Rechtenvrij beeld via Unsplash.

Geïntegreerde zorg, meer dan een modewoord?

Debatten over de toekomst van onze gezondheidszorg vliegen je tegenwoordig om de oren. Corona legt de nood aan een daadkrachtige visie en de bijhorende aanpak kwetsbaar bloot. Vandaag nog organiseerde In4care een groot slotdebat* in het kader van het innovatietraject #zorg2021. Aan tafel onder meer federaal minister van Volksgezondheid Maggie De Block, Zorgnet-Icuro bestuurster Margot Cloet en welzijnseconoom Lieven Annemans. Iedereen is het opvallend eens: onze zorg moet geïntegreerder, lokaler gestuurd, met veel samenwerking over de zorglijnen heen en meer toegespitst op preventie. Maar hoe precies? Dat is andere koek.

donderdag 18 juni 2020 13:18
Spread the love

 

(* Meer informatie over #zorg2021 vind je hier.)

Het voelt niet zinvol om mijn notities van dit debat hier voor je uit te tikken, daarvoor bleven de antwoorden (alweer) te vaag. Wat ik wel graag zou doen, is je meenemen naar een gesprek dat in het kader van mijn boekonderzoek begin dit jaar plaatsvond in de keuken van zorgexpert Ri De Ridder. In zijn boek Goed Ziek pleit hij zeer overtuigend én concreet voor een geïntegreerd zorgmodel.

“We moeten op zoek gaan naar veel meer flexibiliteit in de organisatie van onze samenleving, zodanig dat je veel meer op maat kunt werken van wat mensen nodig hebben.”

(Wie liever luistert dan leest, kan terecht ‘In de grijze zone‘)

Wat zijn de eerste drie woorden die in je opkomen bij het begrip ‘ziek’?

Zorg, verzorgd worden, herstel.

En wat bij zinvol?

Verwachtingen, levensdoelen, solidariteit

Als je die twee in één adem zegt, ‘zinvol ziek’, welke associaties krijg je dan?

Levensloop, holisme, het feit dat je nooit alleen ziek bent en je nooit alleen ziek mag zijn.

Je bent meer dan je ziekte?

Ja, veel meer dan je ziekte.

Heb je langdurige ziekte al van dichtbij gezien of ervaren?

Ja, in familiale context. Ik heb een chronisch zieke schoonbroer die geen perspectief heeft op herstel. Mijn ouders hadden verschillende slepende ziekten over lange perioden, met momenten van heel intense medische zorgen, niet willen afhankelijk worden, zoeken naar hoe je daarmee om moet gaan.

Hoe zou je het huidige zorgbeleid omschrijven?

Dat is een zeer brede vraag. Het boek dat ik geschreven heb gaat over de zorg, en er zijn toch heel wat vaststellingen dat onze gezondheidszorg veel beter kan. Een oproep om niet te ver te gaan in de tevredenheid over ons systeem, want dat is wat meestal gebeurt. Het is niet slecht, en er zitten heel wat goede dingen in, maar tegelijkertijd stel je vast dat er een heel aantal zaken niet helemaal kloppen.

Je ziet toch wel een toenemend bewustzijn dat we met dit systeem niet goed voorbereid zijn op de toekomst. Een toekomst waarin mensen, mede dankzij de vooruitgang, voor langere periodes nood zullen hebben aan zorg. Daar zijn we niet goed op ingespeeld, omdat de manier waarop we nu draaien niet duurzaam is. We zitten voor een stuk met overproductie in de zorg, dingen die niet echt iets toevoegen, maar die wel energie (en middelen) opslorpen. Mensen die in de zorg werken, worden ook veel geconfronteerd met burn-out bijvoorbeeld, met overbelasting. Ze haken af.

We verliezen nogal wat geld aan nutteloze dingen: duplicaties van onderzoeken, medicalisering, overmedicatie, opnames die eigenlijk niets te maken hebben met een medische urgentie, maar met het ontbreken van oplossingen voor mensen die eenzaam zijn, en dergelijke. We hebben dus toch wel een aantal problemen. Er zitten grote gaten in onze zorg, zoals in de geestelijke gezondheidszorg, zeker naar jongeren toe. Preventie ontbreekt vaak. We zitten ook met palliatie, het levenseinde dat zeer medisch wordt ingevuld.

