Stalin (zesde rechts) in 1925 op de 14de Conferentie van de Communistische Partij. Foto: jenikirhistory.getarchive.net
Boekrecensie -

Waarom een biografie van Jozef Stalin schrijven geen goed idee is

In Koude Oorlogsbuit, een in het voorjaar verschenen politiek essay, doe ik een poging om de geschiedenis van de Sovjet-Unie onder Stalin zo objectief mogelijk te benaderen op basis van wat wetenschappelijk onderzoek de laatste decennia aan het licht heeft gebracht. Het leverde mij, naast enkele besprekingen die het boek ernstig namen, een hoop reacties op die het van tafel veegden als een apologie van een massamoordenaar. Maar ook goede raad. Ik had Stephen Kotkin moeten lezen.

dinsdag 26 september 2023 10:30
Spread the love

 

Want, schreef historicus Stefaan Marteel in een opinie in De Standaard van 18 april, “meer dan in welk ander werk staat daarin, zoals Ducal over zijn boek stelt, ‘het wetenschappelijk bestuderen van machtsverhoudingen, machtsconflicten, invloeden, oorzaken en context van wat zich afspeelde’ centraal”. Vreemd eigenlijk dat ik dat niet had gedaan, en ook spijtig, want het had me kunnen afhelpen van “bedenkelijk revisionisme”.

Het is nooit te laat om bij te leren en dus heb ik me Stalin – Waiting for Hitler, deel twee van Kotkins driedelige biografie aangeschaft, een kolos van 1184 bladzijden, met een ontzagwekkend notenapparaat en een even overweldigende bibliografie. Het wordt dan ook de ‘definitieve’ Stalinbiografie genoemd, in meer dan één recensie. Niet een expert dus, maar de expert. Als ik op voorhand Kotkin had gelezen, had ik dan een ander boek gemaakt? Ik hou het antwoord even hangende om vooraf enkele bedenkingen te formuleren.

Een biografie met een agenda

Om te beginnen: Kotkins boek is een biografie, geen analyse waarin machtsverhoudingen en machtsconflicten centraal staan. Die onderwerpen zijn hooguit draden in het weefsel van Stalins evolutie, maar hebben nooit de focus an sich.

Cover

Als biografie is het boek inderdaad indrukwekkend. Het bevat enorm veel informatie over zowel Stalins politieke als zijn persoonlijke leven, waardoor een veel realistischer en menselijker portret ontstaat dan in de meeste Stalin-boeken.

We zijn in zekere zin voortdurend ‘bij hem’, of hij nu overleg pleegt met andere topfiguren, een toespraak houdt op een congres, vanuit zijn vakantieoord een brief schrijft naar zijn vrouw, naar het theater of de cinema gaat of voor het slapengaan zijn laarzen wisselt voor slippers.

Die anekdotische laag dient een doel, namelijk duidelijk maken dat er een verband is tussen de evolutie van die menselijke Stalin van primus inter pares naar moordlustige despoot enerzijds en de uitbouw van een socialistische maatschappij op basis van collectivisering en industrialisering volgens marxistisch-leninistisch model anderzijds.

De waanzin van het antikapitalistische project, die zich uitte in steeds weer nieuwe golven van terreur, creëerde de waanzin van de despoot, die zich als leerling van Lenin geroepen voelde het communistisch ideaal te verwezenlijken. Ten koste van wie of wat dan ook. Dat is de baseline van dit werk.

Uitgangspunten of onderzoeksvragen

Kotkins boek gaat uit van een aantal zekerheden, stellingen die ik in andere boeken als onderzoeksvragen aantref.

Stalin, en Stalin alleen, heerste. Die almacht is voor Kotkin een evidentie die op elke bladzijde spreekt, alleen al uit het woordgebruik: Stalin’s personal dictatorship, Stalin’s policies of forced collectivisation-dekulakization, Stalin’s famine, Stalin had decided, Stalin supervised, Stalin kept up the pressure, Stalin ordered, enzovoort.

