Martin Mooij, 2007 (foto: Hannie van Herk, www.boekblad.nl)

Martin Mooij (1930–2014): poëzie verenigt

Half augustus overleed Martin Mooij. Enkele Nederlandse kranten wijdden een stukje aan zijn leven, het Belgische Poëziecentrum postte iets. Literaire nieuwsblogs zwegen. Toch haalde Mooij een kwart eeuw lang fantastische internationale dichters naar de Lage Landen, en trachtte ongeschoold publiek te interesseren voor het gedicht, omdat het “een menselijke stem” laat horen, “altijd kostbaar en onvervreemdbaar”.

zondag 31 augustus 2014 17:01
Spread the love

Vlak voor de dood van Martin Mooij ontbrandde in de Lage
Landen een poëziedebat. De Belgische Dichter des Vaderlands had stelling
genomen
in het drama in de Gazastrook. Daarmee zou hij poëzie ondergeschikt
hebben gemaakt aan politiek. Wellicht had Mooij dit verwijt niet begrepen.
Volgens hem was het onmogelijk zich met poëzie niet uit te spreken over alles
wat mensen omringt.

Het is verleidelijk die opvatting tijdgebonden te noemen.
Mooij was oprichter en bezieler van het Poetry International Festival, dat
vanaf 1970 jaarlijks in Rotterdam
plaatsvindt. Een reservaat voor kunst was toen allerminst gewenst. Mooij
pendelde tussen een strijd voor rechtvaardigheid via poëzie uit alle
werelddelen en bewustwording door dat moeilijk geachte genre bij een algemeen
publiek.

Zo’n doel klinkt als een autistische illusie. Zelf kwam Mooij uit een arbeidersgezin
zonder culturele achtergrond, maar waarin veel werd gelezen. En Rotterdam
kon zich in 1971 beroemen op de komst van Pablo Neruda,
strijdmakker van Salvador Allende
en gangmaker van de meerderheid van de
Chileense bevolking. Het festival pronkte
ermee. In hoeverre was kennis daarbij inbegrepen? 

Vrijheid

Om gedichten zo
dicht mogelijk bij het volk te brengen, diende de voordracht als breekijzer. Een
even democratische als hopeloze aangelegenheid. Lezen was er zelfs voor
fijnproevers een dessert bij de collectieve ervaring van gedichten. Poëzie
klonk rechtstreeks in de landstaal. Vertalingen door allround streekgenoten als C.
Buddingh’
en Bob
den Uyl
werden snel gemaakt en onder toehoorders verspreid.

Tegelijk zouden
Rotterdamse kinderen door deelnemende Nederlandse dichters poëzie leren
schrijven, onder de noemer ‘Spelen met woorden’. Mooij zou Mooij niet zijn
wanneer hij niet ook ‘Verzet in poëzie’ in het festival inbouwde. De latere
Nobelprijswinnaar Wole
Soyinka
uit Nigeria viel erin te bewonderen.

Na vijf festivals –
en midden in de koude-oorlogstijd – becijferde Mooij dat 26 procent van
zijn dichters ofwel onderdrukt werd,
of moest leven in gevangenschap (de Zuid-Afrikaan Breyten
Breytenbach
) of leed onder censuur. Vanaf 1979 stelde hij daartegen
een Eregeld in aan een nooddruftige dichter, te beginnen met de Marokkaan Abdellativ Laabi.

Zelden was een titel adequater toen Mooij in 1990 uit
twintig festivaljaargangen de bloemlezing Woorden
in vrijheid
publiceerde.

Arbeidswereld

Martin Mooij was
ook een drijvende kracht achter de Sonde-reeks. In poëzie-uitgaven van de
Rotterdamse Kunststichting verscheen werk van bijvoorbeeld Wim de Vries, een
pijpenbuiger bij vliegtuigfabriek Fokker die oorlogstrauma’s trachtte weg te
schrijven. Hij was bij een dierenasiel in contact gekomen met Mooijs steun en
toeverlaat Buddingh’ (wiens
foto bij een in memoriam afgebeeld werd
). Deze leerde hem afstand te nemen
tot het eigen lot en gaf hem inzicht in werk van officiële dichters.

