Hoe, jij hebt geen uitkering?
Dat op het collectieve niveau sociale mobilisatie er de laatste eeuw gigantisch is op vooruit gegaan, kan bestempeld worden als een
feit. Dat er op het individuele niveau nog veel beter kan in België,
eveneens. De paradox is dat sociale mobilisatie makkelijker is met
een uitkering dan zonder.
Aan de hand van een waargebeurd traject, zal ik de paradox
toelichten.
Je
hebt toch twee handen meneer…
Ik ken Jan al een tijdje, meer bepaald ken ik hem sinds eind jaren
negentig. Jan is opgegroeid in extreme armoede, moeilijk te begrijpen
natuurlijk, want in de jaren negentig ging alles goed.
Jan kon zich na de verplichte middelbare studie geen opleiding
veroorloven, beroep doen op steun van familie was onmogelijk; Jan
woonde al sinds zijn zeventiende alleen. Om zijn ambities vorm te
geven ging hij ten rade bij het OCMW. Het draaide uit op een
gigantische teleurstelling: “Waarom zouden wij je ondersteunen, nu
je de leeftijd hebt om je beschikbaar te stellen op de arbeidsmarkt?”
Pittig detail; Jan studeerde af in een niet-praktische richting,
verder studeren is dan noodzaak. Immers, op welke banen dient
bijvoorbeeld een achttienjarige latijns-wiskundige te solliciteren? Het gegeven dat Jan deze opleiding voltooid heeft, is gezien zijn achtergrond op zich al een klein wonder; maar dit geheel terzijde.
He gevolg was een baan als afwasser in een restaurant, nadien een baan als kelner in een restaurant. Maar er zat meer in, volgens Jan.
…en
een hoofd dat op de juiste plaats zit?
Jaren later besloot Jan zich in te schrijven voor een universitaire
opleiding; de persoonlijke educatieve ambities kregen prioriteit op de baksteen in de maag. De betreffende universiteit raadde hem de combinatie van
een opleiding en een baan ten stelligste af. Getuige was het
uitblijven van de bereidheid om een systeem van educatief verlof te
implementeren. Pittig detail: Iemand die naast zijn baan een
volwasseneopleiding tot bijvoorbeeld fietsenmaker volgt, heeft wel
recht op educatief verlof.
De maatschappelijke balans: Vier praktijkuren per week die al dan
niet werden ingevuld vanuit een hobbyistische logica, kennen meer
rechten toe dan twintig lesuren per week en minstens evenveel uren
zelfstudie.
De persoonlijke balans: Aanhoudende stigmatisering. In het middelbare
onderwijs was Jan een buitenbeentje, want de enige van de school die
zelfstandig door het leven moest. Op de universiteitsbanken was Jan
de oudste, tot onbegrip van de medestudenten. Bij afwezigheid in
zeldzame verplichte colleges – omwille van professionele
verplichtingen – waren extra taken zijn deel; de universiteit had
hem de slopende combinatie afgeraden, een persoonlijke behandeling
behoorde bijgevolg niet tot zijn rechten.
O
nee, weer een wee.
Op het einde van het tweede jaar, komt Jan een zeldzame collega
oudere tegen op de universiteit. Omwille van het gegeven dat de
collega oudere al jaren van een uitkering leefde, kon een opleiding
aan de universiteit als voorwaarde dienen om de uitkering te
behouden. In tegenstelling tot wat Homans beweert, is deze maatregel
een federale maatregel. Doel: de bevordering van de sociale
mobilisatie bij uitkeringsgerechtigden.
Misschien wel iets voor Jan, dacht hij. Maar nee, weer het OCMW: “Als
je zelf ontslag neemt kunnen wij je niet ondersteunen meneer. Want
dan heb je geen recht op een uitkering, dus kunnen we je ook niet
bijstaan bij je studies.” Het is wat het is, dacht Jan, van ‘s
nachts werken en overdag studeren ga je ten slotte niet dood. Of toch
niet rechtstreeks. Dat het slopend is, behoeft hopelijk geen betoog.
Dan
maar op basis van ervaring?
Op
het einde van het laatste bachelorjaar hoorde Jan iets over het
attest van armoededeskundigheid. Misschien wel iets voor mij, dacht
Jan. Immers, Jan kwam van de onderste regionen van de maatschappij,
langzaam maar zeker had hij zich zelfstandig hoger op de sociale
ladder weten te begeven. Welke werkgever zou er naast iemand kunnen
kijken die én hoog opgeleid is én ervaringsdeskundige in de armoede
is? Bovendien was het Jans ambitie om binnen het sociale domein een
functie op te nemen. Op het eerste zicht dan toch wel een combinatie
die in de strijd tegen armoede interessante perspectieven kan bieden.
