De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

vrijdag 1 december: Ruusbroecdag 2017: Vrouwelijke mystici aan het Woord

vrijdag 1 december: Ruusbroecdag 2017: Vrouwelijke mystici aan het Woord

zondag 18 maart 2018 02:43
Spread the love







 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ieder jaar herdenkt het Ruusbroecgenootschap de sterfdag van Jan van Ruusbroec, 2 december 1381, met de organisatie van de Ruusbroecdag. Op een vrijdagmiddag rond 2 december wordt dan een klein colloquium georganiseerd.

UCSIA organiseert deze conferentie in samenwerking met het Ruusbroecgenootschap (Universiteit Antwerpen) ter gelegenheid van de sterfdag van de Brusselse mysticus Jan van Ruusbroec.

Traditioneel worden mystieke vrouwen geassocieerd met het fysiek of geestelijk verlaten van de wereld; zij keren zich in de eigen ziel of zijn zelfs onzichtbaar achter de muren van een klooster. Voor de schrijvende vrouwen onder hen is dat een al te beperkt beeld. Het geschreven woord draagt ver, over de grenzen van fysieke beslotenheid en van de eigen tijd heen.

Vier gastsprekers belichten vier vrouwelijke mystieke auteurs uit evenveel tijdsperioden: Marguerite Porète (†1310), Maria Petyt (†1677), Theresia van Lisieux (†1897) en Simone Weil (†1943). Ze lieten zich, elk op eigen wijze, via hun daden en geschriften gelden en die intellectuele nalatenschap spreekt vandaag nog aan. Dichter-performer en redacteur van het maandblad Streven Annemarie Estor laat de vrouwen zelf aan het woord.

Programma

Welkom en inleiding op het thema
Veerle Fraeters, directeur van het Ruusbroecgenootschap

Marguerite Porète
Marleen Cré, postdoctoraal onderzoeker aan de Université de Lausanne en vrij medewerkster van het Ruusbroecgenootschap

Voordracht uit teksten van Marguerite Porète en Maria Petyt
Annemarie Estor

Maria Petyt
Esther van de Vate, TOC, doctoraal onderzoeker, Radboud Universiteit Nijmegen

Theresia van Lisieux
Kristof Smeyers, doctoraal onderzoeker Ruusbroecgenootschap

Voordracht uit teksten van Theresia van Lisieux en Simone Weil
Annemarie Estor

Simone Weil
Willem Lemmens,hoogleraar wijsbegeerte, Universiteit Antwerpen

Paneldebat
Moderator Luc Braeckmans, academische directeur UCSIA

Van harte welkom vanwege Veerle Fraeters n.a.l.v. de jaarlijkse herdenking van de sterfdag van Jan van Ruusbroec 636 jaar geleden.

“Dies Natalis”, de geboorte in de hemel/het hiernamaals.

In 2018 is het 750 jaar geleden dat Beatrijs Van Nazareth (29/08/1268) overleed.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Beatrijs_van_Nazareth

Zij heeft het traktaak “7 manieren van minnen” geschreven en samen met Hadewijch is ze mystica in Vlaanderen en Nederland.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Hadewijch_(schrijfster)

2018 is uitgeroepen tot het Beatrijsjaar. Het bijzondere was dat men in die tijd helemaal niet gewoon was dat vrouwen spiritueel begaafd waren. Zij werden als ondergeschikt beschouwd, zelfs inferieur! Maar zij werden gesterkt door “de minne”. Dit geeft kracht om tegen de stroom in te denken en te schrijven…

Hierna volgen de teksten die werden voorgedragen door de vier sprekers.

Marguerite Porète

Le miroir des âmes simples et anéanties, chapitre 52

Vertaling: Marleen Cré

De spiegel van de eenvoudige zielen, hoofdstuk 52

Liefde – O zeer hooggeborene, zegt Liefde aan deze kostbare parel (deze kostbare

Marguerite), het is goed dat u bent binnengetreden in het enige vrije en edele verblijf, waar niemand binnengaat tenzij hij van uw afkomst is en zonder bastaardkenmerken.