Ik gebruik vier invalshoeken.

  1. Krijgen we eigenlijk vanuit de gezondheidszorg – die 10 procent van onze welvaart absorbeert in tijd, uitgaven en energie – genoeg gezondheid? En daar is het antwoord dat we daar veel meer uit kunnen krijgen. Mensen worden te snel afhankelijk van medische zorg, ze verliezen een stuk autonomie en dat doet afbreuk aan hun gezondheid. Je hebt ook het fenomeen van zorg die te veel gaat pamperen, die te veel gaat toedekken.
  2. De ervaring die mensen hebben met de kwaliteit van zorg kan veel beter. Ik zie jou bevestigend knikken.
  3. De stress die op het zorgpersoneel zit, en dan wil ik een kanttekening maken: het gaat niet alleen over mensen die tewerkgesteld zijn in de zorg. Het gaat over iedereen die met zorgen in de samenleving bezig is. Heel veel mensen zijn dagdagelijks bezig met zorg, de informele zorg noemen we dat. Mantelzorg is bijvoorbeeld qua arbeidsuren en tijd die besteed wordt nog veel belangrijker dan de uren die al de professionals in de zorg besteden. Er is onvoldoende aandacht voor hoe zwaar dat is, en hoe belastend.
  4. Het kostenplaatje. Nu is er toch consensus dat ongeveer 20 procent van wat we uitgeven in de zorg – en dat gaat over miljarden – nutteloos besteed wordt. Ik noem dat verlies aan waarde. Je bent bezig met dingen te doen die niemand vooruit helpen, maar die wel veel energie opslorpen, angst creëren, en dergelijke. Tegelijkertijd zijn andere dingen niet beschikbaar, dingen waar dan net een verschrikkelijke nood aan is. De geestelijke gezondheidszorg is daar echt een sprekend voorbeeld van.

Quadruple Aim – de ambitie hebben om het op die vier vlakken beter te gaan doen, is de boodschap van mijn boek.

Je pleit voor een vernieuwende aanpak, voor een transformatie naar een persoons- en buurtgerichte geïntegreerde zorg. Kan je dit in mensentaal kaderen voor de lezer?

De vaststelling is dat de zorg enorm versnipperd is geraakt. Als je nu enkele chronische aandoeningen hebt – wat de situatie is van heel veel mensen – dan krijg je gemiddeld met 17 verschillende professionals, diensten en instanties te maken. Dat is enorm. Wie maakt de synthese? Wie zorgt voor een geheel waarin je niet verloren loopt? Een van de belangrijke problemen is dat de zorg zeer abstract en afstandelijk is geworden. Als je zorg terug dicht bij mensen kan brengen, en mensen in de buurt daarbij kan betrekken (niet alleen de patiënt en zijn familie), dan plaats je die zorg terug in de samenleving. Dat is eigenlijk de kern van de boodschap. Dat is wat vandaag enorm verloren gaat.

“Waar ingezet wordt op meer buurtbetrokkenheid, krijg je minder gemedicaliseerde antwoorden op sociale problemen.”

De mechanisering, de verambtelijking, de institutionalisering van de zorg is niet meer goed in connectie met wat nu werkelijk de noden zijn van mensen. Wat is belangrijk? Waar moet je tijd op inzetten? Wie heeft echt veel tijd nodig en wie heeft eigenlijk gewoon een steuntje nodig? De hefbomen om je leven te realiseren en de ruimte om dat te doen, zijn verloren gegaan.

Dat naar de buurt terugbrengen, is nodig. Op dat niveau (7.000 – 10.000 mensen) zitten al direct 150 à 200 zorgprofessionals: apothekers, huisartsen, maatschappelijk werkers, noem maar op. Een hele reeks van mensen die eigenlijk rond die bevolking bezig zijn, en die misschien wel zin hebben om samen te werken, maar daar niet het kader voor hebben. De informatie stroomt niet door, er zijn geen ontmoetingsmomenten, men zit in heel verschillende werkcontexten. Dat moeten we terug samenbrengen in een teamwerking, waarbinnen je met elkaar kan kijken naar hoe je (individuele) problemen het beste aanpakt. Neem nu een huisarts met een patiënt die ook problemen heeft met zijn huis(baas), of met zijn papierwerk. In het systeem van geïntegreerde zorg kan je terugvallen op mensen die je kunnen ondersteunen bij het omgaan met de dingen die het leven moeilijk maken. Dat kader hebben we nodig.

