vertegenwoordigers. Dit is een
ontegensprekelijke wanverhouding. [6]

Risico voor Europese standaarden

ISA
betekent eveneens een grote bedreiging voor de regelgevende
flexibiliteit en democratische verantwoordelijkheid van staten. ISA kan
namelijk leiden tot het ontwikkelen van een soort van retrospectieve
verordening die staten kan veroordelen tot het betalen van vergoedingen
tegen soevereine beslissingen in. Een wetgevende instantie dient dus
pro-actief te evalueren of een beslissing de moeite waard is om verder
te zetten, tegen de wil van een buitenlandse investeerder in. Dit leidt
uiteraard tot onzekerheid, en mogelijke vervolging. Eens er een wet of
een regelgeving, of juridische beslissing bestaat die een
investeringsverdrag zou benadelen, heeft de staat amper nog
mogelijkheden om financiële vervolging te vermijden. Dit heeft dus
uitgebreide gevolgen voor proactieve wetgeving.

 

Vattenfall vs Duitsland

In 2009 initieerde het Zweedse bedrijf Vattenfall een ISA procedure tegen Duitsland gebaseerd op het Energy Charter Treaty,
een internationaal akkoord dat investeringen beschermt tegen politieke
veranderingen met betrekking tot de energie sector. Vattenfall had
geïnvesteerd in de constructie van een steenkoolcentrale in de regio van
Hamburg, op de Elbe. Toen het Milieuagentschap van Hamburg de licentie
voor de centrale uitschreef met bepaalde standaarden voor het
afvalwater, stelde Vattenfall dat deze standaarden het project niet
langer winstgevend zouden maken. Door gebruik te maken van ISA provisies
eiste het bedrijf €1,4 miljard compensatie voor gedelgde inkomsten.
Omwille van het gigantische bedrag besloot de stad Hamburg te
onderhandelen met Vattenfall, en werd er uiteindelijk tot een akkoord
gekomen: een aangepaste “watergebruik licentie” werd verordend, met
beduidend lagere eisen met betrekking tot het milieu, en Vattenfall kon
verder gaan met de bouw van de steenkoolcentrale

De
goedkeuring van een akkoord dat ISA bevat zal invloed hebben op een
groot aantal domeinen. Multinationals zullen druk uitoefenen om de
Europese standaarden in verband met vervuiling, chemische regulering, of
privacy wetgeving – die hoger liggen dan die in de V.S – aan te passen.
Ook op gebieden waar de Europese wetgeving grote kosten vooropstelt
voor buitenlandse bedrijven om te voldoen aan de normen, zoals het geval
is bij het belastingbeleid of bij financiële reguleringen en in het
geval van gezondheid- of milieuwetgeving is er een sterk vermoeden dat
ISA zal leiden tot een afzwakking van de wetgeving waarbij de
bescherming van de burgers opgeofferd zal worden ten voordele van de
economische belangen van de grote multinationals.

Waar
de exploitatie van natuurlijke grondstoffen ingaat tegen de sociale
belangen heeft het gebruik van Investeerder-Staat arbitrage in het
verleden ons geleerd dat meer dan 60% van alle rechtszaken betrekking
had tot wetgeving die hinderlijk gevonden werd door het bedrijf. In
sommige gevallen kan het zelfs zo ver gaan dat een catastrofale ramp die
de publieke opinie zodanig beroert dat het politieke beleid verandert,
door de multinational in twijfel wordt getrokken, en verandering
bovendien wordt tegengewerkt, zoals de casus Vattenfall vs. Duitsland
Deel II ons leert.

 

Vattenfall vs. Duitsland Deel II

In Mei 2012 lanceerde Vattenfall een tweede internationale arbitratie tegen Duitsland onder het ISA hoofdstuk van het Energy Charter Treaty. Deze
keer zocht de Zweedse energiegigant vergoeding met betrekking tot
Duitsland’s beslissing om de oudere kerncentrales onmiddellijk te
sluiten en de overige uit te faseren tegen 2022. Deze beslissing was een
antwoord op de publieke opinie die in navolging van de Fukushima ramp
in Japan duidelijke signalen had gegeven met betrekking de gezondheids-
en milieu risico’s verbonden aan kernenergie. Hoewel de rechtszaak nog
steeds hangende is, eist Vattenfall voor ongeveer €4,7 miljard
schadevergoeding wegens de sluiting van de centrales in Krummel en
Brunsbuttel

