VDAB moet uitgroeien tot de ‘centrale datagedreven en resultaatsgerichte werkzaamheids- en loopbaanregisseur in Vlaanderen’. Getuige daarvan zijn de 57 vermeldingen die VDAB doorheen het regeerakkoord opgespeld krijgt.
Maar het was ook een jaar waar VDAB afscheid nam van Fons Leroy, de man die 14 jaar lang aan het hoofd van dit agentschap stond. De nieuwe administrateur-generaal, Wim Adriaens, mocht al vrij snel de feeststemming begraven en uitpakken met het loodzware lastenboek dat VDAB overhandigd kreeg om de doelstellingen van het nieuwe regeerakkoord te kunnen realiseren.
Meer opdrachten, minder mensen
Centraal in de ambitie van de nieuwe Vlaamse regering staat het verhogen van de werkzaamheidsgraad van 74,6% nu naar 80% in 2030. Meer mensen aan de slag, moet resulteren in verhoogde inkomsten wat dan weer op het einde van de legislatuur de hefboom moet vormen om het ingezette besparingsdiscours te kunnen ombuigen naar een investeringsverhaal. VDAB krijgt een centrale rol toegekend.
Het agentschap moet uitgroeien tot de ‘centrale datagedreven en resultaatsgerichte werkzaamheids- en loopbaanregisseur in Vlaanderen’. Getuige daarvan zijn de 57 vermeldingen die VDAB doorheen het regeerakkoord opgespeld krijgt. VDAB moet de leiding nemen in het organiseren en afstemmen van het loopbaanbeleid voor zo’n 4 miljoen Vlamingen.
Ze moet nieuwe groepen vanuit andere uitkeringsstelsels activeren en de huidige bemiddelingsopdrachten sneller uitvoeren. Daarnaast ook de marktwerking van opleidings- en bemiddelingsactoren regisseren en tenslotte ook de controlefunctie naar andere levensdomeinen uitbreiden waaronder wonen en inburgering. Als uitdaging kan dit tellen.
VDAB moet dit doorvoeren met een personeelsbesparing van 8%. Uitgedrukt in mensen betekent dit 419 medewerkers op de 5160 in 2019.
Met een titel die aanzwelt tot een imposante hoofding en een extra gevuld opdrachtenkader krijgt men niet de bijhorende personeelsinjectie. Nee, VDAB moet dit parallel doorvoeren met een personeelsbesparing van 8%.
Uitgedrukt in mensen betekent dit het verdwijnen van 419 medewerkers op de 5160 medewerkers in 2019. Koppel daar ook nog eens het hoge ziekteverzuim van 12% , of 620 medewerkers die VDAB permanent niet kan inzetten (DM 15 mei 2019 – CD&V eist onderzoek naar ziekteverzuim bij VDAB) aan vast en je weet meteen voor welke gigantische berg en een nieuw rondje veranderingsprocessen de VDAB-medewerkers staan. Nogmaals, na de vorig jaar gelanceerde transformatie naar een digital first dienstverleningsmodel.
Met nieuwe uitdagingen
Het stapeltje uitdagingen die VDAB voorgeschoteld krijgt is onlosmakelijk verbonden met de symptomen van een veranderende economie en demografische tendensen die prominenter op de voorgrond treden. VDAB mag zich alvast warm lopen om een nog nooit geziene vervangingsvraag in te vullen.
De komende vijf jaar zullen zo’n 330.000 Vlamingen de stap naar een welverdiend pensioen maken en het vacaturepeil een stuk de hoogte injagen (Steunpunt Werk – projectiemodel werkzaamheid 2017). VDAB zal alvast meer dan nu moeten inzetten op de toenemende vervangingsvraag van de uittredende generatie babyboomers.
Er zal door VDAB verdomd hard moeten gewerkt worden om de kansen voor deze groep achterblijvers eindelijk te keren.
Maar ook de transities op de arbeidsmarkt met versnelde jobdestructie en -creatie van nieuwe economische terreinen, jobprofielen en competenties vereisen een regisseur die de vragen naar andere vaardigheden en loopbaancompetenties kan voeden en begeleiden.
Maar ook oude
De afgelopen jaren vertaalde een economische heropleving zich in een dalend aantal uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. Toch zijn er bepaalde groepen die na deze kraptegolf nog steeds achterblijven met werkzaamheidsgraden van rond de 50% ; personen met een arbeidshandicap, kortgeschoolden, 55-plussers, personen met migratieachtergrond. Bijzonder verontrustend is dat er ondertussen bijna 4 op 10 van de uitkeringsgerechtigde werkzoekenden langer dan 2 jaar werkloos zijn, en bijna 1 op 5 zelfs langer dan vijf jaar werkloosheid kennen.