Niets gebeurde zonder zijn goedkeuring. “Functionarissen zaten vaak verlamd tot hij reageerde. Zijn postzak was de nexus van wat normaal gesproken het beleidsvormingsproces zou worden genoemd. Hij koos wat hij las (of niet) en zijn voorkeuren en gewoonten vormden het gedrag van de staat.” (p. 128)

Een staatsgeleide economie en afschaffing van de vrije markt zijn per definitie dwaasheid. Het kapitalisme had de Sovjet-Unie evengoed, zonder al die terreur, kunnen ontwikkelen tot een moderne staat.

Als de oppositie een platform schrijft om Stalin uit te schakelen, heeft het volgens Kotkin geen zin een andere partijleiding te installeren om het bolsjewisme op een gezonder spoor te zetten en is “de enige uitweg democratie in te voeren – competitieve verkiezingen, geheime stemming, alternatieve partijen, privé-eigendom, marktrelaties.” (p. 1222)

Aangeklaagden op de processen waren zonder uitzondering slachtoffer van gefabriceerde ‘misdaden’, waarvan de schuldbekentenis door foltering was afgedwongen. “Het vijfdaagse proces van het Trotskistisch-Zinovjevistische centrum begon op 19 augustus (…) Het spektakel volgde op een lange periode van marteling achter de schermen, scripting en repetitie.” (p. 426)

Uitgangspunten dus, geen onderzoeksvragen. Ze worden gepresenteerd als vanzelfsprekend en bepalen in hoge mate de kleur van het boek. Maar evident zijn ze niet, aangezien een aantal wetenschappelijke publicaties de afgelopen decennia een en ander in vraag hebben gesteld.

Het kan natuurlijk aan mij liggen, maar ik heb in Kotkins boek vergeefs gezocht naar argumenten en bewijzen die de auteurs die ik in mijn boek ter sprake breng, onderuit halen. De meeste van die auteurs zijn wel aanwezig in zijn boek, maar op een manier die de wenkbrauwen doet fronsen. Ik geef twee voorbeelden.

Kotkin en Getty

In Koude Oorlogsbuit bespreek ik een aantal teksten van J. Arch Getty, waarin hij – op basis van archiefstudie – aantoont dat Stalin niet de macht en de beslissingsruimte had die het totalitaire paradigma (Stalins almacht) hem toeschrijft, gezien de complexe verhoudingen tussen het Kremlin en regionale partijafdelingen.

Getty staat met acht titels in Kotkins bibliografie en wordt tientallen keren als bron vermeld bij concrete gegevens over de terreur. Zijn analyse, die Kotkins visie op het ontstaan van de terreur in de jaren dertig volledig tegenspreekt, komt in de tekst evenwel niet ter sprake.

Alleen weggemoffeld in enkele noten vinden we ze terug, waar ze zonder enig argument belachelijk wordt gemaakt als “bespottelijk” (farcically, p. 1558), “een idiote stellingname” (a crackpot assertion, p. 1452) en “onzin” (rubbish, p. 1540).

In de weinige commentaar die Kotkin daaraan toevoegt geeft hij bovendien een verkeerd beeld van Getty’s analyse. Even door volgende ingewikkelde zin heen bijten: “zonder uit te leggen waar Stalin de middelen vandaan haalde om de politieke machines met gemak te vernietigen, blijft Getty hameren, niet op een hyper gecentraliseerd, maar op een gedecentraliseerd Sovjetsysteem, waarbij het centrale apparaat zijn veronderstelde afhankelijkheid van de achterlijke clandynamiek van de lokale partijmachines verafschuwde.” (p. 1619) Het klinkt kritisch-wetenschappelijk, maar is misleidend. Twee keer zelfs.

Om te beginnen is Getty het er niet mee eens dat Stalin “de politieke machines met gemak” vernietigde. Hoe zou hij dan kunnen uitleggen waar Stalin “de middelen vandaan haalde”? Is het niet gek van iemand te vragen om een bewering te staven die hij niet onderschrijft?

Kotkin herleidt de terreur tot berekende vernietigingsdrang vanuit één man. Getty stelt dat hij ontstond uit een complex van factoren, waarin zowel het centrum als het lokale niveau een actieve rol speelden, en waarin veel aan de controle van het centrum ontsnapte.

