Opinie -

De subtiele banalisering van geweld

Jan Blommaert stelt een verontrustende selectiviteit vast in de berichtgeving over geweld in de maatschappij. Ongecoördineerd geweld tijdens sociale acties wordt scherp veroordeeld. Brutaal politiegeweld en andere vormen van institutioneel geweld worden daarentegen goedgepraat met context en nuancering. Hij heeft drie aanbevelingen om geweld anders te bekijken.

vrijdag 20 mei 2016 14:40
Spread the love

Het begint stilaan op te vallen: de media richten zich met veel plezier op het “geweld” dat door demonstranten in het sociaal protest wordt gebruikt, en men hanteert die focus vervolgens om de diepere redenen achter het protest, en de aard van het protest zelf, buiten beeld te houden. Bovendien heeft dit een belangrijk effect op het publieke debat over geweld.

Ik geef drie voorbeelden.

Eén: de grote vakbondsbetoging van 6 november 2014

In die betoging stapten ruim 120.000 mensen op uit protest tegen de plannen van de (toen) nieuwe regering-Michel. Die betoging was tevens de geboorteplek van Hart boven Hard en van het brede sociaal protest dat sindsdien permanente druk op de regering is blijven zetten.

Zowel de samenstelling van de betoging als de enorme verscheidenheid aan slogans en actiepunten waren zeer uitzonderlijk. In de mediaberichtgeving na de betoging kregen we daarover echter nauwelijks enige informatie. De media hielden zich bezig met de rellen die bij het einde van de betoging ontstonden.

Die rellen domineerden dagenlang de berichtgeving, en hyperbolen werden daarbij niet geschuwd: het ging over “een straatoorlog” in een oorlogszone die Brussel zo goed als met de grond gelijk had gemaakt, als we de media volgden. 

Twee: de recente betoging van cipiers  van 17 mei 2016

Tijdens deze actie werd de hall van het onthaal van het kabinet van Minister Geens (CD&V) vernield. Ook hier zagen we hetzelfde: de berichtgeving over de betoging die de piek vormde van jarenlang sociaal protest van de cipiers (dat zich tevoren dus evengoed tegen de “linkse” regering-Di Rupo had gericht) werd volkomen gedomineerd door het “brute vandalisme” van de betogers.

Meer nog, volgens politici discrediteerde dit geweld het sociaal protest zelve. Vanuit de hoek van Groen luidde het bijvoorbeeld: “Dit is geen sociale actie meer. Puur vandalisme. Praten aub!” En deze reactie werd in diverse varianten door zowat iedereen gedeeld: sociaal protest en “geweld” gaan niet samen.

Drie: betoging in Parijs van 18 mei 2016

Hoewel onze mainstream media slechts op de meest oppervlakkige manier bericht gaven over het aanslepende en heftige verzet tegen de nieuwe arbeidswet van de regering-Hollande in Frankrijk, stonden ze op 18 mei plots bol van nieuws over dat sociaal verzet.

En dit met één bericht over één incident: een “brandbom” die door demonstranten in een politiewagen werd gegooid. Ook voor dit incident werden de hyperbolen niet gespaard: men serveerde ons “schokkende” en “verschrikkelijke” beelden”.

De politieke reacties op dit incident waren dezelfde als degene die we na de aanval op het kabinet van Minister Geens hoorden: men moest nu maar eens ophouden met dat sociaal protest, want het had zich “tegen de politie” gekeerd (en dus, merkwaardig genoeg, niet tegen de regering).

Welk geweld zien we niet?

Telkens we in de berichtgeving een enorme nadruk zien op één aspect van een voorval of proces moeten we ons de vraag stellen: Wat zien we niét? 

