Eén van de grote gevaren in het huidige overheidsbeleid inzake GGZ zijn ahistorisme en decontextualisering. Psychische problemen worden dan gezien als een geheel van ziektetekenen waarvoor er onder het motto ‘one size fits all’ een geheel van therapeutische middelen moet worden ingezet dat voor iedereen hetzelfde moet/mag kosten. Alle problemen hebben nochtans hun voorgeschiedenis. Ze moeten (en kunnen) ook slechts begrepen worden binnen een bepaalde psychosociale context.
In die zin zijn (der)tien patiënten met ASS (en je mag vervangen door: depressie, posttraumatische stress stoornis en toxicomanie of naar het lichamelijke toe: MS, colitis ulcerosa of reumatoïde artritis) totaal andere mensen met andere psychologische karakteristieken en behandelbehoeften.
Een naïef geloof in de eenvoud en eenvormigheid van deze of gene diagnose en een ongenuanceerde gelijkschakeling van de middelen die er (om ‘historische redenen’) voor worden ingezet riskeert de klinische realiteit van het lijden en de zorgnoden van deze mensen geweld aan te doen.