Deze ziel, zegt Liefde, is binnengetreden in de overvloed en het uitvloeien van de goddelijke liefde, niet, zegt Liefde, door het bereiken van goddelijke kennis, want het kan niet zijn dat enig intellect, hoe verlicht ook, iets kan bereiken of aanraken van het vloeien van de goddelijke Liefde. Maar de liefde van zo’n Ziel is zo verbonden met het vloeien van het meer-zijn van deze ultieme goddelijke Liefde (niet door het bereiken van het Intellect van Liefde, maar door het bereiken van haar ultieme liefde), dat de Ziel getooid is met de ornamenten van deze ultieme vrede waarin ze leeft en duurt en is en was en zal zijn zonder wezen. Dit alles, zegt Liefde, is zoals ijzer omgeven met vuur, dat zijn eigen gelijkenis heeft verloren omdat het vuur sterker is en het ijzer in zich heeft veranderd. Net zo is deze Ziel omgeven door dit meer-zijn en gevoed en veranderd in dit meer, om de liefde van dit meer, zonder rekening te houden met het minder. Zo blijft zij en is veranderd in dit meer van de ultieme permanente vrede, zonder dat men haar vindt. Deze Ziel bemint in het zoete land van de ultieme vrede, waardoor er niets is dat hen die daar liefhebben kan helpen of bezwaren: noch een geschapen wezen, noch een gegeven ding, noch wat God belooft of opdraagt.

Rede: En wat dan? zegt Rede.

Liefde: Wat nooit gegeven was, noch is, noch zal gegeven worden, wat haar naakt heeft gemaakt en haar in het niets heeft gezet, zonder dat zij zich bekommert om wat ook mag zijn, zonder dat ze hulp wil of gespaard wil worden, noch door Zijn macht, noch door Zijn wijsheid, noch door Zijn goedheid.

De Ziel spreekt over haar geliefde en spreekt als volgt: Hij is, zegt deze Ziel en aan hem ontbreekt niets; en ik ben niets en zo ontbreekt mij niets. En zo heeft Hij mij vrede gegeven en leef ik enkel van vrede, die geboren is uit zijn gaven in mijn ziel, zonder gedachte. En zo kan ik niets als het me niet is gegeven. Dit is mijn alles en mijn beter. En zulk een zijn doet mij één liefde en één willen en één werk in twee naturen hebben. Zulk een macht heeft de eenheid van de goddelijke gerechtigheid.

Liefde: Deze Ziel laat de doden de doden begraven en de hopeloze zielen de deugden beoefenen en ze rust vanuit haar minder-zijn in God’s meer-zijn, maar ze gebruikt alle dingen. Dit meer toont haar haar niets en nietigheid, naakt, onbedekt. En deze naaktheid toont haar de Almachtige door de goedheid van de goddelijke gerechtig-heid. Dit aanschouwen maakt haar diep, wijd, verheven en zeker, want elk aanschouwen maakt haar altijd naakt, alles en niets, zo lang als het aanschouwen haar in zijn omhelzing houdt.

Bronnen: Paul Verdeyen en Romana Guarnieri, Margareta Porète: Speculum simplicium animarum. Tunrhout: Brepols, 1986, p. 152 en 154; en Ellen L. Babinsky (ed.), Marguerite Porète: The mirror of simple souls. New York: Paulist Press, 1993, p. 129-130.

Maria Petyt

Brief aan Michael a San Augustino

Hertaling uit het Oud-Nederlands: Esther van de Vate, TOC

Op de feestdag van onze Lieve Vrouwe Lichtmis 1669 werd ik aan het begin van de avond enige veranderingen in het gebed gewaar. lk scheen door de geest gevoerd te worden naar een ver gelegen woestijn, alwaar ik een zo grote eenzaamheid vond en afgetrokkenheid van alles met een zo diep stilzwijgen (…) dat alles in volle stilte scheen te zijn. (…) lk dacht in mijzelf gelijk een nieuwe wereld ontdekt te hebben. Ik zeg een nieuwe wereld die heel verscheiden is en helemaal niets gemeen heeft met de dingen van deze wereld. lk bevond het waarachtig te zijn wat de heilige Teresa schijft over de grote holligheid die zij in haar innerlijk had gevonden en die in haar een uit-ijdelen van alle creaturen teweeg had gebracht: 0 genoeglijke, aangename holligheid en grote inwendige eenzaamheid die bereid is en geschikt  om daarin voor de Beminde een woning te maken.

