Prof. Idesbald Goddeeris heeft de katholieke archieven, vooral dat van KADOC1, doorzocht om een inventaris op te maken van alle Belgische missionarissen die herdacht worden in de publieke ruimte. Het gaat vooral om Vlaamse missionarissen, maar hij neemt ook de Brusselaars op en één Franse-Vlaming.
Zijn selectienorm is of ze een standbeeld, gedenkplaat of straatnaam kregen. Hij gaat ook na wie die ‘herinnering’ aan hen heeft gefinancierd, wanneer en op welke plaatsen. De motivatie voor dergelijke huldigingen was duidelijk lokaal Vlaams en soms ook Belgisch.
De grote boom aan beelden vond plaats in de jaren 1950, de periode dus van de schoolstrijd, de grote clash tussen katholieken en vrijzinnigen. Hij heeft het ook nog over de seksuele misbruiken waaraan nogal wat missionarissen zich schuldig hebben gemaakt.
Dit alles beslaat het grootste deel van Missionarissen (107 pagina’s van de 163 pagina’s tekst). En daarmee maakt hij de geschiedenis en herinnering van de ondertitel waar. Het luik geschiedenis is beperkt in visie en hoewel hij het herhaaldelijk heeft over dekolonisering, doet hij niet aan dekolonisering van de geschiedenis. Goddeeris vermeldt wel dat er een verband bestaat met de ‘Europese expansiedrang’, maar gaat er niet echt op in.
Een paar voorbeelden waar die dekolonisering van de geschiedenis best had gemogen:
Willem van Rubroeck die in 1253 (dus lang voor Marco Polo) naar China trekt in opdracht van de Heilige Lodewijk. Maar de context wordt in dit boek niet geschetst. Willem vertrekt niet uit Europa, maar vanuit Akka, Palestina, waar de Zevende Kruistocht woedt en die verloopt niet zo best. Lodewijk zoekt bondgenoten die de moslims uit Palestina vanuit het oosten kunnen aanvallen.
Men kent dan het verhaal, of beter de mythe van Priester Jan, die daar een christelijk rijk zou leiden en er zijn de Mongolen. Die rukken vanuit het huidige China op naar het Westen en één van hun leiders, Sartaq, zou christen zijn geworden. Rubroeck vertrekt dus duidelijk als spion en politiek gezant, binnen het kader van de kruistochten, de eerste vorm van ‘Europese expansiedrang’. Zijn opdrachtgever, Lodewijk IX sterft trouwens tijdens de Achtste Kruistocht voor de wallen van Tunis.
Na het mislukken van de oostelijke expansie richting Palestina en het Midden-Oosten richt Europa zich op Noord-Afrika en verder. En daar vinden we weer een Vlaamse missionaris terug: Nicolaas Cleynaerts (1493-1542). Hij komt niet voor in de lijst van Prof. Goddeeris, nochtans heeft hij een standbeeld in Diest (Grote Markt), een beeld op een zijgevel van het Leuvens stadhuis en een straat in Hasselt.
Cleynaerts arriveert in Fez nadat ‘onze’ Keizer Karel Tunis heeft veroverd en wanneer in 1541 Karel Algiers belegert, moet Clenardus in allerijl uit Fez vluchten, want een ‘handlanger van de vijand’. Hij sterft één jaar later in het Alhambra van Granada.
Het zullen daarna de Spanjaarden en de Portugezen zijn die de motor van de ‘Europese expansiedrang’ worden en ondermeer Pedro de Gante (Pieter van der Moere) en Jodoco Rique (Joost de Rijcke) rukken mee op tijdens de Conquista van Latijns-Amerika.
Joris van Geel zal door de Portugezen aan de monding van de Congostroom worden ingezet tegen de Hollandse, protestantse concurrentie. De Hollanders waren daar al in 1610 beginnen handel drijven. Van Geel is zo fanatiek in zijn missioneringsdrang dat hij als reactie in 1651 door de Congolezen wordt vermoord.
België zal onder Leopold I kleine kolonies uitbouwen in Latijns-Amerika. In Guatemala is dat Santo-Tomas de Guatemala, tussen 1841 en 1858. De katholieke kerk propageert de onderneming. Op 6 maart 1843 wijdt kardinaal Englebert Sterckx in het park van graaf de Merode de uitneembare kapel die in San Tomas als kerk zou dienen. En dit in aanwezigheid van twee ministers en leden van Kamer en Senaat.
En dan is er de Compagnie belgo-brésilienne de Colonisation die de kolonie Santa Catharina opricht in 1848. De Compagnie wordt in 1875 opgeheven en schenkt haar Braziliaanse gronden aan het Brugse Sint-Janshospitaal. Het hospitaal zal ze nooit kunnen recupereren.
De grootste Belgische koloniale onderneming van Leopold II is Congo. Maar Leopold II is ook actief in China. Wanneer in 1900 de Boxeropstand (Yihétuán) uitbreekt stuurt België, net als andere Europese landen, een militair expeditiecorps.
Het krijgt in ruil tussen 1900 en 1931 in de havenstad Tiensin/Tianjin een concessie. De missionarissen worden door de opstandelingen gezien als wegbereiders van de kolonisatie van China en onder meer vijf Belgische missionarissen, Goddeeris geeft hun namen, worden door de opstandelingen terechtgesteld.
Onder leiding van ingenieur Jadot zal het Belgisch kapitaal er ook de spoorlijn Peking-Hankow aanleggen. Jadot is ook aktief in Congo, tijdens de kolonisatie kreeg hij er zelfs een stad: Jadotville, nu Likasi.
Leopold II krijgt in 1885 van de Europese grootmachten de toestemming om Congo te koloniseren. Wegbereiders zijn weer de missionarissen. Er zijn de Witte Paters van Monseigneur Victor Roelens. In 1879 arriveerden ze al aan het Tanganyika-meer en in 1880 stichten zij op de westoever van het meer, in volle gebied gecontroleerd door de Swahili moslims, een ‘christelijk koninkrijk’ van tienduizend hectare, bevolkt met ‘gekochte’ kinderen en met een eigen munt en privé-legertje.
In 1885 nemen zij de eerste post over van de Association Internationale Africaine (gesticht door Leopold II.) In 1895, na de verdrijving van de Swahili moslims uit Oost-Congo zal Victor Roelens, zoon van de tuinier van graaf de Jonghe d’Ardooie, maar ondertussen monseigneur, breiden zij er de christelijke staat verder uit en oefenen er alle kerkelijke én wereldlijke macht uit.
In 1905 organiseerde monseigneur Roelens een front van alle missies. In hun memorandum aan de Congostaat eisten zij ondermeer:
- al hun verworven gronden in volle eigendom, los van de staat;
- geen arbeidsprestaties (eigenlijk een belasting in natura) te leveren door de Congolezen die in de missies woonden en werkten, zodat ze honderdprocent voor de missie konden werken.
- vrijstelling van belasting voor de missies op woonhuizen en andere gebouwen van de missies.
Zoals een Maurice Calmeyn die in 1910 Congo maandenlang doorkruiste het stelde: ‘Ze zijn een staat in de staat, erger nog: een staat boven de staat’.
En ten slotte speelde er nog een congregatie, die Goddeeris weinig uitgebreid behandelt, een veroveringsrol. Na de veroveringsoorlog (1892-1895) tegen de Swahili handelaars in Oost-Congo arriveren in 1896 de Priesters van het Heilig Hart (juvenaat2 in Tervuren) in de streek. Deze congregatie werd door een zekere Leon Dehon op specifieke vraag van Leopold II ingezet om de ‘islam in de streek van Kisangani’ uit te roeien.
In Kisangani en andere steden hadden de gearabiseerde Swahili hun eigen islamitische rechtbanken en scholen. Alleen al in Kisangani, toen nog een groot dorp, waren er 17 scholen; niet alleen de Arabische taal en de Koran werden er onderwezen, maar ook lezen en schrijven in zowel het Arabische als het Latijnse alfabet en de vier hoofdbewerkingen van rekenkunde. De missionarissen ijverden voor de afschaffing van dat onderwijs en wilden het zelf overnemen. De Congolese moslims werden in de marginaliteit gedrukt. De importantie van deze twee congregaties zijn duidelijk te zien op de kaart van de missiegebieden die Goddeeris geeft. Met hun beiden bestrijken ze ongeveer heel Oost-Congo.