Het is de aanname die de schuldvraag voor het niet vinden van werk eenzijdig bij de werkzoekende plaatst.
Er zal door VDAB verdomd hard moeten gewerkt worden om de kansen voor deze groep achterblijvers eindelijk te keren. Eerder dit jaar toonden HIVA-onderzoekers Sam Desiere, Bert Van Landeghem en Ludo Struyven dat VDAB er niet in slaagt de meest kwetsbaren te bereiken. Er bestaat dan wel een heel ruim instrumentarium aan maatregelen, (tender)programma’s die initieel ook bestemd zijn voor de meest kwetsbare werkzoekenden. Toch blijven deze groepen ondervertegenwoordigd in die maatregelen die echt het verschil maken en dicht aansluiten op de arbeidsmarkt.
Een belangrijke verklaring is dat er in de maatregelen flink wat vervangings- en afromingseffecten zijn, waardoor die meest kwetsbaren uit de boot vallen. Zo vertegenwoordigen kortgeschoolden de helft van alle werkzoekenden, maar worden de IBO’s als succesvolle uitstroommaatregel slechts voor een derde ingevuld door diezelfde groep. Dezelfde ondervertegenwoordiging komt terug bij personen met een migratieachtergrond, met een arbeidshandicap en bij 55-plussers.
Reductionistisch axioma
Om die slag te winnen zal VDAB het gevecht tegen het zelf in stand gehouden ‘reductionistisch axioma’ moeten aangaan. Welk axioma? Het is de aanname die de schuldvraag voor het niet vinden van werk eenzijdig bij de werkzoekende plaatst. De werkzoekende koos de verkeerde studie, de werkzoekende moet zijn generieke competenties aanpassen, de werkzoekende heeft een achterstand die ingehaald moet worden, de werkzoekende moet zijn zoekgedrag bijschaven, de werkzoekende moet geprikkeld worden door degressieve uitkeringen, de werkzoekende moet zijn beschikbaarheid flexibiliseren…
Dit fenomeen zorgt er voor dat de oplossing van een complex gegeven als werkloosheid, ook eenzijdig bij de werkzoekende komt te liggen.
Dit fenomeen zorgt er voor dat de oplossing van een complex gegeven als werkloosheid, ook eenzijdig bij de werkzoekende komt te liggen. Maar een arbeidsmarktbeleid is een zoektocht naar een evenwicht tussen de sociale en economische belangen, een beleid dat de brug maakt tussen individuele en collectieve maatschappelijke belangen. Een aanpak die er voor zorgt dat de oplossingen voor mismatches tussen vraag en aanbod niet enkel bij één van beide polen komt te liggen, maar waar beiden elkaar tegemoetkomen.
Wil men dus evolueren naar een inclusieve maatschappij dan zal de VDAB in zijn rol als regisseur of actor niet enkel het arbeidsaanbod moeten in beweging brengen, maar een dynamiek ontwikkelen om de vraagzijde te verzoenen met de beschikbare competenties en profielen. Redelijke aanpassingen aan de jobs als een evidentie om bepaalde groepen te re-integreren, selecties waar iedereen op objectieve wijze een kans krijgt, aanwervingen die vertrekken vanuit kerncompetenties en die de economische groei ook vanuit het groeiperspectief van werknemers beoordelen.
Aanwervingen die vertrekken vanuit kerncompetenties en die de economische groei ook vanuit het groeiperspectief van werknemers beoordelen.
Vlaanderen deelt zo’n 570 miljoen euro doelgroepenkortingen uit maar het ontbreken van opleidingsverplichtingen of competentieversterkingen gekoppeld aan deze subsidies zet de duurzaamheid van deze tewerkstelling onder curatele. Recent onderzoek naar de arbeidsmarktdynamieken (Leerstoel Arbeidsmarktdynamiek, HIVA , Goesaert T., Vandekerkhove T.,Struyven L., 2019) leert ons hoe moeilijk het is om vanuit werkloosheid in een duurzaam arbeidskader te komen.
Ook naar werkgevers kijken
Daarnaast moet VDAB als neutrale regulator zich ook focussen op een responsabilisering van de vraagzijde. Wie zich binnen de arbeidsmarkt niet houdt aan de spelregels, wordt gevat door een sanctie. Werkzoekenden die niet bereid zijn zich actief beschikbaar op te stellen, worden binnen die logica finaal geschorst.
Een regisseur op de arbeidsmarkt moet in functie van billijkheid en wederkerigheid diezelfde opzet ook vertalen naar de werkgevers met een actieve controle op discriminatoire praktijken bij selecties. Zich verschuilen achter een vertrouwensrelatie kan best en past methodisch in een goede dynamiek. Maar dan wel voor alle betrokken actoren.