De Vries was
medeoprichter van het tijdschrift
WAR
, van de Werkgroep Arbeidersliteratuur Rotterdam. Mooij had daar
sympathie voor en leidde op zijn beurt voor uitgeverij Van Gennep een reprint van Links
richten
uit, het legendarische activistentijdschrift uit het interbellum.
Dat nawoord kreeg wegens adoratie van authenticiteit, stadschauvinisme en
anekdotendrang een bijtende
kritiek van J.F. Vogelaar
. Toenmalig links oogde uniform en geschakeerd. Vogelaar
werkte mee aan de theoretische ‘Kritiese Bibliotheek’ met vertalingen, die Van
Gennep, soms met collega-uitgeverijen, de wereld in stuurde. In samenwerking
met het VARA-tv-programma Van
Onderen
leverde Van Gennep tevens teksten uit ‘de arbeidswereld’.

Onder
die vlag had De Vries al een duobundel uitgebracht met bouwvakker Pierre van
Vollenhoven
, met de sprekende titel M’n woord een wapen tot verweer.
Een regel van De Vries, ‘De
laatste traan zal als een bloesem opengaan’, liet Mooij afdrukken op een
vuilniswagen. Zo kwam cultuur in Rotterdam letterlijk aan huis en ruimde er het
puin weg.

Met zulke volksverheffende initiatieven was Mooij radicaler
dan Huub Oosterhuis. Deze voormalige
priester was nochtans politieker en vormender in zijn optreden. Oosterhuis
organiseerde destijds manifestaties als Poëzie Hardop. Om luisteraars los te
weken van de publieke opinie lazen acteurs bekende gedichten voor. Oosterhuis
deinsde niet terug daarvoor regels te verknippen. Later trachtte hij met School der Poëzie jongeren te
bereiken, door lessen en wedstrijden. 

Institutionalisering

Het is moeilijk te zeggen of al die emancipatorische ideeën
aansloegen. Dat ze niet konden bestaan zonder financiële steun, is wel zeker. Dat
Mooij daartoe elk jaar creatieve oplossingen moest vinden ook. Aldus had hij
voor de eerste editie een deal gesloten met de televisie. De camera kon toen
echter ook registreren dat de zaal, waar onder meer een piepjonge Gerrit Komrij
voorlas, nogal leeg was. Gebrek aan belangstelling genoot eveneens poëzie op de tram en vanuit bootjes in de haven.

Voetbalgedichten
tijdens de WK74, aangevuurd door Buddingh’, hadden dan weer wel succes. Vanaf
1976 werd er ook met vrucht aan Poëzie in het Park gedaan in wat nu het
Dunya Festival heet en toen mikte
op ‘buitenlandse arbeiders met hun gezinnen’. Twee jaar daarna had Poetry een
soortgelijk programma in Berlijn, in het overwegend door Turken bewoonde
Kreuzberg.

Weer wat later
trekt Mooij met dichters naar de voormalige Nederlandse kolonie Indonesië.
Israël gaat in die constructie worden aangedaan, China, Colombia. Het zijn
tekens van institutionalisering – die voor- en nadelen serveren. De in 1985
gestorven Buddingh’ maakt het niet meer mee dat in 1988 de EK voetbal poëzie
wel weet weg te drukken. Noch dat in hetzelfde jaar Poetry International een
stichting wordt. Ze ontvangt structurele subsidie voor een bureau met
medewerkers, en wordt belast met de coördinatie van ‘letterenactiviteiten met
een internationaal karakter’.

Deze
ontwikkeling had Mooij gemeen met een dichter die hij heeft vertaald (Over
de aardse liefde en meer
, 1998): Bertolt Brecht. Beiden
hadden ideologisch de wind in de rug van het decennium waarin ze furore
maakten, namen het op voor de have-nots, voor veranderingsgezindheid. Brecht
vond zich aan het eind van zijn leven terug in Oost-Berlijn, waar de overheid
hem in staat stelde met eigen ensemble eigen toneelstukken in een eigen theater
te brengen. Niet iedereen kon dat waarderen.

