Eind juni verscheen een foto in het nieuws, die toonde een zesjarige Marie, opgekruld naast haar Ivoriaanse moeder Matyla Dosso, levenloos in de Libische woestijn. Kort voor de foto genomen werd, probeerden Marie en haar moeder Tunesië illegaal binnen te geraken. Tunesië is namelijk het voornaamste vertrekpunt voor de gevaarlijke zeereis naar Italië geworden. De Tunesische grenswacht stuurde hen echter op gewelddadige wijze de woestijn terug in, zonder water.
De foto van Marie en Matyla leidde tot verontwaardiging en hernieuwde kritiek op de Europese migratiedeals met landen als Tunesië en Turkije. In dergelijke deals vergoedt de EU landen aan haar buitengrenzen om migranten en vluchtelingen tegen te houden die deze grenzen illegaal willen oversteken. De deal met Tunesië werd bijvoorbeeld nog maar recent afgerond.Tegenwoordig klinkt het vanuit Europa dus veel meer: “Wir schaffen das nicht”. Of eerder: “Non possiamo farlo”. Zuid-Europese staten dragen namelijk een groot deel van de migratielast, met de meeste aankomsten in Italië. Deze landen geven al lang aan dat het hen teveel is. Vandaar dus de migratiedeals met landen als Turkije, Libië en nu Tunesië.
Laat dat nu echter net landen zijn met een erbarmelijke reputatie op vlak van mensenrechten. Turkije arresteert regelmatig vluchtelingen op willekeurige wijze, om ze dan te mishandelen en gedwongen terug te sturen naar buurlanden zoals Syrië of Iran. Libië is berucht om zijn gruwelijke detentiecentra en de slavernij waarin vele vluchtelingen en migranten gestort worden. En Tunesië laat systematisch migranten en vluchtelingen creperen in de woestijn.
Na de publicatie van de foto van Marie verklaarde het Tunesisch ministerie van Binnenlandse Zaken ter verdediging dat ze niet verantwoordelijk is voor “Afrikanen buiten haar landsgrenzen”, dat ze het recht heeft haar landsgrenzen te verdedigen en dat ze haar “humanitaire plichten” wel degelijk uitvoert. Standaard retoriek, maar in context een verwerpelijk vertoon van handen in onschuld wassen.
Maar doet de EU het veel beter? Dankzij het uitbesteden van de bescherming van haar buitengrenzen aan louche regimes kan de EU eveneens haar handen in onschuld wassen. De Conventie van Genève van 1951 stipuleert bijvoorbeeld dat elk ondertekenend land verplicht is om vluchtelingen te beschermen die zich op hun grondgebied bevinden. Door migranten en vluchtelingen buiten te houden, hoeft Europa dus niet zelf hun rechten te garanderen. Haar huurlingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten knappen het vuile werk op.
Uiteraard is dat niet de redenering van de meeste Europese regeringsleiders. Maar in de praktijk komt het daar vaak wel op neer.
Er zijn natuurlijk geen eenvoudige oplossingen voor de migratieproblematiek in een wereld waar zoveel ongelijkheid en conflict bestaat als de onze. Veilige, efficiënte en legale migratieroutes moeten een deel zijn van de oplossing en kunnen een win-win-situatie creëren voor de EU-staten met hun groeiende nood aan arbeidskrachten, al zijn ze geen panacea.
Meer nog moet de EU zijn interne verdeeldheid overwinnen als het zonder schaamte universele mensenrechten hoog in het vaandel wil blijven dragen. Het externalisatiebeleid dat we zien met de migratiedeals is ten dele het gevolg van een gebrek aan solidariteit onder EU-lidstaten. Noordelijk gelegen lidstaten willen vaak niet de kostprijs betalen die vereist is om de migratiedruk op zuidelijke staten als Italië en Griekenland onderling te verdelen.
Zo neigt het beleid dus meer en meer naar een geëxternaliseerde en harde grensaanpak, met een groeiend aantal schendingen van de mensenrechten waaraan de EU medeplichtig is. Een hoge morele koers varen vraagt offers. Is Europa bereid de prijs te betalen voor zijn idealen?
Tim Brys studeerde Midden-Oosterse studies in Beiroet en bracht veel tijd door met vluchtelingen in Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten.