De prijs komt er dus niet, maar sloeg wel een diplomatieke kloof tussen de Afrikaanse landen en het Westen.
Diplomatieke gevechten
Hoe langer hoe meer wordt duidelijk dat de diplomatieke gevechten achter de schermen over de voorgestelde UNESCO-prijs veel verder gaan dan de prijs op zich. Bijna alle vertegenwoordigers van lidstaten uit Afrika en het Midden-Oosten blijven de instelling van de omstreden ‘dictatorprijs’ verdedigen, terwijl de westerse landen er zich vierkant tegen verzetten. Een consensus bereiken – wat binnen de UNESCO meestal gebruikelijk is, lijkt dus verder af dan ooit.
Om een meerderheid te halen, zouden minstens 29 lidstaten in de plenaire vergadering van de UNESCO voor de prijs moeten stemmen. Zelfs als alle lidstaten van de groep Afrika & Midden-Oosten vóór zouden stemmen, halen ze maar 20 stemmen.
De Obiang Nguema Mbasogo International Prize for Research in the Life Sciences, is genoemd naar en gefinancieerd door de dictator van Equatoriaal-Guinea, een klein olierijk land in de Golf van Guinee. Officieel moet de prijs dienen ‘ter bevordering van het wetenschappelijk onderzoek over het leven’. Hij werd in 2008 door president Obiang gecreëerd met geld afkomstig uit de olie-industrie.
Berucht om corruptie
Mensenrechtenorganisaties, ook en vooral uit Afrika, vinden het schandalig dat de UNESCO een internationale wetenschappelijke prijs zou instellen die wordt gefinancieerd door een dictatoriale president die om zijn corruptie berucht is. De bevolking van Equatoriaal-Guinea leeft grotendeels in bittere armoede, ondanks de fors toegenomen olie-inkomsten.
Ook alom gerespecteerde Afrikaanse figuren en Nobelprijswinnaars als Desmond Tutu (Zuid-Afrika) en Wole Soyinka (Nigeria) hebben zich in het debat gemengd. Zij vinden het erg ongepast dat Afrikaanse regeringen achter de omstreden prijs blijven staan. Volgens Soyinka toont dit aan hoe diep de onvrede is binnen de UNESCO en hoe weinig mensenrechten meetellen in internationale relaties.
Onvrede over directeur-generaal
Dit heeft alles te maken met de aanstelling van de huidige directeur-generaal, de Bulgaarse Irina Bokova. Haar kandidatuur werd twee jaar geleden doorgedrukt door een coalitie van westerse landen tegen de kandidaat van de groep Afrika & Midden-Oosten, de Egyptenaar Farouk Hosni, die antisemitische uitspraken werd verweten. Sinds die tijd blijft het rommelen binnen de diplomatieke vertegenwoordigers op het hoofdkwartier in Parijs.
Agapito Mba Mokuy, de speciale vertegenwoordiger van president Obiang Nguema in Parijs, blijft de instelling van de prijs verdedigen en begrijpt niet waarom de UNESCO eerder wel geld aanvaarde van de Franse parfumgroep L’Oréal, hoewel Liliane Bettencourt, de schatrijke weduwe en belangrijkste aandeelhoudster van de cosmeticagroep in Frankrijk onder vuur ligt wegens grootschalige fiscale fraude. Hij spreekt van “een politiek van twee maten en twee gewichten”.
Nieuwe criteria nodig
Sommige landen vragen daarom een grondige herziening van de voorwaarden waaraan UNESCO-prijzen moeten voldoen. Er zou voor eens en altijd duidelijkheid en transparantie moeten komen. Directeur-generaal Irina Bokova is dit voorstel zeker genegen, maar zegt dat eventuele nieuwe voorwaarden niet met terugwerkende kracht kunnen gelden voor al bestaande UNESCO-prijzen.
Heel de zaak van de ‘dictatorprijs’ toont nogmaals aan hoe diep de verdeeldheid is binnen de UNESCO.