Aldus belieft het soms aan de Beminde om de gesteltenis van mijn ziel te veranderen want op die dag maakte hij van mij een volmaakte heremiet in volle eenzaamheid. (…) Buiten deze eenzaamheid kan niets de Ziel vermaken, al het andere is haar verdrietig want de werkende minnegeest rust dan en men wordt hem niet gewaar, niet meer, alsof hij er niet meer is of ooit is geweest.

Maar eerwaarde vader, hoe gebeurt dit zo? Dat de Beminde zo verscheiden in de ziel werkt? Hij schijnt zich te vermaken door de Ziel nu eens in de hoogte, dan weer in de laagte te stellen, haar nu uitwendig dan weer inwendig bezig te houden, haar nu te laten werken en dan te laten lijden. Nu doet het hem plezier haar te bewegen tot menigvuldige, minnelijke aanspraken om hem groot te maken, te verheffen, te loven, overvloeiende van vurige begeerten om zijn lof, glorie en eer te verspreiden, om Zielen te winnen etc. Deze geest is heel tegengesteld aan de geest van innige een-zaamheid en ingekeerdheid waar de Ziel meer zwijgt, luistert en rust. In die verschei-denheid heeft de Beminde op zijn tijd behagen. Nu bewerkt hij het een en dan weer het ander in de Ziel.

Soms maakt hij de Ziel een eenzaam duifje, een heremiet en hij geleidt haar naar het binnenste van de woestijn, buiten het gewaarworden van enig creatuur, om daar te spreken tot het hart van de Beminde. Op een tijd maakt hij haar gelijk een apostolin, en geeft hij haar een apostolische geest, een geest van ijverige en brandende liefde om het geloof te verkondigen en te verspreiden, om zielen te winnen etc. Deze twee geesten zijn verscheiden, gelijk dag en nacht. Als ik met de ene of met de andere geest bevrucht ben, dan ben ik een ander mens, en de Beminde leert mij op zijn tijd naar de een of de ander te leven. 

Bron: Het leven van de weerdighe moeder Maria a S. ta Teresia (alias) Petyt, vanden derden reghel vande Orden der Broederen van Onse L. Vrouwe des berghs Carmeli, tot Mechelen overleden den 1. November 1677… 4 tt. in 2 voll., Ghendt, gedruckt by de hoirs van Jan vanden Kerchove, 1683/1684 [Fotogr. herdr.: Vilvoorde, Karmel O.L.V. Van Troost, [2002]), vol. 2, 250 e.v.v 

Theresia van Lisieux – “Kleine stem, grote heilige”

A Jeanne d’Arc

Aan Jeanne d’Arc – Vertaling: KristofSmeyers 

  1. Wanneer de Heer der heerscharen u de overwinning schenkt

Achtervolgt gij de vreemdeling en wijdt u de koning

Jeanne, uw naam wordt gevierd in de geschiedenis

Onze grootste veldheren verbleken in uw aanschijn.

  1. Maar dat was slechts efemere (kortstondige) praal

Aan uw naam moest het aureool der heiligen worden toegevoegd

Ook de Geliefde deelde met u zijn bittere beker.

En, zoals Hij, zijt gij verworpen door de mensen.

  1. Op de bodem van een zwarte kerker, gekluisterd aan zware ketens

Overspoelde de wrede vreemdeling u met pijn

Niet één van uw vrienden nam deel aan uw verdriet

Niet één bood zich aan om uw tranen af te vegen.

  1. Jeanne, gij zijt voor mij briljanter en mooier nog

in uw droevige cel dan in de wijding van uw koning.

Dat hemelse spiegelt de eeuwige glorie

Maar wie brengt ze u? Dat was het verraad.

  1. Ah! Als de God der liefde in de vallei der tranen

niet op zoek was gegaan naar het verraad, de dood

dan zou het lijden ons niet aanlokkelijk zijn.

Nu beminnen wij het, lijden is onze liefde. 

Bron: Donald Kinney (vert.), The poetry of Saint Thérèse of Lisieux, the complete edition. Washington, DC: Institute of Carmelite Studies, 1996. 

