Ik heb het niet zo voor analyses die de schuld voor de huidige politieke impasse bij de hele politieke klasse leggen. Of ze nu van Koen Schoors komen of van jeugdige betogers in Brussel. Afgeven op de dertigers en veertigers die nu de dienst uitmaken in de Wetstraat, als zouden zij het niet meer kunnen, domweg onbekwaam zijn of een duivels genoegen scheppen in het spelen van cynische politieke spelletjes, lijkt me nogal goedkoop.
Feit is: al die politieke partijen en toppolitici handelen in functie van bepaalde incentives. En laat ons eerlijk zijn: het zijn wij die met zijn allen de kaarten hebben geschud voor die mix van incentives, bij de verkiezingen van 13 juni. Ook al lijkt het soms anders, ze zijn eigenlijk überhaupt allemaal erg logisch en rationeel bezig, Di Rupo, De Wever, Milquet en consoorten. Hun logica mag dan de mijne niet zijn, ik probeer ze wel te begrijpen. Overigens: waarom werden de aanslepende regeringsonderhandelingen voor Nieuwjaar nogal lacherig afgedaan in de publieke opinie als een surrealistische Belgische grap, die wat uit de hand liep? Terwijl na Nieuwjaar, toen door de commotie op de financiële markten plots duidelijk werd dat we wel eens serieus in onze welvaart bedreigd zouden kunnen worden, alles plots dodelijke ernst werd, we van de weersomstuit politiek wakker werden, met navenante politieke acties en verontwaardiging tot gevolg? In se is de incentive van al die betogers en verontruste burgers niet fundamenteel verschillend van die van de N-VA aanhang: we willen onze welvaart verzekerd zien op de lange termijn. Probleem voor de N-VA kiezers is wel dat stilaan duidelijk wordt dat de weg naar een efficiënter Vlaanderen wel eens via een splitsing van België zou kunnen gaan, een bijzonder inefficiënte operatie waarvan het kosten-baten plaatje faliekant dreigt uit te vallen.
Maar zoals gezegd: eigenlijk zijn we, op een meta-niveau, met zijn allen om dezelfde zaken bekommerd. Onze welvaart op middellange termijn, en die van onze kinderen. Altijd goed om weten, als je de politieke klasse wil verketteren als een “bende egoïsten die irrationele spelletjes spelen met ons zuurverdiende geld”.
Laat ons even inzoemen op een aantal sleutelspelers in dit verhaal. CD&V hoopt electoraal garen te spinnen door meer aansluiting te zoeken bij de grondstroom in Vlaanderen – nadat de lijn Marianne Thyssen door brede groepen kiezers afgestraft werd op 13 juni. NVA kwam bij monde van De Wever voor de verkiezingen op voor een duurzame en grote staatshervorming, en in haar natte dromen (denk Bart Maddens) zelfs voor confederalisme. Nu, zeven maanden later, wordt stilaan duidelijk dat confederalisme een fata morgana is, als de tegenpartij niet mee wil. Ook is er meer en meer druk vanuit de eigen achterban om het ijzer te smeden terwijl het heet is – misschien is nu eindelijk de tijd aangebroken voor Vlaamse onafhankelijkheid! Het hoeft weinig betoog dat de Franstaligen met dit soort existentiële oprispingen en schisma’s binnen N-VA en CD&V weinig opgezet zijn. Di Rupo en co hebben terecht het gevoel dat deze staatshervorming niet meer als oogmerk heeft om België beter te doen functioneren, via een combinatie van duurzame solidariteit en responsabilisering. Integendeel, de werkelijke agenda van veel Vlamingen lijkt er één te zijn van ontmanteling van de Belgische federale staat.
Het is ondertussen voor iedereen die de politieke actualiteit wat volgt overduidelijk dat deze crisis geen gewone democratische crisis is, met partijen die van mening verschillen over de te volgen koers. De crisis gaat integendeel naar de kern van deze staat: het sociaal contract van burgers met de overheid. En daarbij zit je met twee identiteitsbegrippen, zelfs in Vlaanderen, die elkaar impliciet bekampen. Enerzijds heb je Vlamingen die zich wel nog identificeren met België, anderzijds heb je Vlamingen die dat eigenlijk niet meer doen als ze eerlijk zijn – denk aan Jambon & Weyts, en naar alle waarschijnlijkheid ook onze Slimste Mens. Deze politieke impasse kan dus ook niet doorbroken worden met nieuwe verkiezingen, al was het maar omdat dat een veel te bot instrument is om de mening van burgers te meten over core overtuigingen met betrekking tot het sociale contract met de overheid, en partijen voor de verkiezingen doorgaans schimmiger standpunten innemen dan na de verkiezingen. Enkel een bindend referendum kan de huidige gridlock doorbreken. Maar het animo daarvoor is op dit ogenblik niet groot.
