Foto: shutterstock
Boekrecensie - Jan Servaes,

Kantelen! Belgische recepten voor de donuteconomie: business as usual is geen optie meer

Eva Smets is directeur van Oxfam-België. Zij schreef 'Kantelen! – Belgische recepten voor de donuteconomie'. Jan Servaes, vrijwilliger in de Oxfam-Wereldwinkel van Diest: "Als introductie voor de geïnteresseerde leek kan ik dit boek van harte aanbevelen."

maandag 3 juni 2024 11:07
Spread the love

 

Ik hou niet van donuts1. Ik vind ze ongezond en te zoet. Wellicht daarom heb ik Doughnut Economics: Seven Ways to Think Like a 21st-Century Economist van Kate Raworth niet gelezen.

Maar nu de donut ook opduikt in het boek Kantelen! Belgische recepten voor de donuteconomie van Eva Smets, Executive Director van Oxfam België, voel ik me, als vrijwilliger bij de Oxfam Wereldwinkel in Diest, moreel verplicht om er toch even van te proeven.

Vervang TINA door TAMARA

Eva Smets start met een open deur: “Ons huidige productie- en consumptiesysteem kraakt in al z’n voegen. Velen onder ons voelen dat er iets niet klopt. Maar we voelen ons ook machteloos …”

“Elk alternatief wordt meteen genadeloos afgeknald. Het is altijd opnieuw onhaalbaar of onbetaalbaar. Of allebei. Wie meent dat het anders kan, die is minstens naïef. Meestal nog erger zelfs: wereldvreemd” (p. 11).

Op een vlot leesbare en goed beargumenteerde wijze wil Smets voor de geïnteresseerde leek TINA (There Is No Alternative), de slogan van de Britse ‘iron lady’ Margaret Thatcher, vervangen door TAMARA (There Are Many Alternatives Ready and Available).

 

 

Kate Raworth’s donut-economie

Smets gebruikt de zeven kernprincipes van Kate Raworth’s donut-model (zie diagram) in een pleidooi om onze samenleving te doen ‘kantelen’ in de richting van economische rechtvaardigheid, klimaatrechtvaardigheid en gender- en sociale rechtvaardigheid.

We hebben een nieuw paradigma nodig, “dat anders kijkt naar groei”, en opereert “tussen een social ondergrens en een ecologische bovengrens” (p. 13).

De naam van haar donutmodel is ontleend aan de vorm van het diagram: een cirkel met een gat in het midden. Het gat van het model geeft aan hoeveel mensen geen toegang hebben tot basisbehoeften als gezondheidszorg, onderwijs, werken en wonen.

De cirkels in het deeg geven weer in hoeverre de ecologische plafonds, waarvan leven afhankelijk is, worden overschreden.

Volgens dit model is een economie welvarend als alle twaalf elementen van het sociale fundament worden gehaald zonder een ecologisch plafond te overschrijden. Deze situatie wordt in het model beschreven als ‘de veilige en rechtvaardige ruimte voor de mensheid’.

Donuteconomie, kompas voor sociale en duurzame toekomst

Na een kort overzicht van haar levensverhaal – ze studeerde in Leuven, Brussel en Venetië en werkte onder andere in Brazilië, Congo, New York en nu weer in België – worden in het boek de reeds genoemde drie vormen van rechtvaardigheid in aparte hoofdstukken verder uitgewerkt.

Een beknopte theoretische duiding van de problematiek wordt gecomplementeerd met concrete voorbeelden uit de praktijk.

Het hoofdstuk over een rechtvaardige economie start met een analyse van de fiscale onrechtvaardigheid, zowel lokaal als op wereldvlak. Smets argumenteert dat fiscale onrechtvaardigheid “de ongelijkheid niet alleen in stand (houdt), maar ze verder vergroot”.

“De 1 procent rijkste bewoners van onze aardbol bezitten samen 45,6 procent van alle rijkdom … De 81 rijkste mensen hebben een vermogen dat even groot is als de bijna 4 miljard armste mensen”. En, “de ongelijkheid is niet alleen torenhoog, ze stijgt ook steeds sneller” (p. 52).

Bijna 1 op vijf Belgen loopt risico op armoede of sociale uitsluiting en ruim 13 procent van alle gezinnen leeft onder de armoedegrens. Bovendien treft de ongelijkheid vrouwen nog een stuk harder dan mannen. 70 procent van de mensen die in België in armoederisico leven zijn vrouwen.

Ook de Belgische schatkist weerspiegelt die ongelijkheid. “Belastingverlagingen voor de mensen die het al best hebben, worden steevast gecompenseerd door de belastingen voor werknemers en consumenten”.

Met andere woorden: “België legt zijn meest vermogende inwoners fiscaal goed in de watten. Het is geen toeval dat Franse miljardairs zoals de rijkste aller miljardairs Bernard Arnault van het LVMH-imperium met modemerken als Louis Vuitton zo graag de grens oversteken en in België komen wonen. Dat doen ze echt niet voor ons bier of onze frieten” (p. 61).

Het ‘fabeltje van het trickle down-effect’ wordt nog regelmatig gebruikt in de media: “Het trickle down-effect bestaat simpelweg niet. Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz wijst er zelfs op dat er meer wetenschappelijke evidentie is voor een trickle-up effect dan voor een trickle down-effect” (p. 63).

