Leen Vermeulen, huisarts en auteur van 'Je pijn te lijf'.
Interview -

Waarom chronische pijn (ook voor artsen) zo’n ambetante bijwerking is

Pijn is persoonlijk, lastig te meten en voor ontelbaar veel mensen nog veel moeilijker te verzachten. Dat machteloosheid bij aanhoudende pijn de kop opsteekt, beaamt ook Leen Vermeulen, zelf al een kwarteeuw arts en auteur van het boek 'Je pijn te lijf'. We reflecteerden samen over de omgang met pijn in de zorg, over manieren om er zelf mee aan de slag te gaan en over maatschappelijke triggers aan de basis van het groeiend aantal chronische pijnpatiënten.

vrijdag 3 september 2021 14:51
Spread the love

Wie liever luistert dan leest:

In de inleiding van Je pijn te lijf omschrijf je kwetsbaar hoe onmacht jou gebracht heeft tot een verdieping in pijn. Deel je dat verhaal hier ook even kort?

Ja, ik ben dit jaar 25 jaar huisarts en ik heb jaren met lede ogen toegekeken op patiënten die ik niet kon helpen. Ze kwamen altijd maar opnieuw met chronische pijn bij mij op consultatie. Ik zag dat ze in het ziekenhuis telkens van Jantje naar Toontje werden gestuurd: van de reumatoloog naar de neuroloog, van de neuroloog naar de chirurg, van de chirurg naar de fysiotherapeut, …

Daarbij werd bijna altijd wel iets van diagnose aangevuld, maar als huisarts zag ik zelf dat dit de levens van mensen niet beter maakte en hun pijn ook niet weg nam, integendeel. Heel vaak zag ik hun vertrouwen in de gezondheidszorg achteruitgaan en zag ik hen meer en meer lijden onder hun ziekte en problemen. Voor een groot stuk was dat ook uit frustratie, omdat ze de antwoorden of de oplossing niet vonden binnen de zorg.

Dan heb je als huisarts de taak om al die verschillende adviezen uit de tweede lijn te bundelen en daar samen met de patiënt één geheel van te proberen maken en er iets mee te doen. Ik vond dat heel moeilijk, omdat ik zag dat patiënten afhaakten.

Je bent zelf door een burn-out gegaan, onder andere door de stress van de machteloosheid, en je hebt je daarna in de psychotherapie verdiept. Wat heeft dat veranderd?

Ik heb een vierjarige opleiding psychotherapie gevolgd, voor een stuk omdat ik ervaren had dat er veel meer meespeelt in pijn dan alleen een diagnose van een ziekte met de daaraan gekoppelde behandeling. Het draait ook om persoonlijke factoren, dingen uit het verleden, gedachten, emoties, … die heel erg mee de pijn beïnvloeden.

Ik dacht: als ik daar nu de professionele skills voor aanleer, om die dingen ook bespreekbaar te maken, dan gaan we misschien verder geraken en zal ik patiënten misschien beter kunnen begeleiden.

Het meeste leerde ik uit de specifieke pijnopleiding. Heel veel biologische en neurofysiologische zaken die pijn verklaren waren voor mij op dat moment nog onbekend, omdat ze twintig jaar geleden nog niet geweten waren toen ik mijn opleiding als arts heb gevolgd. Voor mij is er dus ook voor een stuk een nieuwe wereld opengegaan in mijn kennis over pijn, en bijgevolg ook in de manier van kijken ernaar en de manier van aanpakken en bespreekbaar maken.

Jij bent zelf ook een vurig voorstander van een biopsychosociale kijk op mens en gezondheid. Waarom is dat voor jou belangrijk?

Algemeen vind ik dat heel belangrijk omdat we mensen zijn die in een context leven, opgroeien, werken, ontspannen, … Waar en hoe we leven beïnvloedt onze gezondheid hoe dan ook. Bij pijn is dat nog eens te meer duidelijk. Pijn wordt beïnvloed door wat je aan het doen bent en de context waarin je bezig bent, maar ook door wat je al allemaal meegemaakt hebt. Die biopsychosociale kijk is dus cruciaal in het nadenken over en het omgaan met ziekte en gezondheid.