Bovendien “hamert” Getty er helemaal niet op dat het Sovjetbestuur een gedecentraliseerd systeem zou zijn. Lokale partijafdelingen waren geen achterlijke clans waar het centrum afhankelijk van was, het was in principe net omgekeerd.

Regionale partijleiders waren vertegenwoordigers van het centrum, hun macht was gedelegeerde macht vanuit het Centraal Comité (waar zij in groten getale deel van uitmaakten).

Wat Getty aantoont is de pervertering van dat gecentraliseerde systeem door de zwakte van de partij om alles onder controle te houden, met als gevolg een vaak dubieuze cohesie en bureaucratische scheefgroei op lokaal niveau.

Kotkin en de hongersnood

Een tweede voorbeeld. In zijn behandeling van de hongersnood in 1932-1933 verwerpt Kotkin de theorie van de opzettelijk gecreëerde genocide. De hongersnood “was het gevolg van Stalins beleid van gedwongen collectivisering-dekulakisering en van het meedogenloze en incompetente beheer van de zaai- en inleveringscampagnes, die het land op een tweesprong plaatsten, zeer gevoelig voor droogte en plotselinge stortregens.” (p. 185)

Hij volgt daarmee in zekere zin de analyse van Davies & Wheatcroft, die ik in Koude Oorlogsbuit heb samengevat. In zekere zin, want in tegenstelling tot Davies & Wheatcroft, die de rol van lokale partijafdelingen en de interactie tussen het centrum en de graanregio’s veel genuanceerder beschrijven, herleidt Kotkin ook deze catastrofe tot de figuur van Stalin. Het is ‘Stalins hongersnood’ (o.a. p. 184), “de door Stalin gecreëerde horror”(p. 187), enzovoort.

Deze voorstelling van zaken vraagt enige nuancering. Ook al werd voor de boeren de deur naar de kolchozen via allerlei maatregelen breed open gezet, gedwongen toetreding was niet de wil van de centrale leiding, maar het gevolg van zowel spontane druk als bureaucratische wedijver op lokaal vlak, zoals Lynn Viola op basis van archiefmateriaal heeft aangetoond.

Stalins artikel ‘De roes van het succes’ (1930) bestreed die praktijken omdat gedwongen toetreding in zijn ogen contraproductief was. Voor Kotkin bestaat die tegenstelling tussen centrale richtlijnen en lokale ontsporing niet.

Stalins tegenreactie is voor hem geen tegenreactie, maar “another bolt from the blue” (p. 78), een zigzagbeweging van iemand die partijkaders te lande plots gaat beschuldigen van iets wat hijzelf heeft bevolen. Is dat niet wat simpel?

Hoe kwam er een einde aan de hongersnood? Door de miraculeuze oogst van 1933. Hoe was die mogelijk? Volgens Kotkin omdat het regime in de hongersnood een partner had gevonden om het verzet van de boeren te breken zodat het hen als geknechte (“enslaved”; p. 188) werkkrachten het veld kon opjagen.

Veel bewijs geeft hij daarvoor niet. En dat kan ook niet, aangezien verzet één aspect van de collectivisering was, en andere reacties, van gewillige tot enthousiaste medewerking, een andere. Wie ontkent dat de collectivisering een groot deel van de boerenbevolking perspectief op een betere toekomst gaf, moet wel alle boeren over één kam scheren.

Mark Tauger, een autoriteit op het gebied van landbouw en speciaal van hongersnoden, bekijkt de zaak heel anders. Kotkin kent het werk van Tauger. In de noten erkent hij hem als de onderzoeker die de extreem lage oogstopbrengst (50 miljoen ton1) op basis van concreet onderzoek heeft bewezen en een verklaring biedt waarom leidinggevenden er niet op waren voorbereid (de gevolgen van roest – lege aren – werden pas bij het oogsten geconstateerd). Taugers conclusie is dat de hongersnood onvermijdelijk was en veroorzaakt werd door extreme milieufactoren.

En hoe werd die hongersnood overwonnen? Dankzij de middelen en de mobilisatiemogelijkheden van de gecollectiviseerde landbouw. Precies het omgekeerde van Kotkins stelling. Wat voor de een oorzaak is, is voor de ander de oplossing.

Taugers conclusie lezen we bij Kotkin in één zin, weggestopt in een langere voetnoot (p. 1257). Welke lezer staat er stil bij dat Kotkin hier een bron vermeldt die zijn betoog onderuit haalt?

Suggestief proza

Kotkins boek heeft iets overdonderend. Het is een stortvloed van concrete gegevens – feiten, cijfers, citaten – uit de meest verscheidene bronnen, afgewisseld met persoonlijke commentaar.

Ik kan me inbeelden dat het boek daardoor als onweerlegbaar overkomt bij iemand die zijn uitgangspunten deelt, gezien de overweldigende hoeveelheid materiaal die ‘zijn gelijk’ bevestigt. Voor wie dat ‘gelijk’ geen evidentie vindt, is dit net de zwakte van het boek.

Door kronieksgewijs te werken (Stalin in het jaar 1929, 1930, 1931, enzovoort) springt Kotkin voortdurend van het ene onderwerp naar het andere. Het gevolg is dat er geen ruimte is voor systematische bewijsvoering, nuancering en confrontatie met tegensprekelijk materiaal.

Het is één doorlopend verhaal dat de onderwerpen fragmentsgewijs aan elkaar rijgt over de meest uiteenlopende zaken: internationale politiek, landbouwbeleid, repressie en terreur, industrialisering, verhoudingen binnen de partij, publieke optredens, privéleven, enzovoort. Op die manier ziet de lezer in die voor hem ‘volledige’ feitenstroom noch de gaten, noch de selectieve keuze.

Het lijkt alsof Kotkin alles wat ooit over Stalin is geschreven heeft uitgevlooid op zoek naar bruikbaar materiaal om zijn verhaal te stofferen. De vraag is in hoeverre daarbij een kritische selectie aan het werk is geweest.

Stalin is in de loop der tijden het onderwerp geweest van zowel wetenschappelijke literatuur als sensatielectuur en propagandateksten, vaak ook van een mengeling daarvan, wat geleid heeft tot pseudowetenschap en onbetrouwbare ‘standaardwerken’.

In Kotkins tekst lopen, soms op één bladzijde, verwijzingen naar de archieven, gegevens uit de meest verscheiden secundaire bronnen, beweringen uit memoires en geruchten door elkaar. Daardoor kan de lezer onmogelijk uitmaken in welke mate hij op wetenschappelijk betrouwbare dan wel dubieuze grond staat.

Kotkin schrijft een zeer affirmatief en retorisch proza. Het heeft een uitgesproken ideologische kleur en poneert vaak zonder veel nuancering. Zo is de collectivisering “het met geweld dienstplichtig maken van de boerenbevolking ten behoeve van de staat” (p. 612) en “het effectief knechten (effective enslavement) van honderd miljoen mensen” (p. 189).

Het protest van niet meer dan vijf procent van de volwassen landelijke bevolking (volgens zijn eigen gegevens in de noten) wordt een “massaal in opstand komen tegen de gedwongen collectivisering en dekulakisering”. (p. 676)

Vooral het herleiden van wat er zich in de Sovjet-Unie afspeelde tot de waanzin van één man wordt als de evidentie zelf geponeerd. “Massale terreur door het regime tegen de eigen elites en massa’s was (…) inherent aan het bolsjewistische revolutionaire project en een keuze die Stalin alleen maakte en doorduwde.” (p. 612).

Ook de Moskouse processen waren van voren tot achter Stalins scenario. Hij “dicteerde, redigeerde en bestudeerde de protocollen van de verhoren, liet ze vervolgens circuleren en verwees er dan naar alsof ze op feiten berustten.” (p. 524).

Ook de Grote Terreur was louter Stalins beslissing en verliep precies zoals hij het wilde. Nooit verloor hij er de controle over. “Hij besloot gewoon zelf om de quota-gestuurde 2 uitroeiing van hele categorieën mensen goed te keuren in een geplande willekeurige terreur (…).” (p. 545)

En waarom? Omdat communisme nu eenmaal een absurd project is en de man die het zijn historische opdracht vindt dat project niettemin uit te voeren, onvermijdelijk menselijke overwegingen en morele dilemma’s ondergeschikt maakt aan het gehoorzamen aan de ‘objectieve wetten van de geschiedenis’.

