“La Marche” (Nabil Ben Yadir): Het antiracisme in België

“La Marche” (Nabil Ben Yadir): Het antiracisme in België

vrijdag 22 november 2013 11:52
Spread the love

30 jaar na de fameuze “Marche pour l’égalité et contre le racisme”, in Frankrijk, 1983, verschijnt de tweede film van Molenbekenaar Nabil Ben Yadir (eerste film: Les Barons).

De mars lag in Frankrijk aan de basis van bewegingen als SOS Racisme. Maar hoe zit de geschiedenis van het antiracisme in België eigenlijk ineen? Welke zijn hier bij ons enkele mijlpalen geweest?

Op gevaar af om de indruk te wekken dat ik veel heel verdienstelijke initiatieven niet de eer bewijs die hen toekomt (bv. Hand in Hand, Scholen zonder racisme, een actie eertijds als Koloriek in Brussel, en veel andere), denk ik dat er niettemin enkele mijlpalen en verschuivingen zijn die bij uitstek interessant zijn om volgen.

Een eerste maal is er in België van een duidelijk antiracistische organisatie sprake in 1936. We zijn in de jaren 30. Het gaat om “la ligue contre le racisme et l’antisémitisme”. Veel militanten in die beweging toen zien zichzelf als communisten, onder hen o.a. Yvonne Jospa en haar echtgenoot Hertz Jospa.

Twee decennia na de oorlog, in 1966 wordt op het niveau van de Verenigde Naties een Conventie tegen het racisme ondertekend. In ditzelfde jaar sterft ook Hertz Jospa. Te Brussel sticht Yvonne Jospa de MRAX. Het antiracisme is in die periode vooral een strijd tegen het antisemitisme. Overigens, de migraties uit Marokko en Turkije naar België zijn dan pas begonnen (1964).

In 1980 is er een aanslag op de Diamantbeurs in Antwerpen, de joodse wijk. Onmiddellijk volgens daarop enkele betogingen tegen het antisemitisme. (Nadien blijkt dat de aanslag vermoedelijk – niet echt bewezen – met de Palestijnse kwestie te maken heeft.).

In 1981 komt de wet Moureaux er: tegen het racisme en tegen het antisemitisme.

Ondertussen is in Frankrijk (waar de Algerijnse kwestie zich gesteld had) al sedert het begin van de jaren 70 een racisme aan het opborrelen dat politiek gedragen wordt door Jean-Marie Le Pen.

In 1984 ontdekken Roger Nols (Schaarbeek) en Philip De Winter dat dit racisme à la Le Pen electoraal geen windeieren legt en trekken ze voluit de anti-migranten, zeg maar anti-Noord-Africanen kaart. Er vindt dus deels een verschuiving plaats van het antisemitisme (met joodse bijklank) naar het racisme (met Noord-Africaanse bijklank). Opvallend is dat de Islam daarbij niet echt als de hoofdfactor naar voor wordt geschoven, maar veeleer de economische crisis. Men gaat er overigens vanuit dat die mensen van Noord-Africaanse herkomst mits enige financiële stimulans naar hun land van herkomst zullen terugkeren. Vooral het Vlaams Blok boekt op dit thema electorale winst, met name in Antwerpen.

In 1989 richt de regering als antwoord een Koninklijk Commissariaat voor het Migrantenbeleid (KCM) op dat een periode van 4 jaar krijgt om een soort kader-programma aan de regering voor te leggen van waaruit de toekomst van de aanwezigheid van groepen uit de migratie meer aanvaardbaar zou kunnen gemaakt worden voor de bevolking. Reeds in zijn eerste rapport uit november 1989 pleit het KCM voor de oprichting van een centrum voor gelijke kansen en tegen racisme, zoals dit al in de UK en Nederland bestond.

Immers, aangezien men als eerste prioriteit duidelijk wou stellen dat de migranten hier definitief zouden blijven (en best de Belgische nationaliteit zouden aannemen), werd de tweede prioriteit dat er een oplossing moest gevonden worden voor het woordvoerderschap in de Islamitische gemeenschappen en dat er iets moest gevonden worden om de dreiging van toenemend racisme tegen te gaan. In 1993 werd dit laatste geconcretiseerd in de oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. Let bij de benaming van dit Centrum op de gelijkenis met de naam van “la Marche” in Frankrijk in 1983.

In 2001 komt “nine eleven” eraan. Het leidt tot een verheviging van het racisme en de xenofobie, maar er komt wèl een verschil met vroegere jaren: van een racisme gevoed door de economische crisis en met verwijzing naar het “afnemen van werk van de lokale bevolking”, wordt het een cultureel racisme, waarbij de verwijzing naar de Islam een heel belangrijke plaats inneemt. Anti-migrantenpartijen laten de terugkeergedachte vallen. Dit alles krijgt ook een soort intellectuele legitimatie, doordat nogal wat intellectuelen hun aversie richten tegen de Islam als systeem (- wat abstract genomen in een studiekamer inderdaad goed doenbaar is), maar eraan voorbijgaan dat in de prakrijk een godsdienst altijd door mensen vertegenwoordigd wordt en die mensen dus onvermijdelijk in de publieke opinie de aversie op zich als mensen gericht krijgen.

Opvallend is nu dat de wetgever, eerst Europees (de Richtlijnen van 2000) en nadien in België (2003), gereageerd heeft door het antiracisme en antisemitisme in te kaderen in een bredere regelgeving die het recht op diversiteit in zijn algemeenheid wil beschermen.

Wat ik hier schets is zeer onvolledig. Niettemin meen ik dat het in grote lijnen wèl zo verlopen is. Van een strijd tegen het antisemitisme naar een strijd vooral tegen het racisme gekoppeld aan migraties, en van een bijklank van economische crisis naar een bijklank van culturele ongeschiktheid.

Een film als “La Marche” belicht één, heel belangrijke periode, de jaren 80… maar – en dat stemt echt tot nadenken – ook al is de regelgeving breder geworden, het racisme zelf is er eigenlijk niet minder op geworden. Zoals Nabil Ben Yadir zegt: hieruit volgt niet dat men kan zeggen dat België of Frankrijk racistisch zijn, maar dat bij toenemende aanvaarding van de situatie van multiculturaliteit bij een bepaald deel van de bevolking, en bij “empowerment” van de mensen met een migratie-verleden, tegelijk ook een verwerping van de situatie van multiculturaliteit aanwezig blijft bij nog een derde deel van die bevolking, ook al zijn de motivaties ervoor gewijzigd.

take down
the paywall
steun ons nu!