U wist uit een vorig blogbericht (https://www.dewereldmorgen.be/blog/iaoblog/2014/06/01/van-straatventer-tot-schoenpoetser-informeel-moet-formeel)
dat het een enorme evenwichtsoefening zou worden in de Commissie die zich boog
over de transitie van de informele naar de formele economie. Eerst zoeken naar evenwichten binnen de werknemersgroep
en vervolgens naar evenwichten met werkgevers en overheden. Een kort overzicht.
Wie organiseert de
informele economie?
Een delicaat punt voor de werknemersgroep betrof de
samenwerking tussen de sociale partners en andere, representatieve organisaties
die werknemers in de informele economie organiseren. Dit debat wordt al snel
zwart-wit gevoerd, want het tripartiete overleg mag niet opengebroken worden en
die NGO’s in de informele economie zijn niet te betrouwen! Daar horen twee kanttekeningen
bij. Ten eerste, de werknemersgroep is er inderdaad in meerderheid van overtuigd dat
we het sociale overleg best beperken tot de drie erkende actoren: overheden,
werkgevers en werknemers. Maar opdat het sociale overleg ook effectief inspeelt
op de noden van de mensen uit de informele economie, is het belangrijk dat we
hun stem kennen en horen. Vandaar dat een samenwerking met organisaties die
actief zijn in de informele economie essentieel is. Ten tweede, vele van die
organisaties zijn niet gewoon een NGO. Het
zijn sociale bewegingen die mensen organiseren en hun belangen verdedigen. En
wanneer dat arbeidsrechten en werkomstandigheden betreft, dan hebben die
organisaties er alle belang bij om goed te kunnen samenwerken met de vakbonden.
Het was een aanslepende discussie, maar je merkt inmiddels toch dat de
geesten aan het rijpen zijn. Heel wat vakbonden, met inbegrip van het IVV, erkennen
dat zij niet of nauwelijks aanwezig zijn in de informele economie vandaag. En dus pleiten ze voor een nauwe samenwerking met representatieve
organisaties die wel actief zijn in de informele economie, onder andere door
vertegenwoordigers van die organisaties op te nemen in hun delegaties en ze als
dusdanig te betrekken bij het sociale overleg.
Wie werkt in de
informele economie?
Het is een bont allegaartje van mensen die actief zijn in de
informele economie. Het was een bijzonder moeilijke discussie om daar lijnen in
te trekken. De werkgeversgroep wilde en verkreeg de erkenning dat er vele
werkgevers en bedrijven actief zijn in de informele economie. De
werknemersgroep wilde en verkreeg de erkenning dat er ook vele werknemers
actief zijn, soms voor eigen rekening (de kleine zelfstandigen), maar dikwijls
ook voor rekening van anderen. In de
conclusies wordt nu gesproken van “workers”
en “economic units”. Dat laatste is een vlag die vele ladingen
dekt zoals kleine zelfstandigen, huishoudens (die huispersoneel aanstellen) en
microbedrijfjes.
Treffen we ook informele arbeid aan in de globale
toeleveringsketen? Natuurlijk, stelden de vakbonden. Maar daarover willen we
het hier nu niet hebben, stelden de
werkgevers, dat staat als apart punt op de agenda van de Arbeidsconferentie van
2016. Klopt, maar we kunnen dan toch vandaag al erkennen dat informele arbeid
op de werkvloer in die globale productieketen wel degelijk aangepakt moet
worden? Het bleek nog steeds een brug te ver, het lijkt wel alsof sommigen geen
lessen willen trekken uit de rampen die zich de laatste jaren voordeden, zoals
in Bangladesh. Uiteindelijk werd de zinsnede “globale productieketen” tussen
haakjes gezet in de conclusies. Voer voor verhitte debatten volgend jaar.
Wat met de zwarte
economie?
De Europese Unie pakte uit met een verrassende demarche. Zij
wilde de “zwarte economie” oftewel het “niet-aangegeven werk” uit het
toepassingsgebied van de toekomstige IAO-aanbeveling weren. Maar dat was een
brug te ver voor de werknemersgroep. We mogen landen geen vrijgeleide geven om
die realiteit van de informele economie aan te pakken zoals het hen belieft.
Wanneer de toepasselijke wetgeving inderdaad met opzet omzeild wordt, dan kan
en mag een overheid sancties opleggen. Maar ook dan moet er onderscheid gemaakt
worden tussen diegene die de wetsontduiking (ontwijking) organiseert en
diegenen die daar het slachtoffer van zijn. Denk maar aan de vele mensen zonder
papieren die door vele werkgevers aan het werk gezet worden in de horeca, de
bouw, de prostitutie, enzovoorts. De Afrikaanse
regeringsgroep en de Latijns-Amerikaanse
regeringen steunden die redenering. En
dus is er een voorlopig akkoord dat de Aanbeveling, die volgend jaar in detail zal moeten worden
uitgewerkt, ook van toepassing zal zijn op het niet-aangegeven werk.
Werken op straat
Anderzijds was het voor heel wat landen uit Afrika en
Latijns-Amerika moeilijk om te aanvaarden dat de openbare ruimte ook een “werkvloer”
is. Toch zijn ze overstag gegaan, omdat de ambulante verkoop op straten, parken
en op pleintjes de enige manier is voor miljoenen mensen om zich een inkomen te
verschaffen, bij gebrek aan alternatieven.
En dringt zich ook een betere samenwerking op tussen centrale overheden
en lokale autoriteiten.
Wordt volgend jaar vervolgd.
Bart Verstraeten (Wereldsolidariteit, vertegenwoordiger van
het ACV in de Conferentiecommissie voor de informele economie)
PS. Het verslag van
de besprekingen in de commissie, met achteraan het nieuwe ontwerp van
IAO-aanbeveling na een eerste lezing, vindt op de website van de IAO: http://www.ilo.org/ilc/ILCSessions/103/reports/WCMS_246193/lang–en/index.htm