Lees
maar eens wat de overheid hier zelf over zegt: “Ervaringsdeskundigen
zijn professionals van sociale insluiting. Ze staan centraal in een
nieuwe en inspirerende methodologie en dragen o.m. bij tot een beter
eerstelijnsonthaal, een betere identificatie van de behoeften en
oorzaken van onbegrip tussen de overheid en mensen die in armoede
leven. Zij vormen het bewijs dat in onze samenleving niemand
overbodig is en dat iedereen het recht heeft om bij te dragen tot de
gemeenschap en te participeren in de manier waarop die gemeenschap
functioneert.”
Jan
nam contact op met de bevoegde instanties: Hoe kan je zulk een attest
bekomen?
Het
was niet het OCMW, maar het had er veel van weg: “Wel meneer, ten
eerste moet je van een uitkering leven, aangezien je werkt is dit
niet het geval. Bovendien moet je dan een cursus van één jaar
volgen, dus je gaat wel met je studies op de universiteit moeten
stoppen”.
Voor
Jan was dit de druppel die de Belgische emmer deed overlopen; Jan
verliet het land.
En
hoe zou het nu met Jan zijn?
Recent
had ik contact met Jan. Ook in zijn nieuwe land combineerde hij een
baan met studies. Hij was een masteropleiding begonnen en kon op
basis van, jawel, zijn ervaringsdeskundigheid starten als begeleider
van daklozen. Het laatste jaar waarin Jan werkte en ‘s nachts
studeerde ging in. Er waren twee grote verschillen: Ten eerste was
zijn persoonlijke verleden reden genoeg om hem in te zetten in het
daklozencentrum; men had gehoor naar zijn verhaal en herkende hierin
enkele kwaliteiten die methodiekoverstijgend konden werken. Ten
tweede stelde de universiteit zich flexibel op; Waarom zou de
combinatie tussen studeren en werken niet te faciliteren zijn, dacht
men daar. Immers, het is toch doodgewoon dat studenten tot een
twintigtal uren bijklussen? Voor de achttienjarige student een vloek,
voor Jan een doodnormale zaak die ervoor zorgde dat de werkdruk
normale proporties begon aan te nemen.
Bij
het laatste telefonische contact met Jan, werd duidelijk dat de
Belgische structuren een bijzondere persoonlijkheid hebben
afgestoten. Toen ik vroeg naar Jans mening, kreeg ik het volgende te
horen: “Het is ongelooflijk hoe men in België het armoedebeleid
voert. Echt ongelooflijk. Men wil ’emancipatorische trajecten
uitstippelen die structureel ingebed worden om zo armoede tegen te
gaan’. Wel Tim, leg mij eens uit welke mens in armoede begrijpt wat
structurele inbedding van emancipatorische trajecten betekent?
Bovendien kan men in België op een uitkering van meer rechten
genieten dan wanneer men op eigen houtje de sociale positie wil
versterken. En dan die hypocrisie Tim; ‘je moet de kansen grijpen
waar ze liggen’. Dus als je zelf je kansen creëert, grijp je naast
alle hulp, Believe me!”
By
by Belgium.
Toen
ik vroeg naar Jan wat hij het meest en minst mist aan België, kreeg
ik het volgende te horen: “Ik mis het drinken van een Duvel onder
de vijf euro. Wat ik niet mis, is het wereldvreemde, het hypocriete
en de permanente neiging van beleidsmakers en alles daarrond om zich
bemoederend op te stellen. Ik wil hier wel nog het volgende aan
toevoegen: Ik heb gestreden, hard gewerkt en veel verloren om mezelf
een betere toekomst te geven. Als je dit in België zegt, dan
reflecteert men over de eigen bescheiden jeugd; ‘Ik heb ook
vakantiewerk moeten doen van mijn ouders’. Wanneer de perceptie zover
afstaat van de realiteit omtrent armoede, zal er nooit iets
veranderen. In die zin is de huidige crisis een gewenste uitkomst;
want veel meer mensen zullen geconfronteerd worden met structurele
uitsluiting. Paradoxaal genoeg, maar conform de Belgische traditie,
is het dan wanneer er iets veranderen zal.”
“Maar weet je wat het ergste is van al, Tim? Ik ben momenteel hoger opgeleid dan al die mensen die me destijds alle hulp weigerden. Diezelfde mensen die nu op de vakbond rekenen voor het behoud van hun baan. Ik kon op niemand rekenen.”
De
moraal van het verhaal:
Sociale
mobilisatie is niet hetzelfde als uitkeringsgerechtigden kansen doen
grijpen die exclusief voor hen gecreëerd werden. Sociale mobilisatie
is een individueel traject dat ondersteuning kan gebruiken, maar door
structuren vertraging oploopt en mogelijks zelf tegengehouden wordt.
Jans verhaal is hiervoor exemplarisch, maar zoals Jan het zelf zegt:
“Het goede aan heel het verhaal is dat ik letterlijk tegen niemand
‘dank U’ moet zeggen. Het slechte is dat ik mezelf steeds als vreemde in eigen land heb gevoeld.”
Jans
verhaal is een echt verhaal, maar Jan noemt uiteraard niet Jan.