Het boek dat u nu in handen heeft, is letterlijk een ‘heruitgave’, onveranderd, van Het Belgische migrantendebat dat Jan Blommaert en ikzelf dertig jaar geleden schreven na eerdere publicaties in het Engels over hetzelfde thema voor een internationaal publiek. Het was onze ambitie om de resultaten van ons onderzoek toegankelijker, en dus relevanter, te maken voor de gemeenschap die er het onderwerp van was.
Maar geen enkele Vlaamse uitgever die we benaderden, inclusief EPO, was geïnteresseerd. Te academisch. Dat hadden we natuurlijk aan onszelf te danken, al was het maar met die ondertitel, De pragmatiek van de abnormalisering.
Abnormalisering is niet meteen een wervend begrip, abstract, en zonder verankering in het dagelijkse gebruik. Pragmatiek, op zijn beurt, is een tak van de taalwetenschap, en deze ‘wetenschap van het taalgebruik’ was inderdaad de theoretische en methodologische grondslag van ons onderzoek.
We beslisten dan maar om de International Pragmatics Association, in 1986 in Antwerpen opgericht door Jan Nuyts, Ann Verhaert en mezelf,[1] te gebruiken als vehikel voor de publicatie. Eerst een voorzichtige 500 exemplaren. Daarna nog eens. En nog eens.
…
Het boek is een tijdscapsule. Alle gebeurtenissen en uitspraken die erin worden vermeld dateren van 1992 of vroeger. Van de genoemde personen zijn er heel wat die nu nog een actieve rol spelen. Maar ik zou u willen vragen om hen bij (her)lezing van deze tekst niet vast te pinnen op het moment van toen. Mensen zijn verantwoordelijk voor wat ze doen en zeggen, maar ze veranderen ook.
Mensen zijn verantwoordelijk voor wat ze doen en zeggen, maar ze veranderen ook.
Op dertig jaar is er echt wel veel veranderd. Sedertdien zijn al dertien of veertien nieuwe Belgische regeringen aangetreden. Aan Vlaamse kant zagen we pas in 1995 een eerste echte regering (na de vele ‘executieves’ die daaraan voorafgingen), en we zijn nu aan de negende editie toe.
Leden van minderheidsgroepen nemen veel actiever deel aan het maatschappelijk debat. Kinderen van immigranten en vluchtelingen bekleden prominente posities. Er was al Elio Di Rupo. Nu ook Mohamed Ridouani, Zuhal Demir, Sammy Mahdi, … Voor het eerst zijn er evenveel vrouwen als mannen in de federale regering.
Niemand neemt het woord ‘tolerantiedrempel’ nog in de mond. Het begrip ‘allochtoon’ werd al eens ritueel begraven en maakt langzaamaan plaats voor ‘mensen met een migratieachtergrond’. ‘Dekolonisering’ is bijna een huishoudwoord, net zoals ‘superdiversiteit’. De antidiscriminatiewetgeving is aanzienlijk versterkt, en respect ervoor kan juridisch worden afgedwongen.
Voor hulp daarbij kan men aankloppen bij het Interfederaal Gelijkekansencentrum Unia (voor discriminatie op grond van niet minder dan achttien criteria) of bij het Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (op grond van geslacht of gender) – alleen voor het criterium ‘taal’ bestaat er geen bevoegde instantie.
Is een heruitgave van dit boek dan wel relevant?
Jammer genoeg vertegenwoordigt het lijstje van veranderingen, dat vele malen vermenigvuldigd kan worden, slechts de golfslag aan de oppervlakte. De grondstromen tonen een heel ander beeld. Symptomatisch was de moeiteloze transformatie van Vlaams Blok naar Vlaams Belang – veroordeeld op grond van de antiracismewetgeving in 2004, maar zonder enige reële sanctie.
Waarvan was dit een symptoom? U zou kunnen zeggen: van gebrek aan politieke moed; het parlement had namelijk de dotatie van de partij kunnen inhouden. Maar de kwaal ligt nog wat dieper.