En dan blijkt het antwoord op die vraag doorgaans een hele reeks elementen in te houden. Immers: de notie “geweld” zelf wordt gereduceerd tot één specifiek type: bedreigend fysiek geweld dat uitgaat van demonstranten, terwijl andere vormen van geweld niet, of slechts in de marge van de berichtgeving, worden vermeld – ze worden vaak zelfs niet eens als “geweld” beschouwd. Ik overloop er enkele:

1. Het politiegeweld

In elk van de drie gevallen hierboven vermeld verlopen de onlusten tussen twee partijen: demonstranten en ordediensten. Deze laatsten vertegenwoordigen het zogenaamde “geweldmonopolie” van de staat. Het is hun taak geweld te gebruiken, ze zijn er voor opgeleid en uitgerust.

Het is interessant om hier te vermelden dat het incident met de Parijse “brandbom” zich voordeed tijdens een betoging tegen het extreme politiegeweld van de afgelopen weken – de Franse oproerpolitie houdt graag haar reputatie van het meest “klopgrage” korps van Europa hoog.

Bij het sociaal protest van de afgelopen maanden in Frankrijk zijn al honderden betogers gewond geraakt door het optreden van de politie. Bij de vakbondsbetoging in Brussel was dit eveneens het geval, hoewel de berichtgeving de klemtoon legt op gewonden bij de ordediensten.

Het politiegeweld is in een aantal gevallen ook niet defensief en afgemeten: er zijn talloze beschrijvingen van provocatief politiegeweld, en van buitensporig politiegeweld. Wanneer vijf agenten minutenlang met hun wapenstok tekeergaan op één op de grond gevallen betoger, dan zijn deze agenten niet “in orde” met hun voorschriften.

Idem wanneer traangasgranaten worden afgeschoten op lichaamshoogte van de demonstranten, of wanneer gearresteerde demonstranten afgeranseld of vernederd worden in de politiecel. Geweld is geweld, en slachtoffers van geweld door betogers of ordediensten zijn evengoed slachtoffers van geweld.

2. ‘Zacht’ politiegeweld

Er is ook “zacht” politiegeweld. Wanneer na een niet-toegelaten maar volkomen vreedzame (zelfs ludieke) sit-in tegen racisme alle demonstranten (zo’n tweehonderd) worden opgepakt en weggevoerd naar de politiecel, dan wordt dit ervaren als onredelijk geweld, als niet-legitieme en ideologisch gemotiveerde repressie.

Hetzelfde geldt wanneer een tachtigtal vreedzame anti-Monsanto betogers (incluis kinderen) door agenten in wapenuitrusting worden omsingeld en allemaal op een GAS-boete worden getrakteerd.

Onder deze categorie kunnen we ook racisme van politiemensen onderbrengen: “ethnic profiling” wordt ervaren als een bedreiging van de integriteit als burger, en dus als een onrechtmatige vorm van overheidsgeweld, want de agenten overtreden de wet.

Ook doelgerichte eenzijdigheid in politie-optreden (of controle, bewaking en surveillantie) vallen daar onder: mensen reageren heftig wanneer zij merken dat er twee maten en twee gewichten worden gehanteerd in het politie-optreden – wanneer, bijvoorbeeld, de strengheid die men toepast op demonstrerende allochtone jongeren afwezig blijft wanneer Antwerp-voetbalsupporters een stadswijk toetakelen na een ontgoochelend resultaat.

3. Het politieke geweld

Demonstraties en rellen komen er niet zomaar: ze hebben doorgaans een lange voorgeschiedenis van sociaal conflict en treden in de regel enkel op wanneer de vormen van overleg en onderhandeling, die dit conflict doorgaans domineren, op de klippen lopen of door de overheid worden gesaboteerd.

Dit is in alle drie de gevallen bovenaan dit artikel overduidelijk. Ik maakte al melding van de jarenlange conflicten tussen de Belgische cipiers en hun overheid. In Frankrijk is de nieuwe arbeidswet doorgedrukt zonder parlementair debat, op basis van een uitzonderingsmaatregel.