Dus ontstaat er een diabolisch schema: de tiran moet onophoudelijk zijn macht bevestigd zien en geloofwaardig maken voor de bevolking. Dus moet heel die bevolking geloven dat hun opgang naar een stralende toekomst voortdurend bedreigd wordt door de kapitalistische buitenwereld, die hen omsingelt, dreigt aan te vallen en het land vol stopt met onzichtbare vijanden.

Op die manier verklaart Kotkin wat anders onverklaarbaar zou zijn: de houding van de bevolking. “Nuchter bekeken leek Stalins antikapitalistische experiment op een uitgestrekt kamp van misdeelde arbeiders, boeren in loondienst en slavenarbeiders die zwoegden voor het welzijn van een niet erkende elite. Maar de Sovjet-Unie was een sprookje. Niet te stuiten optimisme verspreidde zich naast hongersnood, arrestaties, deportaties, executies, kampen, censuur en verzegelde grenzen. (…)”. (p. 395)

De verklaring? Hersenspoeling. Honden van Pavlov. “Pavlov had de hond geconditioneerd om op de zoemer te reageren alsof het geluid de geur en smaak van voedsel was. Ook de Sovjetbevolking was geconditioneerd: de “zoemer” die het regime liet horen was “kapitalistische omsingeling” en de reflexmatige reactie van het volk was angst (…).” (p. 396) Is dat niet een beetje karikaturaal?

Meer verhaal dan analyse

Kotkins boek werd, voor zover ik kan nagaan, in de Angelsaksische pers unaniem met lof overladen. Voor een deel terecht. Wetenschappelijk onhoudbare beweringen zoals de Oekraïense genocide of de overdreven dodentallen maken in zijn boek geen kans. Wat feitelijke gegevens betreft blijft het, ook na bovenstaande kritische vaststellingen, een schatkamer aan informatie.

Tegelijk is het een boek dat weinig toevoegt aan waar het onderzoek vandaag staat. En dat kan het ook niet, aangezien Kotkin geen afscheid kan nemen van het totalitaire paradigma, dat door het werk van de zogenaamde revisionistische school zijn evidentie heeft verloren.

Die school (Getty, Viola, Manning, Thurston, enzovoort) stelt het paradigma van het met ijzeren hand bestuurde terreurregime namelijk niet op ideologische, maar op wetenschappelijke grond in vraag, op basis van archiefmateriaal dat anomalieën aan het licht heeft gebracht die door dat paradigma niet verklaard kunnen worden. Het negeren van die bevindingen is het ontlopen van een vroeg of laat onvermijdelijk debat.

Kotkin schrijft in zekere zin meer een verhaal dan een wetenschappelijke analyse. Een verhaal dat meer beweert dan het bewijst. Wat het hele boek uiteindelijk samenbindt zijn een aantal ideologische premissen. Vandaar dat er geen ruimte is voor andere verklaringen voor de collectivisering en de terreur dan de wil van de despoot.

Was er ook niet een deel van de boerenbevolking dat positief reageerde op de collectivisering? Was er werkelijk geen gevaar voor terroristische aanslagen? Was de link tussen de oppositie en de sabotage in landbouw en industrie louter ingebeeld? Kan het dat de Grote Terreur wel degelijk uit de hand liep en Jezjov, hoofd van de geheime politie, een eigen agenda diende? Het zijn vragen die niet zomaar van tafel kunnen worden geveegd.

In mijn essay bespreek ik bijvoorbeeld enkele artikels in de Amerikaanse pers en het boek In Search of Soviet Gold, beide van John Littlepage, een Amerikaanse mijningenieur werkzaam in de Sovjet-Unie.

Hij beschrijft daarin sabotage in de mijnindustrie die hij zelf constateerde en die in de richting wijst van adjunct-volkscommissaris van Zware Industrie Piatakov. Voor Kotkin is Piatakov, een van de aangeklaagden tijdens het tweede Moskouse proces per definitie onschuldig. Littlepage komt in zijn boek niet voor.