TTIP zal ISA veralgemenen

In
maart 2014, ten gevolge van een groeiende publieke campagne tegen ISA
lanceerde de Europese Commissie een publieke consultatie over de
inclusie van ISA in het TTIP akkoord. De vragenlijst voor het onderzoek
was gebaseerd op het ISA-voorstel dat in het akkoord met Canada (CETA)
goedgekeurd werd. 149.000 mensen stuurden een antwoord op de publieke
consultatie, een overdonderende hoeveelheid. 131.000 zeiden bovendien
uitdrukkelijk NEE. Tegen september 2014, ondanks deze overduidelijke
publieke tegenkanting, kondigde de Europese Commissie desalniettemin aan
dat het EU-Canada akkoord er was gekomen met de inclusie van het ISA
mechanisme. Zo werd erg duidelijk dat de Europese Commissie, ondanks
haar publieke consultatie en de overduidelijke conclusies die hieruit
voorkwamen, geen rekening wenst te houden met de bezorgdheid en de
verzuchtingen van de civiele maatschappij.

Het
feit dat leden van de Commissie keer op keer hebben getracht om de
zorgen omtrent ISA te kalmeren, onder andere door te onderlijnen dat EU
lidstaten al investeringsakkoorden ondertekend hebben, is de realiteit
er een die ons zorgen moet baren. Dat Europese landen in het verleden
slechts sporadisch vervolgd werden door ISA komt omdat er geen akkoord
bestaat om ISA’s toe te passen tussen de EU en andere kapitaalkrachtige
landen. Met de introductie van CETA en TTIP zal dit veranderen.

De
inclusie van ISA in CETA en TTIP breidt het gebruik van het
investeerder-staat-arbitrage mechanisme uit en versterkt de macht van de
private arbiters tot ongekende hoogten. Het bedreigt direct de
mogelijkheden van regeringen om beslissingen te nemen met betrekking tot
het welzijn van de bevolking. De belastingbetalers worden de dupe. Hun
belastinggeld gaat niet langer naar de beschermen van hun rechten en
welzijn maar dreigt te gaan naar procedures en vergoedingen voor de
multinationals die geprojecteerde winsten mis lopen.

Juan Fernandez Armesto, een arbiter uit Spanje zegt het volgende:

“Als
ik ’s nachts wakker word en nadenk over arbitrage, dan blijft het me
verbazen hoe soevereine staten er in zijn geslaagd om
investeringsarbitrage toe te laten (…) Drie privaten individuen worden
een macht toebedeeld die hen toelaat om zonder beperkingen of
beroepsprocedure alle acties van de regering, alle beslissingen van de
rechtbanken, en alle wetten en regelgeving die vanuit het parlement
komen, terug te draaien.”

We
kunnen op geen enkele manier toelaten dat we de kaalslag op onze
democratische rechten onverminderd door laten gaan. Het rechterlijk
apparaat als een van de basisprincipes van onze democratie ligt onder
vuur. De grote multinationals, de macht van het grote kapitaal probeert
al onze verworvenheden af te breken, enkel om meer winst binen te
rijven. Het Trans Atlantisch Handels en Investerings Verdrag is de stap
te ver. We moeten in opstand komen, als we onze vrijheid naar waarde
schatten.

 

 

[1] Canada-EU Comprehensive Economic and Trade Agreement – CETA

[2] Transatlantic Trade and Investment Partnership – TTIP

[3]
John McCloy, Assistent Secretaris van Oorlog tijdens de Tweede Wereldoorlog; Robert McNamara, V.S. Minister van Defensie tijdens de
Cubacrisis; en Paul Wolfowitz, viceminister van Defensie onder George
W. Bush en de War on Terror. Tevens Robert Zoellick, viceminister
voor Buitenlandse Zaken en vijf voormalige bankdirecteurs, o.a. die van
Chase, JP Morgan, First Boston, Bank of America, hebben het
voorzitterschap van de Wereldbank Groep gehad.

[4] Freshfields (VK), White & Case (VS) en King & Spalding (VS)

[5]
Online public consultation on investment protection and
investor-to-state dispute settlement (ISDS) in the Transatlantic Trade
and Investment Partnership Agreement
http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2015/january/tradoc_153044.pdf

[6]
Van Harten, G., “A report on the flawed proposals for investor-state
dispute settlement (ISDS in the Transatlantic Trade and Investment
Partnership (TTIP) and the Canada-Eu Comprehensive Economic and Trade
Agreement( CETA), “ 3 Februari 2014 http://ssrn.com/author=63885

take down
the paywall
steun ons nu!