De mate waarin extreemrechts de politieke agenda reeds had bepaald, kan nauwelijks overschat worden.
Na het oppoetsen van de teksten leunde de nieuwe beginselverklaring van het Vlaams Belang erg dicht aan bij wat andere politieke partijen niet alleen verdedigden maar ook stelselmatig in de praktijk hadden gebracht. De mate waarin extreemrechts de politieke agenda reeds had bepaald, kan nauwelijks overschat worden.
Dit brengt mij bij de kern van Het Belgische migrantendebat. Het boek was geen analyse van extreemrechts. Integendeel, het presenteerde een analyse van ‘gematigde politieke documenten, pluralistische retoriek, belangrijk sociaalwetenschappelijk onderzoek en de berichtgeving in de doorsnee media’ en toonde ‘dat de kern van waaruit tolerante Vlamingen of Belgen spreken over de Belgische vreemdelingenproblematiek, nauwelijks afwijkt van het gedachtegoed van extreemrechts’: er was een ‘afkeer voor verregaande diversiteit’, een ‘geloof in de heilzaamheid van een homogene samenleving’. Zo stond het samengevat op het achterplat.
Ik nodig u uit om het boek te lezen als oefening om te kijken naar de diepere betekenissen van het maatschappelijk discours vandaag, de grondstroom. Binnen het bestek van een voorwoord kan ik geen geschiedenis van dertig jaar debat schetsen.[2] Ik beperk me hier tot een aanbeveling en een aandachtspunt.
…
De aanbeveling bestaat erin te letten op de opvallendste strijdpunten in het progressieve discours, zoals de talrijke aanvallen op multiculturalisme. Multiculturalisme was reeds in de vroege jaren 1990 een omstreden begrip.[3] In het hele debat rond maatschappelijke diversiteit werd het ook een van de minst begrepen concepten.
Even oud als het concept is het spanningsveld tussen ernstige verdedigers van een multicultureel samenlevingsmodel en simplistische interpretaties ervan (die inderdaad door sommigen werden gepropageerd) in termen van naast elkaar bestaande ‘culturen’.
In essentie is multiculturalisme niets anders dan een noodzakelijke correctie op een (zelden zo genoemd) westers monoculturalistisch denkkader dat geloofde in het universalisme van de eigen specifieke culturele traditie. Het ging dus louter om de aanvaarding van de realiteit van diversiteit, een realistische inschatting van de dynamiek tussen individuen en variabele groepsvormingsprocessen (met het recht van individuen om respect te verwachten voor wat zij waardevol vinden, ook als het gaat om tradities op collectief niveau).
Kritiek op multiculturalisme als een misplaatst groepsdenken is daarom compleet naast de kwestie. Maar die kritiek is een mantra geworden onder (overigens meestal rechtgeaarde) politici en intellectuelen.
Kritiek op multiculturalisme als een misplaatst groepsdenken is daarom compleet naast de kwestie. Maar die kritiek is een mantra geworden onder (overigens meestal rechtgeaarde) politici en intellectuelen. We vinden die niet alleen bij Angela Merkel (die in 2010 de politieke koorzang over de mislukking van het multiculturalisme aanhief, gevolgd door Sarkozy, Cameron, Leterme, …). Ze ligt ook aan de basis van de achterdocht van Bart Somers, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen, tegenover het Minderhedenforum.
Om dezelfde reden verklaarde onlangs Belgisch staatssecretaris voor Asiel en Migratie Sammy Mahdi dat racisme een probleem is, ‘maar multiculturalisme evenzeer’.[4] En voor een vrijzinnig denker zoals Jurgen Slembrouck is het een reden om het volgende te beweren: ‘De cultus van de diversiteit en de tolerantie die het multiculturalisme kenmerkt, is allesbehalve ideologisch neutraal en vormt paradoxaal genoeg een ernstige bedreiging voor de vrijheid van het individu.’[5]
Natuurlijk is multiculturalisme niet ideologisch neutraal. Dat is geen enkele visie op de maatschappij. Maar het was geen ‘cultus’ van diversiteit, en de zogezegde bedreiging die ervan zou uitgaan voor de vrijheid van het individu illustreert de fog of misunderstandings[6] die multiculturalisme reduceert tot exclusieve aandacht voor de collectiviteit.