Een regisseur op de arbeidsmarkt moet in functie van billijkheid en wederkerigheid diezelfde opzet ook vertalen naar de werkgevers
VDAB zal gezien de grote vervangingsvraag en groeiperspectieven als driver voor verhoogde werkzaamheidsgraden (80% in 2030) onvoldoende potentieel vinden bij de uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. In de wetenschap dat die totale groep eind 2019 bestaat uit 115.000 werkzoekenden.
De belangrijkste uitdaging voor VDAB bestaat er dus in een nieuw elan te vinden, een verleidingsstrategie te ontwikkelen om een aanzienlijk deel van de 900.000 niet-beroepsactieve Vlamingen op de activeringsradar te krijgen. Een potentieel dat zich omwille van heel diverse redenen (deels) teruggetrokken heeft. Een potentieel dat bestaat uit personen die al dan niet direct inzetbaar zijn, al dan niet onmiddellijk beschikbaar, al dan niet op zoek naar een job.
Datasoep
De onduidelijkheid van hun positie verklaart meteen waarom deze regering ook wil inzetten op de bredere centrale rol voor VDAB als dataregisseur. Want door de dataversnippering tussen de gewesten, lokale besturen, andere beleidsdomeinen waaronder onderwijs en zorg, en ook nog de federale overheid, kan VDAB vandaag onmogelijk inschatten welke noden, profielen en competenties verscholen zitten in deze arbeidsreserve.
Daarnaast mag men niet vergeten dat diverse regeringen en overheden deze versnippering net door de diverse (staats)hervormingen nog hebben versterkt. Het wegdraineren van jongeren naar bijstandssystemen via de verscherpte instapvoorwaarden en duurtijd van beroepsinschakelingsuitkeringen, het gebrek aan een sluitend rechtenkader voor re-integrerende zieken waardoor ze gejojood worden tussen ziekte en werkloosheidsuitkeringen, de steeds groter wordende rol van lokale overheden via wijkwerken, LDE, TWE art. 60, regie sociale economie waar de besturen dit beheren met allemaal verschillende lokale data-architectuur.
De belangrijkste uitdaging voor VDAB bestaat er in een verleidingsstrategie te ontwikkelen om 900.000 niet-beroepsactieve Vlamingen op de activeringsradar te krijgen.
Nieuwe groepen die niet vallen onder de verplichte beschikbaarheidsvoorwaarden vragen een nieuwe aanpak waar vrijwilligheid centraal staat. Dit staat haaks op de opgelegde disciplineringsstrategie van VDAB met de komst van de controle en sanctieopdracht, en die diepe sporen achtergelaten heeft op de werking van de VDAB. De controle werd methodisch ingezet in de vorm van meer begeleiding.
Maar finaal duwde ze de organisatie naar een cijferfetisjisme die verdacht dicht aanleunt bij het oude statische RVA-model waarbij het zoekgedrag van de werkzoekenden werd geanalyseerd en beoordeeld op basis van een set objectieven: sollicitaties, inschrijvingen, deelname opleidingen.
Een bemiddelingsopdracht die gekoppeld wordt aan een controle en sanctie, plaatst VDAB-bemiddelaars in een catch 22 waar ze vertrouwen en wantrouwen met elkaar moeten verzoenen. Onmogelijk, en vooral voer voor snelle verbranding van morele agenda’s en motivatie van alle betrokkenen.
Terug naar vertrouwen
In het hoger vermelde VDAB en WSE-aanbodonderzoek van Sam Desiere en Ludo Struyven uit 2019 bleek dat op jaarbasis ongeveer dertigduizend werkzoekenden gewoon van de werkloosheidsradar verdwenen zonder dat ze uitstroomden naar werk. Weg, zonder enig (sociaal zekerheids)spoor achter te laten. Waar zijn ze, wat doen ze, waarom zijn ze weg, lijken misschien vragen die thuishoren in human interestprogramma’s. Het zijn echter zeer relevante vragen die VDAB moeten helpen hun kernopdracht sluitend te kunnen invullen.
Diverse regeringen en overheden, deze versnippering is net door de diverse (staats)hervormingen nog versterkt.
Het bereiken van die niet-beroepsactieve Vlamingen wordt het speerpunt van de nieuwe ambities. VDAB moet daarbij op zoek naar een evenwichtige benadering tussen het eigenaarschap van de individuele noden van burger naast het eigenaarschap van de noden van de werkgever. VDAB moet vooral op zoek naar een cultuur van vertrouwen waar het inzet op de intrinsieke motivatie van zowel de werkzoekende burger, de werkgever als het VDAB-personeel.
Steven Genbrugge is adviseur Arbeidsmarkt op de Studiedienst van het Vlaams ABVV en gespecialiseerd in de tewerkstelling van kansengroepen.