Een model van zorgen in de samenleving dat draait rond hoe we de beste omstandigheden creëren om voor jezelf en voor mekaar te kunnen zorgen. Waar zitten de gaten en hoe vullen we die in? Dat is de kern van geïntegreerde zorg. Daar hoort niet alleen gezondheidszorg bij, maar ook welzijnszorg. Hoe ondersteun je bijvoorbeeld een familie rond opvoeding? Kind en Gezin is daarin een actor die bijdraagt, onderwijs ook.

Van de zin van buurtgerichte zorg zijn eigenlijk al wel wat mensen overtuigd. We hebben ook wetenschappelijke argumenten: er is vastgesteld dat waar ingezet wordt op meer buurtbetrokkenheid, dat je daar minder gemedicaliseerde antwoorden krijgt op sociale problemen en dat behandelingen veel beter worden opgepikt, met minder verwikkelingen en incidenten. Met minder gaten, waardoor mensen minder op spoed belanden.

Meer preventie dus ook?

Meer preventie, ja. Zo’n gemeenschap staat veel sterker om problemen op vlak van welzijn en gezondheid lokaal op te lossen. Dat zijn geen nieuwe boodschappen. Voor eerstelijnsgezondheid werd al 45 jaar geleden zwaar gepleit, ook in ons land. Alleen zien we, en dat is de hele uitdaging, dat het systeem en de fragmentering zeer hardnekkig zijn. Er zijn belangen, er is concurrentie, competitie en dergelijke.

Dat is mijn volgende vraag. Waar liggen volgens jou de grootste obstakels om dat ook echt te gaan realiseren?

Heel het systeem. Systemen zijn zeer hardnekkig, een gezin is ook een systeem op zich. Het is heel moeilijk als een gezin in de knel geraakt, om daar uit te geraken. Men valt altijd terug op de bestaande gedragspatronen. In de gezondheidszorg, wat toch een tiende van onze economie is, zitten inkomens, belangen, manieren van werken die men gewoon is. Men voelt zich veilig in de manier van werken, maar sluit zo ook heel wat dingen af. Moeilijke vragen worden afgeweerd. ‘Ja, maar ik kan dat niet oplossen, dat is voor iemand anders. Zoek het uit.’ Dat veranderen vraagt heel veel engagement en betrokkenheid, en bereidheid om de grenzen of de muren die rond iedereen zijn gebouwd, te doorbreken. Dat is niet gemakkelijk. Het gaat ook over organisaties. Een ziekenhuis is bijvoorbeeld zo’n grote organisatie. Daar gaat veel geld in om, daar staan machines die moeten renderen, daar werken mensen die ook wel een financiële positie en status hebben. Een systeem is dus zeer moeilijk om te veranderen.

Al heel veel mensen beseffen dat de manier van werken moet veranderen, maar verandering is lastig. Dus dat is de grootste uitdaging.

In ons systeem, waar zitten volgens jou de grote onrechtvaardigheden qua gezondheidszorg?

Een van de meest schreeuwende onrechtvaardigheden, is de sociale ongelijkheid. Die neemt toe. Sowieso worden je kansen op gezondheid mee bepaald door je sociale positie. Denk maar aan je scholingsgraad en je plek op de arbeidsmarkt. Gezinnen die geen inkomen hebben door werk hebben ook veel meer gezondheidsproblemen. Die factoren werken in op mekaar. Een van de dingen die we zien, is dat er heel wat gezinnen zijn die zorgen moeten uitstellen om financiële redenen. Dat is zeer uitgesproken.

“Dat is onvoorstelbaar in zo een rijke samenleving als de onze, dat zoveel ouders zich de vraag moeten stellen: Ga ik met mijn kind naar de tandarts of ga ik naar de Lidl?”