Stereotype

Afgelopen week was het weer raak. Journalist-auteur Marnix
Peeters betichtte subsidiërende instanties oude kost op te warmen die geen hond
lust. Zijn
betoog en de superieure repliek van een letterenbaas
behoren tot een breder
discours. Daarin botsen twee partijen frontaal, keer op keer, zonder zelfs maar
de schade op te nemen of een
blik te werpen op de omstanders
.

Ook Poetry International onder Mooij onderging dit lot. De pregnantste
criticus was Gerrit Komrij. Eén groot stereotype behelsde voor hem die dure
transnationale samenkomst. Niemand die meesmuilender kon zijn over het slag
landgenoten die daaraan bleken deel te nemen, steevast onbekende grootheden, in
veel talen beschikbaar. Niemand die vileiner kon zijn over soortgelijke
festivals buiten West-Europa, waarbij dichtkunst louterend kon zijn voor ‘de
psychische structuur’.

Rotterdam serveerde aan Komrij de ‘ribfluwelen revolutie’, die
onder het mom van ‘experimenteel’ banvloeken uitsprak tegen spruitjesgeur.
J. Bernlef,
onmisbaar voor Poetry, was zijn pispaal. Behalve van hem zou Komrij
wegens de bloemlezing De Nederlandse poëzie van de 19e en 20e eeuw een
proces aan zijn broek krijgen van Campert, Kouwenaar en Schierbeek. Allen
hadden behoord tot de Vijftigers, een lichting geëngageerde dichters van
Mooijs generatie. Ze waren stamgasten van Poetry. Campert schreef er een
hilarische roman over, Ohi,
hoho, bang, bang of Het lied van de vrijheid
, die liet uitschijnen dat
dichters met gemeenschapsgeld niet alleen dronken zijn van poëzie.

Ideologische en poëticale weerzin tegen het festival liepen
bij Komrij dooreen. In die zin was hij consequent dat hij ook Huub Oosterhuis
in de jaren zeventig onder
vuur had genomen
. Deze zou in zijn eigen gedichten, die verbluffende
oplages haalden, poëzie ondergeschikt hebben gemaakt aan een halfzacht geloof.

Hoewel die kritiek na de val van de Muur vertrouwd werd, had
het iets komisch dat Mooijs opvolger zich sterk maakte voor een ingebedde
functie, de Dichter des Vaderlands, die over de actualiteit moest dichten – en dat
de eerste, in 2000, Komrij was. Bizar is dat hij ook nog tweede keus was. Rutger
Kopland
, bij uitstek Mooijs vertegenwoordiger van “een menselijke stem”, weigerde
de post te bekleden.

Netwerken

Poetry was oorspronkelijk een vrolijke
chaos met een hoog improvisorisch gehalte. Een aanzet tot de eerste
editie werd gegeven door de Joegoslavische dichter Vasko Popka, die Mooij in Londen allerlei namen aan
de hand deed en zichzelf ook uitnodigde. Keuzes voor dichters maakte de
festivalleiding verder op basis van persoonlijke expertise, die bij Mooij in de
Duitse en Midden-Europese poëzie lag.

Tegenwoordig is
het festival perfect geregisseerd. Persoonlijke
netwerken dobberen door lobby’s. Letterenorganisaties en vertalers kunnen via
dichters prestige verwerven voor hun plannen, literatuurwetenschappers
maatschappelijke geloofwaardigheid om extra fondsen aan te boren. De huidige
festivaldirectie eerde de overledene zo: ‘Overal waar je de naam
Mooij noemt, opent dat deuren
.

