De Wereldhandelsorganisatie (WT0) begon al in 2001 met de Doharonde, maar het proces stokte door de grote meningsverschillen tussen arme en rijke landen. Ook de internationale economische crisis deed het onderhandelingsklimaat geen goed. Experts hopen dat het net beëindigde Wereld Economisch Forum in Davos een nieuwe impuls zal geven. WTO-directeur Pascal Lamy heeft de voorzitters van de onderhandelingsgroepen gevraagd nieuwe teksten in te dienen tegen april, en het vergaderritme is opgeschroefd.
Douane-unie
Voor het begin van de Doharonde werd afgesproken dat de Minst Ontwikkelde Landen, de 49 allerarmste landen van de planeet, hun invoertarieven op industriegoederen en visserijproducten nog niet hoeven te verminderen. Dat moet hun vaak jonge en fragiele bedrijven in die sectoren beschermen. Maar critici waarschuwen dat veel van de armste landen die verdedigingsgordel toch zullen kwijtraken doordat ze deel uitmaken van douane-unies met rijkere landen.
“Nigeria behoort bijvoorbeeld niet tot de Minst Ontwikkelde Landen, maar de toegevingen die Nigeria doet in de Doharonde kunnen ook bindend worden voor de negen Minst Ontwikkelde Landen die samen met Nigeria in de Economische Gemeenschap van West-Afrika zitten”, zegt Aileen Kwa. Kwa is de coördinator van het programma voor handel en ontwikkeling van het Noord-Zuidcentrum. Dat is een intergouvernementele organisatie van ontwikkelingslanden in Genève.
“De verlaging van invoerheffingen, of dat nu voor landbouwproducten of voor industriegoederen geldt, zal arme landen niet helpen hun voedselbevoorrading te verbeteren, hun industrialisering op te drijven en meer in eigen land te produceren. In de meeste Afrikaanse landen is de landbouw vernietigd door de liberalisering, en dus zouden ze hun invoerheffingen moeten verhogen in plaats van ze te verlagen”, zegt Kwa.
Een Afrikaanse diplomaat die anoniem wil blijven, is het daarmee eens. “Een verregaande verlaging van invoerheffingen door grote ontwikkelingslanden zal nefast uitpakken voor Minst Ontwikkelde Landen die deel uitmaken van een douane-unie met dat land, vooral dan voor landen die een groot deel van hun overheidsinkomen uit die heffingen halen. Maar het is moeilijk om dat op de onderhandelingstafel te krijgen. In de onderhandelingen met de EU wordt ten minste erkend dat de Economische Partnerschapsakkoorden negatieve effecten kunnen hebben. In de WTO is daarvan geen sprake.”
Compensaties
Ook Mohammad Abdul Hannan, de Bengalese ambassadeur bij de WTO en de coördinator van de groep van Minst Ontwikkelde Landen bij de organisatie, geeft toe dat de handelsvoordelen die de allerarmste landen nu genieten, aangetast kunnen worden door de Doharonde. “Nu moeten ze in de meeste industrielanden geen invoerrechten betalen en ook geen quota respecteren. Als er een algemene verlaging van de invoerheffingen komt, maakt dat de Minst Ontwikkelde Landen minder concurrentieel in vergelijking met andere ontwikkelingslanden. Er zijn andere maatregelen nodig om hen daarvoor te compenseren.”
Kwa gelooft dat de Doharonde de Minst Ontwikkelde Landen helemaal niets zal opleveren. Volgens haar bewijzen studies dat enkel een handvol grote ontwikkelingslanden als Brazilië, China en India naast verliezen ook belangrijke winst kunnen verwachten. De meeste ontwikkelingslanden zouden vooral verliezen.
Daarmee is Hannan het niet eens. “Rijke landen en grote ontwikkelingslanden zullen het meest profiteren, omdat ze de grootste exporteurs zijn. Maar via een speciale en verschillende behandeling kunnen ook de Minst Ontwikkelde landen baat hebben bij het internationale handelssysteem.” Die speciale behandeling verwijst naar vrijstellingen van een aantal verplichtingen en bijstand door de rijke landen. Als die er komen, kunnen ook de armste landen volgens Hannan groei, ontwikkeling en extra banen verwachten. “Als we niet tot een overeenkomst komen, zullen de Minst Ontwikkelde landen daar het zwaarst door getroffen worden.”
Kwa acht de kans klein dat de onderhandelingen snel zullen kunnen worden afgerond. Volgens haar is de hoge werkloosheid in veel landen, een gevolg van de recessie, een belangrijke bron van verzet tegen afspraken over een verdere handelsliberalisering.