In Brussel weten we dat 1 op 4 gezinnen met de laagste inkomens zorg uitstelt, omdat ze het geld niet hebben, maar ook omdat ze de toegang niet hebben doordat de kloof te groot is. Bijvoorbeeld omdat ze zich niet voldoende kunnen uitdrukken. Dat is onvoorstelbaar toch in zo een rijke samenleving als die van ons, dat zoveel ouders zich de vraag moeten stellen: Ga ik met mijn kind naar de tandarts of ga ik naar de Lidl? Dat zijn de keuzes die mensen moeten maken, die een impact hebben op de toegang tot zorg. Waarom laten we zo veel gezinnen die het lastig hebben – omdat kinderen bijvoorbeeld echt in (emotionele) crisis zitten of omdat er problematieken als ASS spelen – toch in de kou? Maanden wachten. Dat is de realiteit vandaag.

En ik krijg dan de kritiek dat ik geen oog zou hebben voor het positieve in ons systeem, maar dat is natuurlijk niet de boodschap. De boodschap die ik wil brengen is dat er veel zaken gebeuren die we eigenlijk echt niet mogen aanvaarden.

In jouw model stappen we af van een gezondheidszorg die draait op zieke mensen, om te gaan naar een gezondheidszorg die baat heeft bij gezonde mensen. En daarbij wordt het huidige financiële model ook helemaal omver gegooid?

Ja, dan moet je naar een heel andere manier van financieren gaan. En daarin komt het er ook op aan te kijken naar wat je motiveert als professional om goed werk te leveren. De focus op het financiële mag gerust weg. Een kader waarin iedereen zich goed voelt, is mogelijk, en daarbinnen gaan mensen echt goede zorg leveren omdat ze op een andere manier uitgedaagd worden. Dat gaat over mensen terug centraal stellen. Waarom lukt dat zo moeilijk vandaag om te vertrekken vanuit de totaalproblematiek van mensen?

We moeten kijken naar waar een persoon mee zit. Bijvoorbeeld, iemand die zegt: ‘Ik heb pijn en die pijn heeft met medische dingen te maken, maar doordat ik pijn heb, is het moeilijker in mijn relaties. Ik vind ook geen begrip bij mijn collega’s, bij mijn werkgever.’ Al die problemen, daar zit je als patiënt mee opgescheept, en je kan ze niet allemaal zelf oplossen. Vandaag kom je daarmee dan ergens in het systeem terecht, en dan zegt die dokter dat hij je daarmee niet kan helpen omdat het zijn job niet is. En dat is uiteraard frustrerend voor wie ziek is, maar eigenlijk ook voor de zorgverstrekker.

Tuurlijk, die voelt zich ook machteloos.

Ja, machteloos, ik denk dat dat het goede woord is. Er zit veel machteloosheid in ons systeem, die verborgen wordt in onderzoeken die gebeuren. In zoeken naar lichamelijke sporen van het onwelzijn, waarvan de professional eigenlijk wel weet dat hij niets gaat vinden omdat het verhaal te duidelijk anders is.

Je zei net dat mensen je boek te negatief vinden, maar ik lees juist veel positiviteit tussen de regels. Kan je – om het te kaderen voor de luisteraar – iets vertellen over De Sleep? Want dat is een positief verhaal.

De Sleep is sinds ‘76, samen met een centrum in Alken, het eerste wijkgezondheidscentrum, opgestart door studenten geneeskunde (waaronder mezelf), maar ook studenten verpleegkunde en maatschappelijk werk waren betrokken. Na de golf van de grote contestatie van ’68 – ik ben in ’69 aan de universiteit begonnen – kwam een nieuwe generatie van jonge mensen die zich de vraag stelden: Wat gaan we nu doen met onze opleiding? Gaan we nu ook die dokter worden die in de hiërarchische positie staat van ‘de dokter weet het allemaal, dus ik beslis’? Met erelonen, alsof het een eer moet zijn om verzorgd te worden door een dokter. Is dat het model dat we willen? Neen, dat wilden we natuurlijk niet. Zo gingen we nadenken over hoe we het dan wel wouden doen. Daaruit is de idee gegroeid van een wijkgezondheidscentrum, sterk gericht op lokale bevolking met grote ideeën rond participatie. Waarmee ik niet wil zeggen dat het allemaal met succes is gerealiseerd (dat lees je ook in mijn boek).

We wilden de muren doorbreken en vertrekken vanuit de noden van de bevolking. Eens gestart, hebben we zo snel mogelijk verschillende mensen geprobeerd te mobiliseren. Dat is ook gelukt. Het is een hele beweging geworden. Er zijn nu toch zo’n tweehonderd dergelijke centra, inclusief varianten als Geneeskunde voor het Volk en huisartsen die multidisciplinaire groepspraktijken inrichten met een psycholoog en een verpleegkundige erbij. Dat is het model van persoons- en buurtgericht werken.

De Sleep is gelegen in een buurt waar altijd heel veel migratie is geweest, een buurt die de transitie achter de rug had van een schippersbuurt (voor de haven opschoof naar het noorden, naar de zee toe) naar textielarbeid, met mensen die uit Marokko en Turkije kwamen. De schippers verdwenen uit het straatbeeld en migratie werd heel zichtbaar. Er waren veel problemen met huisvesting, met de slechte kwaliteit van de woningen, met verkeersveiligheid. Dan had je nog de zware belasting van de arbeid die ze deden en het feit dat het merendeel van deze migranten laaggeschoold was. Al die zaken kwamen hier samen op een paar vierkante kilometer. Dat zagen we gebeuren en dus probeerden we daar een geïntegreerd antwoord op te geven. Met sociale acties, maar ook door samenwerking te zoeken met instanties, zoals Kind en Gezin, de Wetswinkel, het Woonfonds, en met scholen. Ook nieuw, was het inschakelen van ervaringsdeskundigen. Bijvoorbeeld een Turkse vrouw die we een opleiding gaven om met zwangere vrouwen in groep te praten.

Centering pregnancy!

Ja! Zonder dat we die naam toen al kenden. Maar dergelijke modellen werden dus uitgetest. We kregen ook contacten met patiëntencomités, waaruit een beweging is gegroeid die ging ijveren voor een ander betalingssyteem in de zorg. Dat is dan de forfaitaire betaling geworden, waar wij dus ook heel sterk mee aan hebben getrokken.

Misschien toch even kaderen, die forfaitaire betaling?

Toen we begonnen, waren remgeld en ereloontoeslagen punten waar we veel kritiek op hadden. We kozen dan ook om van meet af aan geen remgeld te vragen aan de mensen. Uiteindelijk bleef het nog een betaling per prestatie, en precies over dat prestatiegerichte systeem waren we ook zeer ongelukkig. Dankzij een patiëntencomité in Antwerpen zijn we op het spoor gezet dat er wel degelijk wettelijke mogelijkheden waren om anders betaald te worden, maar die waren niet in de praktijk omgezet. Het belangrijkste artsensyndicaat was daar absoluut tegen, tegen een forfaitair model van betaling – nog altijd trouwens.

“Het principe is gewoon dat mensen zich inschrijven bij een praktijk waar onder meer huisartsenzorg, verpleegkundige zorg en kinesitherapie samenkomen.”

Het is eigenlijk dankzij nog eens een doktersstaking, eind ’79, dat er toch wel vanuit de kant van vakbonden en ziekenfondsen werd gezegd dat wat vanuit de wijkgezondheidscentra werd voorgesteld, eigenlijk nog niet zo dom was. Ze bleken blij te zijn met ons tegengeluid en besloten ons te steunen. Er was toen de politieke opportuniteit om wel gebruik te gaan maken van die wettelijke regeling, die vandaag nog bestaat, al is ze wel geëvolueerd doorheen de tijd. Het principe is gewoon dat mensen zich inschrijven bij een praktijk waar onder meer huisartsenzorg, verpleegkundige zorg en kinesitherapie samenkomen. De equipe krijgt in ruil voor de zorg die ze verlenen een vast maandelijks bedrag. Het enige wat mensen dan moeten doen, is ook effectief voor hun zorg gaan waar ze zich hebben ingeschreven, en dus niet gaan ‘rond shoppen’.

Dus je betaalt een vast maandelijks bedrag en kan zoveel zorg krijgen als je nodig hebt?