Werd Komrij, enigszins
in de geest van Mooij, tot zijn ambt geroepen door verkiezingen, de recentste Nederlandse
Dichter des Vaderlands is de vrucht van outsourcing. Aan een
‘benoemingscommissie’, met een paar interessante leden. Zoals
televisiepersoonlijkheid Arie Boomsma voor wie poëzie een spirituele kracht is. Of Mei
Li Vos, namens de PvdA specialist in het statuut van ZZP’er (de
ongevraagd zelfstandige die na de privatiseringsgolf het hoofd boven water moet
houden). Hun
Dichter des Vaderlands moest aan ‘profieleigenschappen’ voldoen
die
objectief getoetst konden worden.

Over de sociale
functie van poëzie, die voor Martin
Mooij hem vanzelfsprekend was, worstelde de commissie met haar,
overigens verfrissende keuze
: ‘Het cultuurhistorisch bewustzijn, of, zo men
wil, maatschappelijk engagement van Anne Vegter is niet nieuw, al lijkt het met
de jaren wel sterker te worden. De titel van de bundel Aandelen en
obligaties
(2002) suggereert al dat economisch en financieel denken
is doorgedrongen tot in alle uithoeken van de persoonlijke levenssfeer. (…)
Eenduidige politiek zul je bij Vegter niet aantreffen’. 

Mooijs erfenis

Al tijdens de jaren zeventig publiceerde Hans Magnus
Enzensberger, lid van een heus advisory
board
van Poetry International, het beroemde
opsommingsgedicht Weitere
Gründe dafür, das die Dichter lügen
.
Het is vertaald door Martin Mooij:

(…)
Omdat
in de mond van de arbeidersklasse
het
woord arbeidersklasse niet voorkomt.
Omdat
wie vertwijfeld is
geen
zin heeft te zeggen:
‘Ik
ben vertwijfeld.’
(…)
Omdat
het dus iemand anders is,
altijd
een ander,
die
spreekt,
en
omdat degene,
van
wie er sprake is,
zwijgt.

Met zijn eigen praktijk heeft Mooij deze ontluisterende stelling proberen te ontkrachten. Toch ligt vermoedelijk niet
aan hem dat exponentieel meer mensen, ook uit de arbeidersklasse, inmiddels
vrij spreken. Op het internet. Door dat medium krijgen meer facetten aan Mooijs
ideaal kans: tot ver over de landsgrenzen ontstaan gemeenschappen. Het web dient
echter ook hyperindividualisme en censuur. De lust om te spreken is omgekeerd
evenredig aan die om te luisteren.

Mooijs
breekijzer van de voordracht heeft tot even ambivalente resultaten geleid.
Poëzie wordt amper meer gelezen, laat staan verkocht, en zelfs
in universitair letterenonderwijs is ze niet vanzelfsprekend.
De grootste
aantrekkingkracht hebben inderdaad nog dichters die op podia te bewonderen
zijn. Poëzie overleeft voornamelijk als evenement.

De Belgische Dichter des Vaderlands behoorde overigens tot de
laatste jaargang die Mooij bundelde in Woorden in vrijheid. Wie
Charles Ducals gedicht uit 1990 leest, ‘De hertog en ik’, zou in de genoemde ‘zij’ poëzie zelf kunnen lezen, die zich
door auteur noch lezer laat marginaliseren:

Twee mannen trokken een kar
door het bos,
door de modder van
lichtschuwe wegen,
in dienst van een vrouw die
verdeelde
en heerste. Hun lust, hun
last stond zij

naakt boven hen, de zweep in
de hand,
trots, door geen man ooit
bezeten
dan in het offer van een
gespleten
bestaan. De ene man ik, de
ander gezant

van de nacht die zijn angst
door mij joeg.
Wij trokken samen, de hertog
leidde,
hij kende het bos in al zijn
geheimen.
De vrouw zag het onderscheid.
Sloeg.

Zou het iets zijn
om de functie van hertog postuum toe te bedelen aan Martin Mooij?

De auteur
bedacht programma’s voor de Poetry-edities van 2011 en 2012.

take down
the paywall
steun ons nu!