Klaslokaal.
Bron: Pxfuel
Opinie - Inès Jans, Lierin Buelens

De nieuwe eindtermen: een stap in de richting van vandaag naar morgen

dinsdag 16 maart 2021 21:55
Spread the love

 

De nieuwe eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundaire onderwijs beloven actueler te zijn. Dat doen ze bijvoorbeeld door meer aandacht te besteden aan financiële en technologische kwaliteiten, door meer nadruk te leggen op burgerschap en cultureel bewustzijn, door oog te hebben voor digitale competenties en mediawijsheid, door strenger in te zetten op Nederlands en andere talen (Frans, Engels en Duits), en het lijstje gaat nog verder.

Bovendien leven we in een superdiverse samenleving, wat wil zeggen dat we met een rijk aanbod aan etnisch-culturele groepen samen leven. Ook hier lijken de nieuwe eindtermen op in te spelen; zo vindt professor Karel Van Nieuwenhuyse het belangrijk dat leerlingen er zich bewust van zijn dat ze opgroeien in een samenleving die steeds diverser wordt, en dat we onze ‘westerse’ blik niet mogen beschouwen als superieur. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat in vakken zoals geschiedenis het historisch verloop vanuit verschillende hoeken kan bekeken worden. In dit opzicht kunnen we het niet beter verwoorden dan hij dit zelf doet: “Je leeft samen met anderen en die kunnen er andere ideeën op na houden dan jij of een andere godsdienst hebben”. Het is dus zaak om die anderen te erkennen en te koesteren.

Indien elke cultuur op een gelijkwaardige manier aan bod komt in het onderwijs zal iedereen zich ook meer thuis voelen in de klas en op school. Orhan Agirdag haalt in zijn boek Onderwijs in een gekleurde samenleving bovendien aan dat dit niet alleen positieve gevolgen heeft voor de leerresultaten van etnische minderheden, maar evengoed ook voor die van leerlingen uit de dominante etnische groep (lees: witte leerlingen). Zo bleek uit de PISA-resultaten van 2003 tot en met 2018 dat er inderdaad een daling is in de leerresultaten van de etnische meerderheidsgroep maar wel een kleine stijging in die van etnische minderheden.

En nee, de resultaten van leerlingen uit de meerderheidsgroep blijken niet gedaald door de aanwezigheid van de minderheidsgroepen, iets wat wel eens gesuggereerd wordt. Uit diezelfde PISA-studie kwam namelijk naar voor dat de daling bij de etnische meerderheidsgroep sterker aanwezig was in etnisch homogenere scholen (lees: scholen met voornamelijk witte leerlingen) dan in scholen die etnisch diverser waren. Etnische diversiteit op school blijkt dus zowel voordelig voor etnische minderheden als voor de etnische meerderheid.

Uit de PISA studie kunnen we concluderen dat etnische diversiteit belangrijk is voor het onderwijs van vandaag. Maar zijn de nieuwe eindtermen wel echt zo gericht op het onderbouwen van die superdiverse samenleving?

Wanneer we bijvoorbeeld concreet kijken naar het ontwerp van het decreet zien we dat het woordje ‘etnisch’ maar welgeteld 4x voorkomt in het document dat 989 pagina’s telt. En wanneer het dan toch gebruikt wordt, geeft dit eerder een negatieve bijklank aan het woord. Zo zou het volgens de nieuwe eindtermen belangrijk zijn dat etnische minderheden inzien dat hun ‘gekleurd’ taalgebruik negatief is voor hun latere beroepsleven. Op deze manier lijkt het decreet een algemeen gevoel te geven dat de thuistaal van bijvoorbeeld Turks en Marokkaans sprekende leerlingen als problematisch wordt beschouwd.

Dit kunnen we meteen weerleggen aangezien uit onderzoek van Agirdag blijkt dat wanneer immigranten naast het beheersen van het Nederlands ook hun moedertaal goed beheersen, ze gemiddeld gezien net een hoger inkomen hebben dan immigranten die minder affiniteiten hebben met hun moedertaal. Wanneer de moedertaal van de leerlingen in een invloedrijke setting als de school een negatieve bijklank krijgt, kunnen leerlingen hun eigen cultuur en taal als minderwaardig ervaren, wat vaak dramatische gevolgen heeft voor hun welzijn en identiteitsvorming. Dit wordt in de literatuur bestempeld als de ‘assimilatie aanpak’ waar vele studies de nadelen al van hebben aangetoond.

De nieuwe eindtermen kunnen dus zowel positief als negatief gelezen worden op vlak van etnische inclusie. Sterker nog, wanneer we dieper ingaan op de enkele punten die inclusief te werk lijken te gaan, blijken deze toch conservatiever van aard. Ze geven met andere woorden blijk van actueel te werk te gaan, maar in de praktijk zou dit wel eens niet het geval kunnen zijn, wat we kunnen zien als een vorm van ‘windowdressing’ zoals omschreven door Geert Kelchtermans.

Een voorbeeld: een van de basiscompetenties voor historisch bewustzijn is de volgende: ‘Het verleden bekijken door meerdere perspectieven te hanteren: de gewone man versus de elite, wit versus zwart, man versus vrouw, moederland versus kolonie enz.’. Er staat echter nergens dat dit inhoudt dat de verschillende perspectieven ook gelijkwaardig behandeld moeten worden. Wanneer we het lezen in combinatie met de mogelijke negatieve ondertoon die het decreet met zich meebrengt, zou dit ertoe kunnen leiden dat de nieuwe eindtermen helemaal niet op inclusieve wijze worden toegepast.

Daarnaast krijgen de eindtermen ook veel kritiek van onder andere de onderwijskoepel Katholiek onderwijs met hun topman Lieven Boeve. Hij wijst op de uitgebreidheid en de gedetailleerdheid van de eindtermen waardoor er nog weinig ruimte overblijft om eigen pedagogische accenten te leggen. Er groeit een vrees dat dankzij deze eindtermen de leerkrachten te veel aandacht moeten besteden aan het halen van de einddoelen. Hierdoor zouden ze bijvoorbeeld minder vrijheid kunnen krijgen om etnische diversiteit actief in te zetten in het onderwijs.

Bovendien blijkt uit eerder onderzoek van Agirdag dat ook de vorige eindtermen al deels in wilden zetten op  multicultureel onderwijs maar dat dit nooit echt verwezenlijkt is geweest. Waarom zou dit dan nu wel het geval zijn als leerkrachten er nog minder ruimte voor krijgen? Wanneer puntje bij paaltje komt, zijn het dus nog steeds de leerkrachten die het verschil zouden moeten maken in het nastreven van een actuele onderwijspraktijk.

Want ja, de eindtermen kunnen gelezen worden als een pleidooi voor meer assimilatie, of ze kunnen zelfs simpelweg niet begrepen worden vanuit een etnisch divers standpunt. Maar, ze kunnen evengoed gelezen worden als een stap in de richting van een echt actueel schoolbeleid, een stap in de richting van inclusie die zowel voor leerlingen van etnische minderheden als van etnische meerderheden cruciaal is. Laten we die laatste toer op gaan en de eindtermen echt actueel maken.

 

Inès Jans en Lierin Buelens zijn twee studenten van de master Educatieve Studies aan de KU Leuven.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!