Ja. De Sleep heeft ongeveer 7.000 ingeschreven patiënten, dus dat maakt samen toch wel een heel belangrijk budget uit. Daarmee worden trouwens niet alleen huisartsen, verpleegkundigen en kinesitherapeuten ingeschakeld, de zorg wordt nog interessanter en beter wanneer daar ook een stukje maatschappelijk werk wordt ingebouwd, of een diëtist bij betrokken wordt, of een interculturele bemiddelaar die kan communiceren en informatie correct kan overbrengen. Zo ben je effectief bezig met gezondheidspromotie en ga je beter inzetten op preventie. Neem nu suikerziekte. In een praktijk als De Sleep komen honderden mensen die deze chronische aandoening hebben, dus kan je dat helemaal anders gaan organiseren.

Die breng je dan samen?

Ja, samenbrengen, en ze in belangrijke mate laten opvolgen door een verpleegkundige die zich daar helemaal in gaat verdiepen. Verpleegkundigen zijn hiervoor beter opgeleid, ze hebben meer geduld om een luisterend oor te zijn. Veel meer dan een huisarts, die altijd maar druk druk druk bezig is. Verpleegkundigen natuurlijk ook wel, maar die hebben veel betere antennes om andere dingen te horen bij de mensen. Zo krijg je een betere zorg.

Het model van wijkgezondheidscentra heeft ook zijn grenzen, omdat je niet de gespecialiseerde zorg hebt. Dus onze centra hebben geen impact op wat er dan verderop gebeurt in het ziekenhuis, en dergelijke. Het pleidooi dat ik houd, is dus eigenlijk het model van wijkgezondheidscentra te verbreden, nog verder te gaan integreren tot een soort totaalzorg op buurtniveau.

Iets helemaal anders: ‘Eigen schuld, dikke bult’ leeft heel hard in onze samenleving. Zeker wanneer je er niet in slaagt om op het tempo van de ratrace te rennen. Ik vroeg me af hoe jij kijkt naar die blaming the victim-drang?

De tijdsgeest is inderdaad in die richting aan het gaan en vertaalt zich zelfs in een gebrek aan toegang tot informatie. Met de snelle digitalisering, maar ook met de ontwikkeling van apps die gaan inzetten op zelfzorg vanuit commercieel oogpunt. Zo riskeer je zelfs nog wat meer de kloof te krijgen. Er zijn ook een (groeiend?) aantal mensen die vinden dat als je rookt, je maar zelf de consequenties moet dragen. Dat is helemaal niet het wereldbeeld dat ik heb. Of je nu rookt, of niet, om te beginnen is roken ook vaak een rookverslaving. Dat is iets waar je niet helemaal zelf de controle over hebt. Je beslist ook niet zomaar van ‘ah, nu ga ik roken’. De omgeving mengt zich daar in. We weten bijvoorbeeld dat mensen die het lastig hebben, die financieel niet veel middelen hebben, moeilijker kunnen stoppen met roken. Soms ook omdat het een verdoving is in de ratrace van het leven.

“Ik kan me geen samenleving voorstellen die gelukkig zou kunnen zijn als je gewoon iedereen individueel verantwoordelijk houdt.”

Je moet als samenleving zeer sterk inzetten op voorkomen dat mensen moeten grijpen naar het roken – wat uiteraard een gezondheidsrisico inhoudt. Zorgen dat je alternatieven hebt in de buurt, in de samenleving, die de druk wat gaan wegnemen. Je moet de mensen niet afrekenen op hun gedrag. Als we dat gaan doen, dan ga je echt naar de totale versnippering van de samenleving. Want diegene die pech heeft gehad, die nooit de kansen in zijn leven heeft gekregen om het ‘juiste’ gedrag te ontwikkelen, die is de pineut. Ik kan me geen samenleving voorstellen die gelukkig zou kunnen zijn als je gewoon iedereen individueel verantwoordelijk houdt.

Is dat niet wat nu gebeurt? Allemaal op ons eilandje?