Een rechtvaardige belasting voor de superrijken zou in België elk jaar 20 miljard opleveren. En toch kijkt de politiek de andere kant op met “een tweede dooddoener die ze graag uit de kast halen: de kapitaalvlucht naar belastingparadijzen”,

Ook de klimaatcrisis ziet Eva Smets als een ongelijkheidscrisis. De klimaatopwarming en de ongelijkheid werken op twee manieren op elkaar in: “(1) De rijkste groep in de samenleving draagt veel sterker bij tot de klimaatverandering van de armste groep en (2) de armste groepen voelen de gevolgen van de klimaatopwarming veel sterker en kunnen er zich veel moeilijker tegen beschermen, en hun stem wordt amper gehoord in het beleidsproces” (p.106).

“Terwijl de rijksten de gele en de groene hesjes tegen elkaar opzetten, lachen ze in hun vuistje en vervuilen ze er verder op los. Ze voelen de gevolgen zelf toch niet” (p. 107).

Veel van de renovatiepremies en andere subsidies zijn misschien goedbedoeld, maar schieten vaak hun doel voorbij. “Technologie is te vaak een excuus om een meer fundamenteel debat uit de weg te gaan. Als technologie ons toch zal redden, waarom zouden we het onszelf dan moeilijk maken en onze manier van leven aanpassen?” (p. 110).

Dit kan alleen gecorrigeerd worden met “geen premie voor een elektrische wagen, maar een wijdvertakt en betaalbaar openbaar vervoer waarbij de overheid de vervoersarmoede aanpakt” (p. 109). Zoals de titel van een hoofdstuk stelt “In een welvarend land nemen ook de rijken de tram” (p. 133).

Daarom is “de focus verschuiven van autobezit naar autogebruik essentieel voor een rechtvaardige mobiliteit. Hoe je het ook draait of keert, openbaar vervoer zal de ruggengraat zijn van elk toekomstgerichte mobiliteitsvisie” (p. 143).

Het laatste hoofdstuk behandelt de zorg: “de verborgen motor van de wereldeconomie”. De zorgeconomie versterkt niet alleen de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen vrouwen onderling.

“Liefst 60 procent van alle arbeid die we verrichten in België, is onbetaald. Daarmee is het eigenlijk een van de grootste en belangrijkste sectoren in onze economie. Toch is er de perceptie dat werk dat geen inkomen oplevert geen echt werk is. Je ontleent er geen status of macht aan. Meer zelfs, wie alleen zorg- en andere taken opneemt, belandt in de arbeidsmarktstatistieken in de categorie van de ‘inactieven’” (p. 153).

Dat is in landen als Denemarken, Finland, IJsland of Zweden wel anders. Maar dat impliceert dat de sociale economie het rolmodel voor de rest van de economie wordt, en “daar is een cultuurverandering voor nodig” (p. 158).

Goed bestuur, gedurfd beleid!

Eva Smets blijft in de epiloog met een grote vraag zitten: “de donuteconomie werkt overduidelijk beter dan het economische systeem dat teert op extreme ongelijkheid en de vernietiging van de planeet” (p. 189).

Waar zit dan de weerstand? Haar antwoord: “Elke keer gooien ingewikkelde structuren, vastgeroeste patronen of behoudsgezinde beleidsmakers roet in het eten. De status quo is hardnekkig, omdat sommige groepen in de samenleving er baat bij hebben om hem in stand te houden”.

“Een kritische massa van ongeveer 20 procent is nodig om de status quo te doorbreken en een systeem onomkeerbaar te veranderen. Dat zijn dus in België dik twee miljoen mensen, die we moeten overtuigen dat business as usual geen optie meer is” (p.190).

Verder kantelen

Eva Smets sluit elk hoofdstuk af met een korte bio- en bibliografie van de door haar geconsulteerde bronnen. Zelfs economie-professor en gewezen liberaal senator Paul De Grauwe, die de laatste jaren zijn neoliberale visies lijkt af te zweren, komt uitvoerig aan bod.

Twee personen en boeken die hier ook best een plaats verdienden zijn Michel Bauwens en Jean Lievens met De wereld redden – Met peer-to-peer naar een postkapitalistische samenleving en Dirk Barrez met onder andere Transitie – Onze welvaart van morgen. Zij bekijken onze ‘globaliserende wereld’ vanuit een meer structureel en dus minder instrumentalistisch perspectief.

Om die reden krijgen ook de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen weinig aandacht in dit boek, maar als introductie voor de geïnteresseerde leek wordt ‘Kantelen!’ van harte aanbevolen.

 

Eva Smets. Kantelen! Belgische recepten voor de donuteconomie, Lannoo Campus, Tielt-Leuven, 2024, 190 pp. ISBN 978 9401 4132 99

Deze recensie werd overgenomen van het Salon van Sisyphus.

Note:

1   De naam ‘donut’ is een samensmelting van dough en nut – dough is bakdeeg. Oorspronkelijk in de 19de eeuw waren het kleine balletjes deeg (nuts). De grotere ronde vorm met een gat in het midden is ergens in het begin van de 20ste eeuw ontstaan. De schrijfwijzes doughnut en donut hebben dezelfde uitspraak en worden door elkaar gebruikt.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!