Ik begrijp niet echt goed waarom. Er is toch al een spiraal van polarisering bezig, die niemand nog echt lijkt te kunnen stoppen. Deze crisis bewijst trouwens ten overvloede dat ook een hoog opgeleide bevolking, in het hartje van de EU, niet immuun is voor nationalistische polarisering. Waar men vroeger al eens durfde beweren dat in Joegoslavië oeroude nationalistische ressentimenten toegedekt werden door Tito’s communisme, of nog in Irak door een dictator à la Hoessein, blijkt nu duidelijk dat ook in een democratische welvarende staat als de onze niemand nationalisme nog echt kan stoppen, eenmaal die trein goed en wel op gang komt. Al wat daarvoor blijkbaar nodig is, zijn de juiste economische omstandigheden: een gevoel dat onze welvaart niet meer gegarandeerd is, en de koek dus niet groter maar misschien wel eens kleiner zou kunnen worden voor onze kinderen. En die omstandigheden zijn er nu. En nu we het toch over Joegoslavië hebben, wil ik je niet de quote onthouden van een Servische vriend van mij, die recent een tijdje in ons land woonde – hij stelde dat populisten uiteindelijk hun eigen manoevreerruimte beperken, en de gevangene worden van het eigen discours. Profetische woorden, lijkt het me.
Een en ander bewijst ook het failliet van ons onderwijs, dat gericht is op excelleren en competitie. Ons onderwijs lijkt niet in staat om mensen op te voeden, die durven twijfelen in een nochtans almaar complexer wordende wereld, en wiens eerste instinct er een is van coöperatie en solidariteit. Velen van ons lijken niet te kunnen leven met een graad van onzekerheid, we willen integendeel de zekerheid van een gemeenschap waar we in kunnen schuilen voor de grote boze wereld. Ons onderwijs zou moeten gericht zijn op samenwerking en het leren zien van zaken die we met elkaar gemeen hebben, in plaats van op competitie, de beste zijn, assertief zijn ten koste van anderen, streven naar een job met een zo groot mogelijke status. Je hoeft geen groot licht te zijn, om in het verlengde van dit soort dominante sociale normen de communautaire perikelen te zien, waarbij mensen in Vlaanderen graag de “ballast” van Wallonië van zich zouden afschudden, om terug de beste van de klas te kunnen zijn.
Uiteraard zien mensen dat zelf niet zo – het is toch voor hun eigen goed, en zo verder. Maar een staat moet altijd een spanningsveld zijn van samenwerking, gemeenschappelijke identiteit en een gemeenschappelijk project (zoals Obama het nu bijvoorbeeld heeft over het Sputnikmoment van deze generatie Amerikanen in zijn State of the Union ) enerzijds en responsabilisering anderzijds. Het is duidelijk dat die balans helemaal zoek is bij N-VA; die partij heeft geen enkel gemeenschappelijk project voor België, waardoor de partij ook geen enkel vertrouwen inboezemt aan de overzijde. Bij veel Vlamingen is de perceptie dan weer dat er onvoldoende responsabilisering is van de Franstaligen. En zo blijven we elkaar de zwarte piet doorgeven.
Wat zegt het over een land in het hart van de EU en zijn bevolking, als we er niet meer in slaagt om samen te werken aan een gemeenschappelijke toekomst, en dreigen te verworden tot een paar mini-staatjes die individueel elk kleiner zijn dan Swaziland? En mutatis mutandis, wie durft er nog geld inzetten op de broodnodige samenwerking om een gemeenschappelijk Europees project op de sporen te zetten dat deze generatie kan enthousiasmeren, of de handen aan de ploeg te slaan om urgente globale werelduitdagingen samen aan te pakken met de gretige bevolking van de BRICs? Noem me een defaitist, maar deze dertiger alvast niet.