De zaak is: mensen zijn vaak wanhopig omwille van wat ze ervaren als een wezenlijke aanslag op hun welvaart, hun toekomst, hun identiteit. Ze zijn woest omwille van de onwil van hun overheid om gehoor te geven aan die wanhoop. En ze ervaren de handelingen van de overheid als een vorm van agressie, zelfs wanneer die handelingen de vorm van wetten of verordeningen aannemen – zoals de Spaanse “Burgerveiligheidswet” die protesten strafbaar maakt of, dichter bij huis, de wet op de GAS-boetes.

4. Het mediatieke geweld

Eenzijdige berichtgeving over sociaal protest, bol van de negatieve superlatieven, overdrijvingen en stereotypen, met beledigende, stigmatiserende of racistische taal aan het adres van de demonstranten, en zonder aandacht voor hun stem: dit alles wordt evengoed ervaren als een vorm van geweld.

De woede van de betogers van november 2014 omwille van de exclusieve media-aandacht voor de rellen en de afwezigheid van aandacht voor de vreedzame en inhoudelijke aspecten van de betoging, was enorm en sneed diep. Vooral omdat ze meteen ook zagen hoe hun politieke tegenstrevers net die eenzijdigheid in de berichtgeving benutten om het enkel nog daarover te hebben en in alle toonaarden het sociaal protest in z’n geheel te discrediteren.

Zoals gezegd: zeker ‘zacht politiegeweld’, ‘politiek geweld’ en ‘mediatiek geweld’ worden zelden gezien als “geweld”, terwijl ze wel degelijk als zodanig ervaren worden. Wat betreft de eerste vorm van geweld, politiegeweld, daar zien we dat dit geweld vaak als vanzelfsprekend, defensief en noodzakelijk wordt voorgesteld: de politie moet er nu eenmaal op meppen wanneer betogers hun boekje te buiten gaan. En waar gehakt wordt, vallen spaanders.

Noteer dat politiegeweld in een aantal gevallen extreem is en dat de samenloop van de vluchtelingencrisis en de terreurcrisis deze toestand heeft verergerd. Politiemensen lopen nu rond met zware wapens, ze worden ondersteund door zwaarbewapende militairen en gespecialiseerde gevechtseenheden.

Verdenking (van welke aard dan ook) volstaat om de sterke arm van de wet te voelen. Dat alles werd uitstekend geïllustreerd in november 2015 toen het Antwerpse Snelle Respons Team een 14-jarig getraumatiseerd Syrisch meisje in een instelling omlegde met een gummikogel. Ook de dood van Jonathan Jacob, in gelijkaardige omstandigheden, ligt nog vers in het geheugen.

Drie aanbevelingen

Zowel Antonio Gramsci als Hannah Ahrendt hadden het al door: wanneer de staat haar gezag verliest als democratisch vertegenwoordigend orgaan, dan moet ze haar toevlucht nemen tot geweld. We denken bij “geweld” van de staat uiteraard meteen aan politiemannen in volle wapenuitrusting, of aan de pantserwagens van het leger.

Het is echter goed in gedachten te houden dat het arsenaal van geweldmiddelen van de overheid veel ruimer is en ook repressieve wetten en “zachte”, haast onzichtbare vormen van gedragscontrole inhoudt. In dat opzicht kunnen we aan het lijstje crisissen waarin we ons als samenleving bevinden nog eentje toevoegen: we bevinden ons al geruime tijd in een “geweldcrisis”, waarbij de staat steeds vaker en steeds feller haar toevlucht zoekt in diverse vormen van geweld tegenover ontevreden burgers.

Noteer terloops dat deze crisis ouder is dan de regering-Michel. De reden? Het antwoord van Gramsci en Ahrendt is, me dunkt, glashelder.

De geweldcrisis heeft ook het publieke debat beïnvloed: we praten en schrijven op bijzonder onevenwichtige manieren over geweld, en dat voedt die geweldcrisis. Daarom deze drie aanbevelingen voor wie het debat hierover wenst te voeren.

1. Wie tegen geweld is moet alle geweld bekijken

Het gaat niet op dat men het geweld van stakers en demonstranten als irrationeel en des duivels omschrijft, terwijl men het vaak even irrationele en brute optreden van de ordediensten ongestraft laat passeren.

Men kan niet enerzijds de vernielingen aangericht door betogers bekritiseren en anderzijds de botte weigering van politici om de standpunten van de betogers ernstig nemen als een neutraal gegeven aanmerken.

Wie woede en wanhoop wil begrijpen moet de oorzaken ervan ernstig nemen – en die oorzaken vormen vaak een andere vorm van geweld. Ook het gebruik van twee maten en twee gewichten in het bekijken van geweld is, uiteraard, schadelijk.

Ja, er is in Parijs een politiewagen in brand gestoken, en ja, er vielen gewonden onder de politie bij de rellen na afloop van de betoging van november 2014. Maar bij de rellen door Antwerp-supporters in Deurne op 1 mei 2016 werd evengoed een politiewagen in brand gestoken en vielen er ook gewonden bij de ordediensten. Geweld is geweld.

2. Wie geweld niet wil bagatelliseren mag het ook niet overdrijven

Het gaat niet op dat men een vuurpijl in een politiewagen als “schokkend” en “volkomen onaanvaardbaar” bestempelt maar het neerkogelen van een 14-jarig meisje door een anti-terreureenheid afdoet als iets wat volgens alle procedures is verlopen (en dus blijkbaar geen geweld is). Of het in brand steken van een politiewagen door voetbalsupporters gewoon als min of meer begrijpelijk “hooliganisme” van gefrustreerde fans afschildert.

Het geweld van demonstranten tijdens sociaal protest (dus niet bij voetbalrellen) – dat zagen we boven – wordt vaak voorgesteld en afgebeeld in de meest extreme overdrijvingen, als de ergste en meest extreme vormen van geweld terwijl andere vormen van geweld met eufemismen (of stilte) worden behandeld. Welnu, wie dit wenst vol te houden moet beseffen dat net dàt de bagatellisering van geweld inhoudt.

3. Wie overdreven voorstellingen van geweld onaanvaardbaar vindt “ontkent” of “bagatelliseert” dat geweld niet en “keurt” het evenmin “goed”

We zien dit spelletje vaak: wie weigert de vuurpijl in de Parijse politiewagen als een “schokkend” of “verschrikkelijk” feit te bestempelen krijgt snel de verdenking op zich dat men dit “goedkeurt” of niet als een ernstig vergrijp wil aanvaarden. Niets is minder waar.

Ik ken weinig mensen die de beschadigingen aan de inkomhal van het kabinet-Geens goed te doen vinden, of die de relschoppers na de betoging van november 2014 toejuichten (al was het maar omdat de schade telkens weer door ons betaald moet worden).

Ik ken wel mensen die weigeren dit als een extreem, uitzonderlijk voorval te bezien, die weigeren om het als een buitenissig type geweld te bekijken, die ervoor pleiten om dit geval naar z’n juiste proportie te herleiden en in een ruimer perspectief te blijven plaatsen.

Mensen, met andere woorden, die weigeren mee te gaan in een beeldvorming die dit voorval isoleert uit de context van sociaal protest en los ziet van het conflict dat er de aanleiding toe is.

Men moet ervan uitgaan dat geweld in al z’n vormen een ingrediënt is van de samenleving waarin we leven en er één van de vele ziekten van uitmaakt. Dat houdt geen moreel oordeel in, maar het sluit het evenmin uit – maar morele oordelen mogen geen delen van de realiteit onzichtbaar maken.

Wie daarom vraagt: ik ben als moreel wezen uitgesproken tégen elke vorm van geweld, ik ben pacifist. Ik zal dan ook geen enkele vorm van geweld ooit “goedkeuren”. Net dat dwingt me om er op een onbevangen en realistische manier naar te kijken.

Men kan geweld immers moreel best afkeuren, maar men kan het niet wegdenken of behandelen op de lapidaire wijze die ik hier beschreef. Wie dat laatste doet banaliseert het geweld.

Wie geweld tot z’n ware omvang en aard herleidt is diegene die geweld ernstig neemt.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!