De behandeling van die moslims zorgde bij hen voor een nog grotere afkeer van de kolonisatie dan bij andere Congolezen. Zij vormden een groot deel van het leger dat Pierre Mulele in Congo op de been bracht na de moord op Patrice Lumumba en dat deel uitmaakte van de Simba (Leeuwen) Rebellen. Zij executeerden tientallen missionarissen, waaronder 7 priesters van het Heilig Hart.
Dat missionarissen gezien werden als voorhoede en wegbereiders van de kolonisatie wordt ook bevestigd door het grote Congomonument door Albert I ter ere van Leopold II opgericht in het Brusselse Jubelpark: Leopold II zit er op een troon en aanschouwt de stoet van wie zijn ‘beschavingswerk’ heeft mogelijk gemaakt.
Eerst komen de ontdekkingsreizigers en de missionarissen, pas daarna de militairen. Een monument, niet ter ere van een individuele missionaris, maar van de missionarissen als groep. Het had ook een plaats moeten krijgen in de toch zeer gedetailleerde inventaris van Prof. Goddeeris.
Nog een laatste opmerking over dat zwakke luik over de ‘dekolonisatie’. Hij vermeldt een reeks acties tegen koloniale monumenten en straten, ondermeer die in Oostende, Diksmuide etc … maar vergeet overkoepelende organisaties te vermelden. Niet Vlaams genoeg?
Zo ontstond Mémoires Coloniales dat in 2008 alle organisaties en personen uitnodigde die toen al met dekolonisatie bezig waren. Het colloquium vond plaats in de lokalen van het ABVV-BBTK -Brussel en er deden een tiental organisaties aan mee en niet alleen Franstaligen. Zo namen er de actievoerders uit Oostende en Blankenberge het woord.
Lid waren ook Prof Karel Arnaut (toen RUG), ikzelf en spreker was ondermeer Bambi Ceuppens (toen KUL). Het collectief organiseerde ook de eerste herdenking van de Onbekende Congolese Soldaat aan het monument van Helmet/Schaarbeek in 2008 en in 2010 een grootse manifestatie in Oostende naar aanleiding van het schandaal van de ‘Tanden van Lumumba’, met deelnemers uit Luik, Brussel en Vlaanderen.
Er was een optocht door de stad samen met het Orkest van de Kimbangisten, een meeting in de Vismijn en een ceremonie aan het standbeeld van Leopold II met de afgehakte hand. Alles gefilmd door filmmaker Sven Augustijnen. Mémoires Coloniales is nu vooral aktief met jonge Afrikanen die koloniale wandelingen door Brussel organiseren.
Maar toen was de academische wereld nog niet echt geïnteresseerd, met als lovenswaardige uitzonderingen Karel Arnaut, Bambi Ceuppens, Guy Van Themsche en Daniel Vangroenweghe.
Alhoewel, en men mag het niet vergeten, toen Vangroenweghe zijn Rood Rubber schreef was hij leraar aan het atheneum van Oostende en werd er stante pede ontslagen wegens belediging van het koningshuis. Ook hij verdient een standbeeld.
Idesbald Goddeeris. Missionarissen – Geschiedenis, herinnering, dekolonisering, Kadoc-Lannoo Campus, Tielt, 2021, 190 pp. ISBN 978 9401 4766 2 1
Daniel Vangroenweghe. Rood Rubber – Leopold II en zijn Congo. Kritak, Leuven, 1985 (heruitgave 2020), 416 pp. ISBN 978 9044 5445 2 7
Notes:
1 Het Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving KADOC is een interfacultair centrum van de Katholieke Universiteit Leuven (KUL).
2 Een juvenaat is een instelling voor de opleiding van toekomstige kloosterlingen, meestal een internaat, vergelijkbaar met een seminarie voor parochiepriesters. Juvenaten horen bij een kloosterorde, seminaries bij een bisdom (nvdr).