“Als ik door Molenbeek rijd, voel ik me ook niet in België”. Niets zo dodelijk dan een opinie ventileren die je hebt van horen zeggen. Conner Rousseau beging een connerie van formaat, maar is beslist geen connard.
Zijn uitlating en kop van HUMO waren zeker provocerend bedoeld. In tegenstelling tot de voorzitter van Vooruit rijd ik wel elke dag door Molenbeek. Al dertien jaar leef en werk ik op een steenworp van de ‘hellhole’.
In het kleine appartementsgebouw waar ik woon, ben ik de enige BelgoBelg. Mijn buren komen van overal, Tunesië, Roemenië, Turkije, Marokko, Spanje, Armenië … Hun kinderen zijn vaak in België geboren en getogen. Zij betekenen ook mijn België en mijn Brussel.
In onze ontmoetingen schakel ik van Nederlands, naar Frans en Engels. Het Arabisch ben ik helaas niet machtig. Ik hou van die multiculturele en meertalige smeltkroes die Brussel is. Hoewel ik België en Brussel graag zie, ontken ik niet dat er serieuze samenlevingsproblemen zijn. Brussel is een lastig lief.
De maatschappelijke problemen in de Belgische grootstad zoals (kans)armoede, taalachterstand, schooluitval, racisme, werkloosheid, radicalisering, tekort aan kinder- en ouderenopvang, ongezonde lucht, te weinig geestelijke gezondheidszorg, gevaarlijk verkeer, ondoorzichtig en te complex beleid … help je echter niet de wereld uit met een populistische slagzin.
Hopelijk kan de ongezouten en ongegronde mening van Conner Rousseau het begin zijn van een genuanceerder debat onder politici en burgers van welke komaf of afkomst dan ook. In de oprechte ontmoeting met de andere, de ‘vreemde’ worden we bewuster mens en beslist ‘moins con’.
Wouter Hessels is docent Film & Mediastudies aan het RITCS, de ULB en INSAS te Brussel.