Cerebrale esthetiek (Google)

De tweede emotie. Een pleidooi voor een cerebrale esthetiek

zaterdag 11 mei 2013 15:41
Spread the love

(Johannes Brahms in memoriam, publicatie naar aanleiding van de 180ste verjaardag van zijn geboorte)

Toen ik jaren geleden het fameuze strijksextet van Brahms na een bezoek aan het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, in de toenmalige aanpalende muziekwinkel cadeau kreeg van mijn mentor en vriend, Irving Wohlfarth, de wereldberoemde Benjaminspecialist, zei hij me dat deze muziek, waarvan hij verbaasd was dat ik ze niet kende, bij mij paste, omdat het een stroom van emoties was, ‘like a flow of emotions’. Hij kocht het mij omdat het bij mij paste en ik het niet kende. Ik was vereerd maar ik antwoordde schalks dat de kamermuziek van Brahms me meer een lange gedachtegang leek, ‘more like a train of thoughts’. Natuurlijk ook met de hint dat ik meer in was voor een trein – een heel spoorwegnetwerk als het moet – van gedachten, eerder dan dat ik alleen maar een stroom van emoties zou zijn (wat ik natuurlijk ook niet ontken).

Ik moet er telkens weer aan denken als ik die muziek of gelijk wat van Brahms beluister. En Brahms vormde een tijdlang (ook lang voor die scène) nogal eens mijn werkmuziek of laatavondgebed. Het was wat voortvarend, wat ik zei over die ‘train of thoughts’, omdat dat meer opgaat voor Brahms’ strijkkwartetten, want het sextet bleek bij nader toehoren tegelijk zwieriger en zwaarder, emotioneler, droeviger ook. Het belang ligt in het ‘like a train of thoughts’: de muziek van Brahms is misschien geen gedachtegang te noemen, niet letterlijk, zelfs de strijkkwartetten niet, maar de muziek van Brahms is als een gedachtegang. Zijn muziek verovert jou niet, jij moet haar veroveren. Ze is, in één woord, cerebraal.

Toen ik in een gesprek met een koppel melomanen ooit beweerde dat Brahms houterig was, wilden zij dat niet voor waar aannemen. Ik zag hen denken: hij mag dan het een en ander weten van filosofie, maar van muziek kent hij niks. De goden echter waren mij gunstig gezind. Ik haalde er achteraf mijn Kleine Oosthoek hand-encyclopedie bij, een erfstuk van mijn kindertijd – het was nog voor het Googletijdperk -: ‘Brahms: Johannes, Duits componist, 1833-1897. Bevriend met Clara en Robert Schumann. Greep met melodische middelen van de romantiek terug naar de evenwichtige vormen der klassieken. Persoonlijke, stugge muziek met vaak gedurfde harmoniek en door de veelvuldige toepassing van syncope ingewikkeld schijnende muziek.’ Ik kon wel een gat in de lucht springen: ‘stugge muziek’. Ze gebruikten bijna hetzelfde woord: houterig is stug, stug is houterig. Ik kon niet nalaten er naderhand op te wijzen. Het woord houterig in verband met Brahms stond ei zo na in de encyclopedie. Zeggen dat Brahms stugge of houterige muziek maakte, kon dus niet voor nonsens worden versleten.

Maar er was meer in de korte Oosthoekse typering dat me beviel. ‘Ingewikkeld schijnende muziek’. Heerlijk, dat cerebrale zit daar toch helemaal in. En dan dat barokke. Het is bijna zo reëel in Brahms als de schaduw van Velasquez in Manet. Neem gewoon de tweede beweging van het eerste strijkkwartet: het is bijna letterlijk barok, statig, voornaam, hoofs, plechtig. Natuurlijk in een romantisch idioom; statigheid opgenomen in een romantische onderstroom. Het is als de schilderijen van Manet, die heel houterig en cerebraal de hele traditie van het perspectief onderuithaalde en tegelijk teruggreep naar de ouden. Bataille noemde de kunst van Manet: une subversion impersonnelle, een onpersoonlijke omverwerping.Dat zou je ook van Brahms kunnen zeggen: het schuchtere, cerebrale begin van modernisme.

Esthetica van de stugheid. Kundera zegt ergens (in De kunst van de roman) dat het er in de roman niet op aankomt de handeling voort te stuwen, maar haar te onderbreken. Ik hoor de Hölderlinianen al roepen in koor: de cesuur! Inderdaad: de cesuur. Het denken onderbreekt de zwierigheid van het vers, doet het vers even stokken: de hapering, de adempauze. De onderbreking van de handeling. Belangrijker dan het voortstuwen ervan. De raad van Kundera, zeg maar het theorema van Kundera, vind ik onvoorstelbaar belangrijk, juist omdat het van een van de vlotste en bijna ondraaglijk lichte romanciers komt.

Wat leert ons dat over de ‘trein der gedachten’ versus de ‘stroom der emoties’? Een gevoel dat die naam waard is, komt op als een bewogen-zijn, als een e-motie. Die zet het denken in beweging en omgekeerd: het denken zet een ontroering in gang. Maar deze tegenbeweging, of deze tweede tijd van de gedachte in de emotie, en het tweede gevoel als gevolg van deze gedachte, onderbreekt de stroom of ritmeert hem. Dat verklaart wat we bij Brahms houterigheid hebben genoemd. Het gaat om de tegentijd. De ingewikkeld schijnende ritmiek tussen emotie en gedachte. De gedachte als tweede tijd van de emotie. Deze wisselwerking zou ik gerust de dialectiek van denken en voelen durven noemen. Voor mij is het alleen deze synthese tussen mimesis en reflectie die de naam ‘cerebraliteit’ verdient. Waar het denken mimeert, dat wil zeggen (bijna letterlijk) meebeweegt met het onderwerp van aandacht, bewogen wordt door dat object, wordt de denk-ervaring kortgesloten.

Er is natuurlijk niets tegen de gewone, al dan niet sentimentele ontroering. Maar alleen als het gevoel, de ontroering, de aandoening, het aangedaan zijn, kortom de hele ‘aandoenlijkheid van de aandoeningen’, gefilterd wordt en in zekere zin gereinigd door het denken, ontdaan wordt van zijn retoriek, zijn nadruk, zijn pathos en zijn (vaak kitscherige) clichés, in één woord van zijn cheapness – dan pas kan men spreken van echte emotie. Dat mensen die er een dergelijk esthetisch ethos op na houden, bijvoorbeeld Manet en Brahms, maar nog veel uitgesprokener Duchamps en Cage, voor cerebraal doorgaan, moet men erbij nemen. Het is zeker geen toeval dat cerebraal ook volgens woordenboeken pejoratief wordt omschreven (naast de letterlijke betekenis van ‘wat de hersenen betreft’): al te verstandelijk, koel redenerend, rationeel. Toch zijn zij het die onze speciale aandacht verdienen, juist omdat ze, in de woorden van Duchamps, ingaan tegen ‘de animale, sensuele esthetiek van de 19de eeuw’. Dit denken dat het voelen opheft en dan op zijn beurt weer door het voelen wordt opgeheven, in een steeds momentane synthese – vandaar die houterigheid wellicht – is de oorsprong van de cerebrale esthetiek.

En daarom blijft het fundamenteel onbeslisbaar of het eerste strijksextet en bij uitbreiding alle kamermuziek van Brahms een trein is of een stroom; een gedachtegang dan wel een golfslag van emoties. Want – ik hoor nu de derde beweging van het eerste kwartet – het is tegelijk een trein om de gevoelens vaart te geven (of desnoods aan te haken) en een diepe denkroes, een gedachtestroom. En wel het ene wegens het andere. En dat verklaart dat cerebrale karakter van zijn muziek. Houterigheid zou ik het bij nader toehoren niet echt meer durven noemen. Maar echt ongecompliceerd zijn zelfs zijn zwierige, vederlichte Neue Liebeslieder Walzer niet. Voor mij bestaat er geen betere muziek voor bij het schrijven dan die van Brahms, ook al omdat je niet altijd naar barok kan luisteren. Naarmate je ouder wordt, doe je het wellicht steeds minder: naar muziek luisteren tijdens het lezen, studeren of schrijven. Maar ik heb er niets tegen. Laat boze tongen het ‘intelligent behang’ noemen. Ik kan ermee leven. Dat is het precies: met de muziek van Brahms kan ik leven. Precies door die nuchterheid, dat is misschien het woord. Hoewel dat dan weer aan boekhouders doet denken en de roes van het denken verdacht maakt.

Esthetische cerebraliteit vertaalt zich als levenshouding, als ethiek zou ik bijna durven zeggen, in een bepaalde veeleisendheid, een afstandelijk enthousiasme, een onderkoelde manier van gegrepen-zijn: het uit de weg gaan van open deuren, van gemakzuchtige oplossingen en vanzelfsprekende overwinningen. Een onderzoekende, ondergravende houding. Cerebraliteit: de grote woorden durven gebruiken voor de kleine dingen en de kleine letters zien bij de grote gebeurtenissen, zowel die van de geschiedenis als die des levens. Tegenover de menswetenschappen, als eerste reflectie over de mens en zijn cultuur (hij dacht vooral aan de sociologie), beschouwde Adorno filosofie of kritische theorie als een soort van ‘Zweite Reflektion’. Tegenover de directheid en vaak ook de sentimentaliteit van de eerste ontroering, is ‘cerebraliteit’ een tweede emotie. Brahms heeft ze op muziek gezet.

take down
the paywall
steun ons nu!