Pierre Broué, door Kotkin vijf keer als bron ingeroepen, schrijft als conclusie van zijn onderzoek in het Trotski-archief over het oppositieblok tegen Stalin dat het “definitief alle legendes en vooroordelen over een almachtige, bloeddorstige en machiavellistische Stalin vernietigt” en bewijst “dat de Moskouse processen geen gratuite misdaad waren, maar een terugslaan in een conflict dat in werkelijkheid, zoals Trotski schreef, een preventieve burgeroorlog was” (Koude Oorlogsbuit, p. 79). Een conclusie die we bij Kotkin niet terugvinden.

Uiteindelijk belanden we in Kotkin’s Waiting for Hitler toch weer bij het ingehamerde beeld van Stalin. Het is in die zin een ‘veilig’ boek, netjes binnen de ideologische krijtlijnen, dat geen twijfel zaait en niet verontrust. Voor wie door andere lectuur is aangestoken, is dat de beperking ervan.

De beperking van biografieën

Ik kom terug op mijn beginvraag. Was mijn Koude Oorlogsbuit een ander boek geworden als ik vooraf Kotkin had gelezen? De vraag is absurd, want ze werd beantwoord vóór ze was gesteld. Niet omdat ik mijn analyse niet in vraag wil stellen, maar omdat mijn focus niet Stalin is.

De focus in mijn essay ligt niet op zijn persoon, maar op machtsstructuren en het netwerk van relaties tussen machtsniveaus onderling en met de bevolking. Omdat ik het totalitaire paradigma nu eenmaal achterhaald vind.

Mijn interesse geldt het socialisme in de Sovjet-Unie als alternatief voor het kapitalisme. Wat is het kind daarin en wat het vuile badwater? Eenmaal Stalin weggeduwd uit zijn allesbeheersende rol, ontstaat ruimte voor meer genuanceerde en meer geloofwaardige antwoorden op die vraag dan waanzin en despotisme. Stalin was ongetwijfeld de belangrijkste speler op het veld, met het meeste gezag en de grootste verantwoordelijkheid, maar toch maar één van hen.

Het is zeer de vraag of biografieën een geschikt kanaal zijn om de geschiedenis van een land te schrijven. Een biografie richt per definitie de focus op één iemand en is daardoor haast gedoemd het gewicht van karakter en persoonlijkheid in het verloop van de geschiedenis te overdrijven. Kotkin gaat daarin zeer ver: “Zonder Stalin geen socialisme, en zonder socialisme geen Stalin” (p. 393).

De dag waarop hij het paradigma van de alles sturende despoot – de rode lijn door zijn boek – achter zich laat, stort heel het bouwwerk in elkaar. Niet omdat veel van de honderden brokstukken van zijn tekst niet zouden deugen, maar omdat een andere, meer overtuigende samenhang zich opdringt.

In het geschiedenisonderwijs is men stilaan zo ver de rol van de Caesars, Clovissen en Napoleons te relativeren en aandacht te schenken aan ruimere maatschappelijke processen dan hun macht en persoonlijkheid. Misschien is het tijd dat ook voor Stalin te doen.

 

Stephen Kotkin. Stalin – Waiting for Hitler, 1929-1941. Penguin, London, 2017, pp. 1184. ISBN 978 1594 2038 00. Citaten zijn uit het Engels vertaald door de auteur en verwijzen naar de e-book-uitgave (ePUB, Penguin Random House UK).

Charles Ducal. Koude Oorlogsbuit – Totalitarisme – over Stalin, archieven en Hannah Arendt. Vrijdag, 2023, pp. 312. ISBN 978 9464 3416 38

 

Lees ook:

Koude Oorlogsbuit, een genuanceerd boek over Stalin? In 2023? Hoe durf je…

Critici ‘Koude Oorlogsbuit’ bevestigen ongewild dat de auteur gelijk heeft

 

Notes:

1  Taugers cijfer voor 1932 is 48 miljoen ton, op basis van de jaarverslagen van veertig procent van de collectieve boerderijen.

2  Kotkin neemt hier een door Getty rechtgezette misvatting over: de massa-operaties tijdens de Grote Terreur kregen geen quota of minimaal te behalen aantallen opgelegd, maar limity, niet te overschrijden maxima.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!