Simone Weil

Profession de Foi – Vertaling: Willem Lemmens

Geloofsbelijdenis 

Er bestaat een realiteit buiten de wereld, dat wil zeggen buiten ruimte en tijd, buiten het mentale universum van de mens, buiten elk domein dat de mens met zijn natuurlij-ke faculteiten kan bereiken.

In de kern van het menselijke hart toont zich die realiteit onder de vorm van een appel van een absoluut goed dat daar steeds aanwezig is en tegelijk nooit een object wordt in deze wereld.

Hier in het ondermaanse manifesteert dit goed zich ook in de absurditeiten, de onoplosbare tegensteliingen waar het menselijke denken altijd op stoot wanneer het in deze wereld rondwaart.

Net zoals de realiteit van deze wereld het unieke fundament is van de naakte feiten, zo is die andere realiteit het enige fundament van het goede.

Alleen vanuit die realiteit daalt al het goede neer dat mag geacht worden in deze wereld te bestaan, alle schoonheid, alle waarheid, alle gerechtigheid, alle legitimiteit, alle orde, alle ondergeschiktheid van het menselijk gedrag aan de sfeer van de plicht.

Het medium waarlangs het goede vanuit deze realiteit neerdaalt tussen de mensen bestaat uit die mensen van wie de aandacht en liefde volledig gericht zijn op deze realiteit.

Hoewel ze dus buiten het bereik valt van alle menselijke faculteiten, heeft de mens de kracht om aan die realiteit aandacht en liefde te schenken.

Niets laat toe te veronderstellen dat een mens, wie hij of zij ook moge zijn, van deze kracht verstoken blijft.

Deze kracht is in deze wereld enkel reëel in de mate zij zich manifesteert. De unieke gedaante waaronder zij zich manifesteert is de instemming. Deze instemming kan uitgesproken worden. (…)

Aan wie dan ook die er mee instemt om de eigen aandacht en liefde op die andere wereld te richten, op die realiteit die zich situeert voorbij het bereik van de menselijke faculteiten, is het gegeven dat hij daarin slaagt. Indien dit het geval is, zal vroeg of laat het goede op hem neerdalen en rondom hem afstralen.

Er bestaat een verband tussen het appèl van het absoluut goede dat in het hart huist en die kracht, hoe virtueel ook, om de aandacht en liefde buiten deze wereld te richten en van daaruit goedheid te ontvangen. Dit verband maakt dat elke mens zonder uitzondering zich gebonden weet door het appèl van het goede.

Elke mens die deze andere realiteit erkent, kent ook dit verband. Omwille van dit verband wordt dan elke andere mens zonder uitzondering als een sacraal wezen erkend, dat men gebonden is respect te betonen.

Er is geen enkel ander beginsel dat het universele respect voor alle mensen kan opwekken. Welke ook de belijdenis van geloof of ongeloofis die het een mens behaagd heeft te kiezen, indien deze zijn hart ertoe aanzet dit respect te betonen erkent deze mens in feite een andere realiteit dan die van deze wereld. Iemand voor wie dit respect in feite iets vreemds is, die blijft ook vervreemd van deze andere realiteit.

(…)

Er bestaat voor het respect dat men voelt ten aanzien van het menselijk wezen één enkele indirecte vorm waarin dit gevoel tot expressie kan komen, een vorm die zich aandient in de behoeftes van de mensen in deze wereld, de aardse behoeften van lichaam en geest.

Dit gevoel is gebaseerd op de band die in de menselijke natuur wordt tot stand gebracht tussen het appèl van het goede dat de essentie zelf uitmaakt van de mens en de sensibiliteit.

Niets staat toe te geloven van welke mens dan ook dat bij hem die band niet bestaat. 

Bron: Robert Chenavier, André A. Devaux en Florence de Lussy (ed.), Simone Weil: Oeuvres Complètes, V. Écrits de New York et de Londres. Parijs: Gallimard, 2013, p. 96-98.

Na dit alles gaf dat inspiratie tot volgende SenRyu (= een HaiKu maar niet natuurgerelateerd):

Op weg naar de dood

De volledige overgave

Is dit het einde?

(of: Is “het” dan gedaan?)

(…)

take down
the paywall
steun ons nu!