Vind je dat voldoende terug in onze gezondheidszorg?

Neen, ik denk dat dit een gigantisch tekort is. Ik ben als huisarts vaak gefrustreerd als ik zie hoe versnipperd onze gezondheidszorg meer en meer wordt. Iedere specialist is dan nog eens een subspecialist en bekijkt vaak het orgaan dat hij wil behandelen of de ziekte die zich voordoet, maar vergeet de mens die het meemaakt en die het voelt. Dat is jammer, want daardoor gaat heel veel informatie verloren, alsook belangrijke ingangspoorten om te genezen.

“Pijn is voor heel veel dokters een ambetante bijwerking waar ze geen weg mee weten.”

Door de specialisatie in de gezondheidszorg vind ik dat er hoe langer, hoe meer met een versnipperde blik wordt gekeken. De focus ligt op het lichaam en niet meer op de mens, terwijl het wel de mens is die voelt wat hij voelt en meemaakt wat hij meemaakt.

Dat is volgens mij ook de reden waarom pijn zoiets lastigs is binnen de zorg. Het is heel individueel en persoonlijk. Je kan het niet meten, je moet het inschatten. Je moet de mens die voor je zit geloven wanneer die zegt ‘Ik heb hele erge pijn’. Pijn is voor heel veel dokters een ambetante bijwerking waar ze geen weg mee weten.

‘Alle pijn is echt. Er bestaat geen ingebeelde pijn’, las ik in je boek. Nochtans krijgen mensen die ermee kampen om de haverklap te horen ‘het zit tussen je oren’?

Dat is heel vaak de frustratie van mensen met aanhoudende pijnklachten die op een bepaald moment verwezen worden naar de psycholoog. Ze voelen zich dan verontwaardigd en misgebrepen: ‘Ik beeld me mijn pijn niet in, ik voel mijn pijn wel echt’.

Uiteraard voel je die, laat daar geen twijfel over zijn. Alle pijn is echt, maar dat betekent niet dat je per se een rechtstreeks verband moet zoeken met een letsel daar waar de pijn voelbaar is.

Wat ik het boeiendste vond uit de pijnopleiding, is heel het proces van je hersenen in het maken van pijn, en net het loskoppelen van fysieke letsels of kwetsuren of ontstekingen als oorzaak van de pijn. Pijn zit effectief tussen je twee oren, pijn wordt gemaakt door je hersenen, maar daarom is die niet minder echt of minder pijnlijk of minder belangrijk om mee aan de slag te gaan.

Bij chronische pijn gaat het pijnsysteem min of meer een eigen leven leiden. Kan je op een behappelijke manier duiden wat er juist gebeurt wanneer pijn chronisch wordt?

Pijn is eigenlijk een alarmsignaal van ons zenuwstelsel dat ons ertoe moet aanzetten actie te ondernemen om onszelf te beschermen. Het is heel duidelijk dat het alarmsignaal bij acute pijn gelinkt is aan een letsel of een ziekte. Als je op het voetpad loopt en je struikelt over een borduur en slaat je voet om, dan is er acute pijn als alarmsignaal: ‘Oei, stop met lopen op die voet, want er is iets gekwetst’. Misschien moet je naar de dokter gaan, misschien heb je een gips nodig.

Naarmate een letsel geneest, dooft het signaal terug uit, omdat je hersenen beseffen dat ze niet meer luid aan de alarmbel moeten trekken en de bescherming mogen afbouwen. Je mag terug bewegen en terug stappen, dus mag ook de versterking van de signalen uit de voet (die in het brein omgezet worden in voelbare pijn) opnieuw verzwakt worden.

Illustratie uit ‘Je pijn te lijf’ door Judith Vanistendael.

We spreken van chronische pijn wanneer de pijn langer duurt dan drie maanden. We weten dat de meeste letsels genezen op drie maanden tijd. Als de pijn langer blijft duren dan is ons autonoom zenuwstelsel, dat zorgt voor de verwerking van alle onbewuste signalen uit onze weefsels tot pijn, overgevoelig geworden.