Of men het nu graag ziet of niet, cultuur is altijd ‘multi’, niet alleen door het incorporeren van meervoudige invloeden maar ook door de talloze verschijningsvormen – zoals trouwens gemeenschappen ook per definitie superdivers zijn, waardoor ‘superdiversiteit’ een wat ongelukkige term wordt die een normaal verschijnsel nodeloos uitvergroot.
…
Ik heb u ook nog een aandachtspunt beloofd. In sommige van de middens die we destijds de ‘tolerante meerderheid’ zijn gaan noemen, heerst een haast geïnstitutionaliseerde achterdocht ten opzichte van alles wat vreemd is – uiteraard zonder dat dit erkend wordt. Het loodzware begrip identiteit is de grote splijtzwam.
Minderheden worden verketterd als zij aan ‘identiteitspolitiek’ doen, ook wanneer groepsvorming vanuit een ondergeschikte positie de enige manier is om collectief de evenwaardigheid af te dwingen.
Minderheden worden verketterd als zij aan ‘identiteitspolitiek’ doen, ook wanneer groepsvorming vanuit een ondergeschikte positie de enige manier is om collectief de evenwaardigheid af te dwingen die noodzakelijk is voor elk individu om als volwaardig individu erkend te worden, los van een opgelegde identiteit. Daarom is feminisme nog lang niet gedateerd.
Daarom is Black Lives Matter een belangrijke beweging. En daarom zullen mensen met een migratieachtergrond op bepaalde momenten nog steeds vanuit die identiteit moeten ageren zolang de categorie ‘mensen met een migratieachtergrond’ de blik vanuit de dominante meerderheid mede bepaalt. Er is bovendien een intersectionele logica die al die strijdtonelen zou kunnen verbinden in een streven naar grotere economische gelijkheid, een soort klassenstrijd die zich niet neerlegt bij de mythe van gelijke kansen.
De afkeer voor de identiteitspolitiek van minderheden staat in schril contrast met de klemtoon op een Vlaamse identiteit, met onwrikbare normen en waarden (bovenop wat wettelijk kan worden afgedwongen) en een culturele traditie die ‘bedreigd’ wordt door de nabijheid van wat ervan afwijkt. Die klemtoon, voor alle duidelijkheid, blijft niet beperkt tot Vlaams Belang en N-VA.
Identiteitspolitiek op staatsniveau resulteert steeds in uitsluiting, ook als men spreekt over ‘inclusief nationalisme’. De inclusie geldt alleen voor wie, vanuit het standpunt van een dominante meerderheid, erbij hoort.
Identiteitspolitiek op staatsniveau resulteert steeds in uitsluiting, ook als men spreekt over ‘inclusief nationalisme’. De inclusie geldt alleen voor wie, vanuit het standpunt van een dominante meerderheid, erbij hoort. Identiteitspolitiek op staatsniveau streeft naar volledige controle over wie het recht heeft als volwaardig burger beschouwd te worden. Die controle wordt bedreigd door de identiteitspolitiek van minderheden die op eigen initiatief het recht opeisen om volwaardig te participeren.
Het is daarom niet toevallig dat N-VA-voorzitter Bart De Wever een pleidooi houdt tegen de groeiende gewoonte om voor inbreuken op de antidiscriminatiewetten naar de rechter te stappen.[7] De juridische afdwingbaarheid van gelijkheid is gevaarlijk voor wie macht heeft. Daarom is het ook niet verwonderlijk dat een nationalistisch geïnspireerde Vlaamse regering het interfederale Unia wil opdoeken en vervangen door een Vlaams gelijkekansencentrum dat niet langer de bevoegdheid zou hebben om zich burgerlijke partij te stellen in geschillen rond discriminatie.
De uitspraken van politici en opiniemakers zijn zelden onschuldig. Ze staan steeds in functie van beeldvorming, al dan niet met electorale doeleinden.
De uitspraken van politici en opiniemakers zijn zelden onschuldig. Ze staan steeds in functie van beeldvorming, al dan niet met electorale doeleinden. Op het expliciete niveau zullen ze steeds vermijden wat niet langer maatschappelijk aanvaardbaar is, of wat indruist tegen bestaande wetgeving. Maar er zijn subtielere manieren om zich van de sympathie van een publiek te verzekeren.
Hoogdravende retoriek over volksaard en identiteit, aanvallen op multiculturalisme en politieke correctheid, de ridiculisering van safe spaces en wokeness, vertogen over de bedreigde vrijheid van meningsuiting, de nadruk op gevaren van migratie voor onze welvaart en veiligheid door associatie met sociale fraude en criminaliteit, of op de onaanpasbaarheid van sommige ‘vreemdelingen’ en de premoderniteit van ‘de’ islam: het zijn allemaal hondenfluitjes[8], gecodeerde berichten gericht aan een achterban waarvan verondersteld wordt dat ze die zal vertalen naar de expliciete boodschappen die de spreker zelf (vaak zelfs heel eerlijk) vermijdt.
…
Jan en ik hoopten op een mentaliteitswijziging door bij onze lezers het bewustzijn aan te scherpen van de sociale realiteit die gecreëerd en ondersteund wordt door de vaak onbedoelde implicaties van de wijze waarop we over die realiteit spreken. We zijn er wellicht in geslaagd heel wat lezers anders te doen kijken naar de vanzelfsprekendheden van ‘het migrantendebat’.
De politieke retoriek, en de daarmee verbonden praktijk, blijft een bedroevend schouwspel.
Van een mentaliteitswijziging zou echter pas sprake kunnen zijn indien die kritische blik ruim genoeg verspreid was. We zien sporen daarvan in belangrijke segmenten van de academische wereld en in sommige toonaangevende media. Maar zeker de politieke retoriek, en de daarmee verbonden praktijk, blijft een bedroevend schouwspel. En uiteindelijk is het pas op dat niveau dat verandering reële effecten scoort.
Er is dus nog veel werk. Wellicht kan u ook een bijdrage leveren.
©epo.be
Jan Blommaert & Jef Verschueren. Het Belgische Migrantendebat. EPO, Antwerpen, 1992, heruitgave 2022 met nieuw voorwoord van Jef Verschueren, 304 pp. ISBN 978 9462 6736 56
Jef Verschueren is emeritus professor taalkunde, Universiteit Antwerpen, en secretaris-generaal van de International Pragmatics Association.
Notes:
[1] Https://pragmatics.international.
[2] Nieuwe elementen vindt u wel in mijn Complicity in Discourse and Practice (Londen: Routledge, 2022).
[3] Cf. David Theo Goldberg (red.), Multiculturalism: A Critical Reader (Oxford: Basil Blackwell, 1994).
[4] Interview in De Standaard, 15 oktober 2021.
[5] In De Standaard, 4 januari 2022.
[6] Een mooie beschrijving hiervan vindt u in Keith G. Banting, ‘Multiculturalism: maximum misunderstanding’, een artikel in de leerrijke bundel Contested Concepts in Migration Studies, geredigeerd door Ricard Zapata-Barrero, Dirk Jacobs en Riva Kastoryano (Londen: Routledge, 2022).
[7] ‘De tirannie van slechte wetten’, in De Standaard, 10 januari 2022.
[8] Cf. Ian Haney López, Dog Whistle Politics (Oxford: Oxford University Press, 2014).