Dat is voor een stuk zo. We hebben nog altijd een sociale zekerheid die functioneert. Onze gezondheidszorg vangt heel wat problemen op en we hebben gelukkig nog heel veel mensen die geloven in het belang hiervan. Maar als men blijft hameren op de ‘individuele fout’ en groepen in de samenleving gaan uitsluiten – ‘Daar moeten we niet solidair mee zijn’ – omwille van gedrag of omwille van leeftijd, dan gaat het mis. Er zijn echt mensen die vinden dat je niet meer te veel moet investeren in de oudste generatie, omdat het toch hopeloos zou zijn. We hebben het hier over 15 procent van de bevolking die daar zo over denkt. Leeftijdsdifferentiatie heet dat. Ze vinden het veel belangrijker om in kinderen te investeren dan in ouderen. Dat leeft. Ik maak me wel zorgen dat als men blijft hameren op de individuele verdienste, dat we zo een nog grotere ongelijkheid gaan creëren.

Je marktwaarde is bepalend?

Niet iedereen heeft dezelfde kansen in het leven, niet iedereen heeft dezelfde capaciteiten om dat te doen. Zo krijg je een zeer onrechtvaardige samenleving.

“Het gaat over de hele filosofie: van waaruit bouwen we eigenlijk zorg op?”

Helemaal op het einde van je boek wordt er gereflecteerd over wat jij geschreven hebt. Daar stond iets heel moois in, namelijk dat de kern van ons sociaal beleid eigenlijk zou moeten liggen op levenskwaliteit, op betekenis, op zinvol kunnen zijn. Ik ervaar als pijnpatiënt dat door alles altijd maar te willen optimaliseren, we eigenlijk alles aan het ontmenselijken zijn en juist de zo nodige verbinding in de weg staan. Hoe brengen we dat terug naar de essentie?

Het gaat over zorgen voor elkaar, en dat is een waarde. Hoe brengen we die waarde terug naar boven? Dat is voor een stukje onze solidariteit die we moeten valoriseren. Die moet terug meer tastbaar zijn, en dat kan je alleen maar in de onmiddellijke omgeving realiseren. Een model waarin de zorg daar ook duidelijk op aansluit, op nabijheid bij de mensen. Er zijn instrumenten, bijvoorbeeld vanuit de beweging rond positieve gezondheid, die veel meer doen dan polsen naar waar iemand pijn heeft. Daarin krijgen mensen ook de ruimte om uit te leggen waarom ze zich ongelukkig voelen, wat ze missen in relaties, wat de spirituele behoeften zijn. Dat allemaal bespreekbaar maken, empowering van mensen, is heel belangrijk. Het gaat dus over de hele filosofie. Van waaruit bouwen we eigenlijk zorg op?

(Interessant gerelateerd leesvoer: psychoanalytica Ariane Bazan vraagt zich af of we vandaag nog wel weten wat zorg dragen voor elkaar betekent?)

Ons mensbeeld dus eigenlijk?

Ja, ons mensbeeld. En dat mensbeeld vertalen in een professioneel model, in een organisatiemodel. Ik doe een voorstel: haal dat zoveel mogelijk weg van centrale reguleringen. We moeten op zoek gaan naar veel meer flexibiliteit in de organisatie van onze samenleving, zodanig dat je veel meer op maat kunt werken van wat mensen nodig hebben. Je vertrekt vanuit de buurt waar de zorg gegeven wordt, en op grotere schaal (een stad of enkele gemeenten samen) gebeurt dan de coördinatie. Kijken waar op moet worden ingezet, wie met wie samenwerkt, zorgen voor een vlotte doorstroming van informatie. Zo breng je heel de zorgorganisatie terug op een lokaal niveau, met alle financiële middelen die daarbij horen.

“De verantwoordelijkheid van hoe je dat concreet doet, die moet je op lokaal niveau houden. Dat moet je niet gaan opleggen.”

En wat doet onze overheid dan in zo’n verhaal?

Wel, die moet eigenlijk bekijken wat belangrijk is voor het geheel van de samenleving. Wat willen we bereiken? Bijvoorbeeld op vlak van gelijkheid in toegang tot zorg, of in kwaliteit van zorg. Wat brengt het op voor de gezondheid van de bevolking? Waar willen we vooruitgang boeken op vlak van gezondheid? Zoals het verminderen van vermijdbare hospitalisaties. De verantwoordelijkheid van hoe je dat concreet doet, die moet je op lokaal niveau houden. Dat moet je niet gaan opleggen.

Dus, minder controleren?

Ja, minder controlerend, minder regulerend, maar tegelijk ook veel meer responsabiliserend, mét de flexibiliteit die op lokaal niveau leeft. Dat betekent dan wel dat individuele zorgverstrekkers bereid moeten zijn om een stuk vrijheid zoals ze die nu ervaren, af te geven en op lokaal niveau veel meer afspraken te maken en veel meer te gaan samenwerken. Een gezamenlijk project dat democratisch kan worden ingevuld. Daarin moet de bevolking heel duidelijk een stem hebben, dat moet samen: cocreatie van zorg. Het lijkt een droom, een utopie, maar we weten dat het kan. In ons land wordt al geëxperimenteerd, hoe moeizaam ook. Maar er zijn al wel landen, plaatsen, streken waar dat echt goed lukt.

Je spreekt ook van de nood aan een burning platform daarvoor, om mensen de zin te laten inzien van zo’n omkanteling. Ik ben de voorbije tijd al met veel mensen in dialoog gegaan en – hoewel ze het iets anders invullen – lijkt het zo dat veel mensen best bereidwillig zijn. Professor Lode Godderis spreekt bijvoorbeeld van Person Centered Care, wat naar mijn gevoel niet zo veel verschilt. Of Luc Van Gorp van CM die streeft naar een breed gezondheidsfonds, in plaats van een ziekenfonds. Ik denk dat heel veel belangrijke spelers toch wel op die lijn zitten?

Wat nog een stuk mankeert is de knowhow voor de verandering. Ik leg een model op tafel waar je naartoe kan gaan. Ik pleit om daar nu experimenteerruimte voor te creëren, voldoende lang, zodat eraan gebouwd kan worden. Dat is eigenlijk een project van 15 à 20 jaar, en dat is in ons land zo moeilijk. We zijn zo ver nog niet.

(Lees hier de interviews met Lode Godderis en Luc Van Gorp)

Er lopen pilootprojecten, toch?

Ja, twaalf pilootprojecten in een plan rond chronisch zieken dat goedgekeurd werd in 2015. Die lopen, maar momenteel zijn er nog een aantal voorwaarden niet goed ingevuld, zoals bijvoorbeeld een goed informatiesysteem.

“Om een project als dit te realiseren, gaat de politiek zich toch ook wel duidelijker moeten uitspreken op langere termijn.”

Je hoort er ook niets over. Had ik je boek niet gelezen, ik had het nooit geweten.

Inderdaad. Je hebt ook andere ontwikkelingen, zoals de eerstelijnszones die nu in Vlaanderen gecreëerd zijn. Die zouden een goede vertrekbasis kunnen zijn om te evolueren in de richting zoals ik aangeef in het boek. Maar ze zijn op dit moment nog volop bezig met zich te structureren. Om een project als dit te realiseren, gaat de politiek zich toch ook wel duidelijker moeten uitspreken op langere termijn. En we zien dat dat precies zo moeilijk is. Je ziet dat voor klimaat, voor het aanpakken van sociale ongelijkheid. De grote projecten ontbreken vandaag. Maar het bewustzijn, het burning platform, zie ik wel geleidelijk aan groeien. De blauwdruk is er alleen nog niet.

Als je nog een persoonlijke boodschap mag meegeven aan ‘de langdurig zieken’, wat zou die dan zijn?

Ik denk dat de boodschap is dat jullie echt wel recht hebben om centraal te staan in de zorg. Jullie hebben het recht om gehoord te worden. Pak die rechten ook op, verenig u en manifesteer u op een of andere manier. Het is moeilijk om te formuleren vanuit mijn positie, want ik ben natuurlijk geen chronisch zieke. En ik weet dat jullie hier ook niet altijd een boodschap aan hebben omdat net de chronisch zieken zoveel problemen hebben. Maar, laat jullie horen, via lotgenotencontact, bijvoorbeeld. Laat jullie niet knechten, want in systemen als het onze neigen we patiënten toch altijd een beetje opzij te schuiven als ze wat te veel vragen stellen of met problemen afkomen die niet meteen oplosbaar zijn.

 

Meer weten over het boekproject?

Kom eens piepen op www.zinvolziek.be

Meer leesvoer:

Tot schrijfs!

Lynn

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!