Je kan dat vergelijken met een brandalarm in een huis. Wanneer de rookmelder te gevoelig ingesteld staat, gaat die niet alleen af wanneer het effectief brandt, maar ook wanneer je een kaarsje aansteekt of er een pot aanbrandt op het vuur. Het alarm blijft even hard loeien – de pijn blijft even hard voelbaar – maar het signaal is eigenlijk niet meer belangrijk.

Op dat moment moet je de rookmelder bijstellen en heb je dus eigenlijk een technieker nodig, eerder dan een brandweerman, om het probleem op te lossen. Bij chronische pijn kan je die technieker vergelijken met een therapeut die je leert om de gevoeligheid van je autonoom zenuwstelsel terug bij te stellen.

In jouw boek valt ook het woord ‘breinpijn’. Kan je daar wat meer over vertellen?

Het zijn onze hersenen die beslissen of bepaalde signalen uit ons lichaam versterkt worden tot bewuste pijn. Je kan het vergelijken met een orkest: het hersenorkest. De melodie die in je hoofd gespeeld wordt, hangt af van welk instrument de hoofdmelodie mag spelen en welke andere instrumenten er nog meespelen.

“Pijn zit effectief tussen je twee oren, pijn wordt gemaakt door je hersenen.”

Bij chronische pijn waarbij geen lichamelijke oorzaak aan de oorsprong ligt, zien we dat in het brein op een bepaald moment verschillende instrumenten de melodie bepalen zonder nog gelinkt te zijn aan iets dat vanuit het lichaam komt en beschermd moet worden.

Lees/beluister ook: Pijndokter Bart Morlion over de kracht van het brein bij chronische pijn.

Wie voldoende inzicht heeft in zichzelf als een geheel – de biopsychosociale kijk – kan pijn gaan verzachten?

Ja, zeker. Ik ben daar echt van overtuigd dat niemand zichzelf beter kent dan de persoon zelf. In die zin vind ik het heel belangrijk om patiënten ook dat stuk zelfzorg en kracht terug te geven. Luister naar je eigen lichaam en luister naar wat je zelf voelt. Wat zijn de dingen die je helpen of net niet helpen? Gebruik ze als handvat om jezelf te versterken. Niemand weet beter wat je voelt dan jijzelf.

“Als je begrijpt vanwaar de pijn komt en wat er allemaal mee verweven zit, kan je ermee aan de slag.”

Als pijnpatiënt moet ik zeggen dat het niet per se gemakkelijk is om dat inzicht in jezelf te hebben, ook omdat het niet altijd wordt aangemoedigd om je kwetsuren en verdriet, of trauma’s uit het verleden, te gaan aankijken, en ze te zien als mogelijke uitlokkers van pijn. Om dat te gaan stimuleren heb jij een soort groepsproject geïnstalleerd bij Geneeskunde Voor Het Volk?

Ik wou de inzichten uit de pijnopleiding heel graag delen met mijn patiënten. Als je begrijpt vanwaar de pijn komt en wat er allemaal mee verweven zit, kan je ermee aan de slag en kan je voor een stuk loskomen van de gezondheidszorg. Dan ben je minder afhankelijk van artsen die nog maar eens voorstellen om de medicatie te veranderen of nog eens te infiltreren, goed wetende dat dit heel vaak maar zeer tijdelijke oplossingen zijn.

Een jaar of drie geleden heb ik een zestal van de chronische patiënten in de groepspraktijk in Molenbeek samenbracht om die pijninzichten met hen te delen. Daarmee was de eerste pijncursus geboren. Het was een hele fijne ervaring, zowel voor mezelf als voor de patiënten. Ik voelde heel snel dat niet alleen wat ik te vertellen had een meerwaarde had, maar vooral ook de interactie tussen de mensen zelf en wat ze elkaar konden bijbrengen.

Patiënten zijn veel meer ervaringsdeskundig dan een arts die zelf geen chronisch pijnpatiënt is, dus moeten we daar veel meer op inzetten.

Je hebt het in je boek ook over lichaamseigen pijnstillers. Hoe zit dat precies in elkaar?

Ons autonoom zenuwstel en onze hersenen beslissen of signalen uit ons lichaam omgezet worden in pijn, maar ze doen ook het omgekeerde. Ze kunnen perfect beslissen om signalen te verminderen en te kalmeren en pijn naar de achtergrond te duwen omdat er op dat moment andere dingen belangrijker zijn. Dan worden onze lichaamseigen pijnstillers vrijgegeven en die zijn onwaarschijnlijk sterk. Het is trouwens ook op basis van die lichaamseigen hormonen en neurotransmitters dat heel veel pijnmedicatie ontwikkeld is.

Als je de literatuur er wat op naleest, hoor je vaak dezelfde voorbeelden. Een Australische surfster die op het water ineens aangevallen wordt door een haai en zonder pijn kan zwemmen tot op het strand. Eens aan land valt ze flauw van de pijn als ze ziet hoe erg gekwetst ze wel is. Veilig uit het water komen was belangrijker dan de pijn in het been. De hersenen sturen in zo’n situatie instant pijnstillers naar beneden die de signalen tegenhouden, waardoor je met een ernstig kwetsuur nog kan zwemmen.

Dat is natuurlijk een heel acuut voorbeeld. Hoe zit dat in geval van chronische pijn?

Ook daar zie je dat context en urgentie zeer belangrijk zijn. Bij chronische pijn vertellen patiënten mij heel vaak dat als ze iets kunnen doen waar ze veel plezier aan hebben of zich bezig kunnen houden met iets wat ze heel belangrijk vinden, dat hun pijn dan naar de achtergrond gaat.

“Onze lichaamseigen pijnstillers zijn onwaarschijnlijk sterk.”

Dat komt ook door het produceren van die lichaamseigen pijnstillers, onze zogenaamde gelukshormonen: serotonine, endorfines en ons knuffelhormoon oxytocine. Als je jezelf goed en geliefd voelt in een fijne omgeving wordt oxytocine vrijgemaakt en daarvan weten we dat het pijnstillend werkt.

Chronische stressproductie heeft een grote impact op de pijnervaring, dus ontstressen is ook in jouw boek de boodschap. Je hebt het onder andere over hartcoherentie, bewegen in de natuur, kunst en creativiteit, … Iets dat ik een beetje miste: hoe kijk je naar de rol van intimiteit en seksualiteit in pijndemping die we zelf kunnen creëren?

Ik denk dat dit inderdaad heel belangrijk is omdat het ook bijdraagt aan het verminderen van stress. Het helpt ontspannen en geeft een goed gevoel omdat er oxytocine vrijkomt en de stresshormonen zakken.

Met Leen Vermeulen in groepspraktijk De Bres.

Nochtans zal je zelden een arts horen zeggen ‘Masturbeer minstens één keer per dag’? Zou jij dat op voorschrift zetten voor een patiënt?

Ja, waarom niet? Als dat in gesprekken met patiënten naar boven komt dat het hen goed helpt: zeker doen! (lacht) Je kan dat gaan inzetten en écht gebruiken als medicijn.

Hoe weet je eigenlijk of jouw manier om aan pijn te ontsnappen escapisme is of effectief medicinaal verantwoord? Hoe herken je die gezonde balans?

Goh, ik denk dat het een gezonde balans blijft als het geen eenzijdig vluchtgedrag is en het je niet belet om ook andere dingen te doen. Het is een kwestie van het in te zetten als strategie om te kunnen doen wat je graag doet, en niet als een eenzijdige oplossing. Als je het inzet om de pijn minder te voelen en eigenlijk tot niets anders meer komt, dan is het een verslaving en dan helpt het je niet om het leven te leiden dat je wil leiden.

Valt er eigenlijk een lijn te trekken in hoe mensen reageren op aanhoudende pijnklachten?

Je hebt eigenlijk grof genomen twee soorten reacties:

Je hebt mensen die omwille van de pijn heel veel dingen vermijden en niet meer doen omdat ze schrik hebben voor de gevolgen. Die mensen voelen zich hoe langer, hoe slechter omdat ze hoe langer, hoe minder dingen kunnen doen die ze belangrijk vinden.

Langs de andere kant heb je mensen die zeggen: ‘Die pijn, ik laat me er niet door kelderen. Ik doe altijd verder en ga ervoor’. Bij die mensen gaat het op den duur ook hoe langer, hoe slechter omdat ze de signalen van hun lichaam blijven negeren en eigenlijk altijd over hun grens gaan. Bij hen wordt het pijnalarm ook hoe langer, hoe luider door een lijf dat schreeuwt: ‘Ga je nu eens eindelijk luisteren naar mij!’

Is dat een van de mechanismen onder de burn-out die we nu zo veel zien?

Zeker. Dat is ook een van de redenen, denk ik, waarom we tegenwoordig meer en meer mensen met aanhoudende pijnklachten hebben, omdat we op maatschappelijk niveau moeten blijven presteren en velen eigenlijk ook niet meer mogen luisteren naar hun lichaam.

Als je voltijds werkt in een zwaar fysieke job en je krijgt door het werk een ontsteking in je pols of elleboog, of je krijgt rugpijn, … gaat dat normaal gezien over als je voldoende tijd krijgt om uit te rusten en ruimte krijgt om te luisteren naar wat je lichaam aankan. Je kan dan zelfs je spierconditie verbeteren.

Als je dat niet kan doen, ga je permanent over de schreef in je job en zo ontwikkel je chronische klachten. Dan gaan mensen vaak door tot ze crashen en vallen ze langdurig uit. Niet zelden zegt de werkgever dan dat ze niet moeten terugkomen voor ze helemaal genezen zijn. Zo wordt de schrik om opnieuw in de ratrace te belanden zo groot, dat mensen niet meer durven terug te keren naar dezelfde job. En terecht, want ze zijn veel te lang te ver over hun grenzen gegaan.

Ik denk dat er toch ook heel veel angst zit op aangeven dat je niet meer (mee) kan wanneer je die eerste signalen van je lichaam krijgt. Dat is niet iets wat de meeste mensen durven aangeven, zeker niet in sectoren waar je nogal gemakkelijk vervangen wordt.

Daar, vind ik, ligt een heel grote maatschappelijke verantwoordelijkheid die nu niet opgenomen wordt. Ik ben er echt van overtuigd dat veel minder mensen chronische pijnklachten zouden ontwikkelen als we de kans zouden krijgen om te luisteren naar ons lichaam en daar ook naar mogen handelen.

Werkgevers bieden vandaag veel te weinig die kans. Er wordt ingezet op produceren en renderen, dus moeten mensen meehollen in het systeem. Daar moet echt dringend over nagedacht worden, want er wordt ook geen enkele verantwoordelijkheid bij werkgevers gelegd. De verantwoordelijkheid ligt bij de patiënt: zorg maar dat je genezen bent en zorg maar dat je meekan.

Als je niet meekan, dan zal de controlearts of de adviserend arts of de arbeidsarts wel zeggen: ’Oké, je moet naar een aangepaste job’, maar wie moet voor die aangepaste job zorgen? Het probleem is dat daar veel te weinig op ingezet wordt of controle op uitgeoefend wordt langs de kant van de werkgevers. Hoe kunnen we het werk leef- en werkbaar houden? Leer luisteren naar je werknemers, naar wat ze nodig hebben.

Nu we toch bij het thema van de individuele verantwoordelijkheid zitten, wou ik even een modewoord droppen dat ik in je boek ook ben tegengekomen: veerkracht. Wat betekent dat voor jou? En vind je dat het wel of niet te veel misbruikt wordt?

Veerkracht is inderdaad een modewoordje dat heel erg in is. Iedereen moet z’n eigen veerkracht zoeken om er te kunnen blijven staan en te kunnen blijven functioneren. Persoonlijk vind ik het belangrijk dat mensen hun eigen intrinsieke krachten kunnen zoeken en (terug) kunnen inzetten, maar dan wel in functie van hun eigen welzijn en niet in functie van draai maar mee in de ratrace.

Het wordt misbruikt wanneer men inzet op veerkracht om toch maar voltijds te kunnen werken of overuren te presteren omdat je baas het vraagt. Zolang mensen maar hun eigen veerkracht aanspreken, kunnen ze wel mee. Nee, daar zit ook wel een grens op.

Je schrijft in je boek dat fysieke en sociale pijn in ons brein hetzelfde pad volgen. Ik vroeg me af: kan eenzaamheid dan voelbaar pijnlijk zijn?

Hetzelfde pad slaat op dat hersenorkest van daarnet, de breinmatrix, waar veel verschillende onderdelen inzitten die samen beslissen of ze signalen uit het lichaam tot pijn gaan versterken, of niet. Een van de zaken in je brein die meespeelt, is de regio waar je emoties gemaakt worden. Daarin kan eenzaamheid een belangrijke factor zijn.

“Het staat als een paal boven water dat hoe je jezelf mentaal voelt, ook je fysiek welzijn beïnvloedt, en omgekeerd.”

Mensen die zich alleen voelen, hebben vaker ook fysiek meer klachten omdat die zone van de hersenen ook meespeelt in het beslissen wat versterkt wordt in het lichaam.

Het voelt als een cirkel. Het is geweten dat mensen die aanhoudende gezondheidsproblemen hebben veel sneller uit het sociale vangnet vallen en in de eenzaamheid verzanden. Maar als de eenzaamheid dan ook nog eens de pijn gaat uitvergroten, dan blijven mensen toch draaien?

Dat is net de reden waarom die psychosociale insteek zo belangrijk is om de vicieuze cirkel te kunnen doorbreken. Als mensen niet beseffen of niet weten dat het verminderen van sociale contacten meespeelt in het onderhouden van hun pijn, dan kunnen ze daar ook niets mee doen. Dat wordt nergens uitgelegd. De specialist legt je niet uit dat het belangrijk is om je sociale contacten te onderhouden. De dokter zal kijken hoe je parameters staan en of er kan worden bijgestuurd met medicatie, en that’s it.

Pijn- en psycho-educatie mogen voor jou dus gerust veel meer plaats krijgen?

Ik vind dat essentieel.

“Een brede holistische kijk op ziekte en gezondheid kan je niet vroeg genoeg introduceren.”

Zie je dat dan zowel bij alle mogelijke soorten zorgverleners als bij patiënten zelf? En zie je dat bijvoorbeeld een plek hebben in het onderwijs?

Ja, zeker. Een brede holistische kijk op ziekte en gezondheid kan je niet vroeg genoeg introduceren. Het staat als een paal boven water dat hoe je jezelf mentaal voelt, ook je fysiek welzijn beïnvloedt, en omgekeerd. Dat wordt nog veel te veel los van elkaar gezien.

Hoe vroeger je kinderen vertrouwd maakt met het feit dat wat ze doen en hoe ze zich voelen in hun lichaam allemaal verband houdt met elkaar, hoe beter ze kunnen leren zichzelf te begrijpen en oplossingen te ontdekken die bij hen passen. Bijvoorbeeld: zorgen dat ze iets kunnen doen met een vriendje in plaats van in een hoekje te kruipen wanneer ze zich niet zo goed voelen.

In ons gezin wordt de metafoor van de cactus gebruikt wanneer ik op heftige pijndagen prikkelbaarder ben. Ik probeer onze dochters dan duidelijk te maken dat zij niet de oorzaak zijn van de strenge frons op mijn gezicht. Daarin had ik zo graag wat ondersteuning gekregen na de diagnose, in de niet-medische impact van een pijnaandoening. Daar zit nog een grote leegte.

Ja, het is belangrijk om bespreekbaar te maken wat de concrete gevolgen zijn in het dagdagelijkse leven. Goede dagen, slechte dagen: hoe ga je daarmee om? Wat brengt het teweeg bij jou en in je dichte omgeving? Wat moeten zij daarover denken en voelen?

Voor wie zie jij die rol dan weggelegd? De huisarts, de specialist zelf, de lotgenotenorganisaties?

Het liefst van al zie ik dat bij iedereen. (lacht) Ik vind dat het niet specifiek de taak is van de psycholoog of van de zelfhulpgroep. Eigenlijk moeten we kunnen evolueren naar een maatschappij waarin dat gewoon overal bespreekbaar is, maar in eerste instantie misschien wel vooral thuis en in je directe omgeving.

Er zijn heel veel pijnpatiënten die me vertellen dat ze er thuis zelden of nooit over spreken, of geen aanknopingspunt meer vinden om het bespreekbaar te maken. Dan wordt het een taboe in de omgeving van de mensen die jou graag zien en die jij graag ziet, en dat is jammer.

Dat lijkt me toch voor een groot stuk gevoed door de negativiteit die wij zelf vastklampen aan ziek zijn en aan pijn lijden. De gedachte dat het een zwakte is en je minder mens maakt, zit bij veel mensen toch stevig verankerd.

Ja, en dat je daar vooral geen andere mensen mee moet lastigvallen of niet afhankelijk moet worden van andere mensen. Dus steken mensen het maar weg.

Dat patroon breed maatschappelijk doorbreken … Helaas kan je niet gewoon aan een schakelaar trekken en wakker worden in een veel bewustere wereld zonder taboes.

Daarvoor moeten we ook het beschuldigende wegnemen en het begrip opentrekken. Als mensen met pijnklachten toch een evenwaardige plek in de maatschappij en op de werkvloer krijgen, op een plek die aangepast is aan hun kunnen, dan moet het vanzelf ook al veel meer besproken worden om die aanpassingen te kunnen doen en er ongedwongen mee om te gaan.

Dat is net die inclusieve maatschappij die iedereen een plek moet kunnen geven. Precies daar blokkeert het volgens mij nu echt aan de kant van werkgevers die zo’n plaatsen niet creëren en beleid dat er niet toe aanspoort.

Inclusie is de beste preventie, maar dan moet het wel breed gedragen zijn. Overal inclusief. Al die drempels die mensen met beperkingen nu ervaren om nog maar te komen tot onderwijs, werk, een eigen woning, … Je kan niet gewoon zeggen dat werkgevers niet genoeg doen, want dat is nog maar een kleine fractie. Je mag dan wel je aangepaste job krijgen, met een aangepast bureau en co, maar je moet er eerst wel geraken. Als je nog niet eens de trein op kan rollen met je rolstoel? Dan mag je nog werkgevers hebben met goodwill te over …

Aangezien we toch al aan het dromen zijn: als je een toverstok zou krijgen met net genoeg magie om drie dingen te veranderen aan het systeem – de zorg of breder – waar zou je zwaaien?

Dat is een moeilijke vraag.

Ik zou om te beginnen zeker zwaaien naar de gezondheidszorg die veel meer, overal, in alle geledingen, de biomedische blik moet overstijgen en voluit vanuit een biopsychosociale invalshoek moet kijken naar mensen en hun klachten. Hoe kunnen we het welzijn verbeteren?

“Winsten zouden geïnvesteerd moeten worden in iedereen een plaats geven.”

Ten tweede zou ik heel breed zwaaien naar het onderwijs. Veel meer inzetten op preventie, op kinderen van jongs af aan leren hoe ze kunnen luisteren naar hun lichaam en geest, en die als één geheel zien.

Mijn derde stafzwaai zou naar het maatschappijbeeld gaan. We moeten evolueren naar een samenleving waar het economische systeem niet draait in functie van de winst en het presteren, maar wel in functie van het welzijn van iedereen. Winsten zouden geïnvesteerd moeten worden in iedereen een plaats geven, zowel op de arbeidsmarkt als in het onderwijs, als in aangepaste woningen, noem maar op.

Met minder werkuren ook. Waarom moet een mens 40 uur in de week werken (en sommigen nog veel meer) als de economie perfect kan draaien, met dank aan technische evoluties, met veel minder? Mocht iedereen kunnen beginnen met de helft minder te werken, zou er sowieso al minder pijn zijn en zou er meer ruimte en tijd vrijkomen om te bouwen aan een veel betere sociale integratie en zorg voor elkaar.

 

Je pijn te lijf

Meer info over het boek vind je hier.

Zin in meer leesvoer?

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!