Opinie - Charles Ducal

Moet dat kunnen?

Het typische aan grenzen is dat ze nooit vaststaan en vaak is dat een goede zaak. Weinigen zullen het betreuren dat de regels inzake kledingnormen op het werk in de loop der tijden zijn versoepeld, de scholen de scheiding tussen jongens en meisjes hebben opgeheven of de leeftijdsgrens om te mogen stemmen van 21 naar 18 is gegaan. Maar er zijn ook grensverschuivingen die we best kwalijk noemen. Eén daarvan is die tussen vrije meningsuiting en vreemdelingenhaat.

vrijdag 27 november 2020 11:25
Spread the love

 

Op 23 november stond ik ‘s ochtends met een kleine groep activisten uit het vluchtelingenwerk op de trappen van het gerechtsgebouw in Leuven om gerechtigheid te eisen in het proces over de dood van Mawda, dat op die dag begon. Een fotograaf van een populaire krant was ook present, zodat we de volgende dag met onze spandoek op de website prijkten boven een artikel over de eerste procesdag. Daaronder stonden een twintigtal reacties, net als onder gelinkte artikels over het fatale schot twee en een half jaar geleden en de getuigenis van de ouders.

De overgrote meerderheid van die reacties, vijfennegentig procent zeg maar, vormt één beschuldigende haatstroom richting ouders. Samengevat: de ouders zijn schuldig aan de dood van hun kind, niet de politie die juist gehandeld heeft, de agent die schoot is onschuldig en dient te worden vrijgesproken. Dit onder artikels die niet alleen vrij correct weergeven wat er is gebeurd, maar ook de leugens vermelden van de politie in een poging de schuld in de schoenen van de ouders te schuiven.

Mijn vraag is: moet dit kunnen? Als blijkt dat reacties niet in het minst rekening houden met de feiten (voor hun neus) en eigenlijk oprispingen zijn die louter op emotie steunen, giftige emotie in dit geval. Waarom neemt een krant die dan op? Uit respect voor de vrije meningsuiting? Of uit populisme, om een krant te zijn ‘voor al onze lezers’. Of is dat voor de krant hetzelfde?

Het gevolg is dat de ouders, die hun kind zijn verloren, in een ruim verspreid medium op hatelijke wijze beledigd worden en in hun verlies miskend. Menselijk gesproken is dit, op zijn zachtst uitgedrukt, bedenkelijk te noemen. Redacties hebben deontologische grenzen. Moeten die ook niet gelden voor wat lezers produceren? Kan een medium het zich, deontologisch gesproken, permitteren een megafoon aan te bieden voor vreemdelingenhaat?

Men kan de vraag stellen of censureren van dit soort reacties iets uithaalt. En of het niet beter is er kennis van te laten nemen dan te doen alsof ze niet bestaan. Ik vind dit een loos argument. Alsof het publiceren niets toevoegt aan de boodschap, alsof een krant niet haar reputatie, haar bereik en haar normen over wat kan en niet kan aanreikt en op die manier een morele grens helpt doen vervagen. Men kan uiteraard niemand verbieden te denken wat ie denkt. Aan die grens (of grenzeloosheid) valt niet te tornen, maar men kan zich als medium wel verplichten zelf een morele grens te hanteren en op die manier de lezer via een filter op racistische en andere ontoelaatbare uitingen te confronteren met die grens.

Het bijzondere aan de reactiestroom in het voorbeeld is de eenzijdigheid. Alsof die deur, op enkele uitzonderingen na, alleen een bepaald soort mensen aantrekt, die elkaar herhalen en nog eens herhalen, alsof ze tot hetzelfde netwerk behoren. Het lijkt wel alsof de gelegenheid die zo’n website biedt, net als op sociale media, alleen in een bepaald segment van de bevolking een drift wakker roept om op het klavier te gaan tikken en eens flink ‘ons gedacht’ te zeggen.

Hoe dan ook is die open deur een aanmoediging om, in dit pijnlijke geval, vulgaire agressie en een totaal gebrek aan inleving te spuien naar ouders van wie een kind is doodgeschoten. Op die manier ontstaat een klimaat waarin vreemdelingenhaat genormaliseerd wordt en het overschrijden van elementaire grenzen makkelijker wordt. Media hebben een publieke verantwoordelijkheid die sociale media niet hebben, alvast niet in die mate. Zij staan ten opzichte van hun lees-, luister- en kijkpubliek in een gezagspositie.

Dat laatste geldt nog meer voor politici tegenover hun potentieel stempubliek. Ook daar schuift een grens op: die tussen morele principes en elektoraal opportunisme. De vraag is wat er gebeurt als de kortzichtigheid in de straat haar waanbeelden over moslimgevaar en een asieltsunami bevestigd hoort door mensen aan de top.

De voorzitter van de N-VA, die het na de dood van Mawda nodig vond op de verantwoordelijkheid van de ouders te wijzen, geeft de oprispende onderbuiken op de website van de krant in feite gelijk. Hun geblokkeerde empathie wordt door zijn uitspraak aangemoedigd en dat impliceert een morele verantwoordelijkheid.

Ik weet dat ‘racisme’ een discutabel begrip is geworden en mijn definitie ervan niet (langer) de gangbare is. Reden waarom ik voorstander ben het begrip te herijken, op zo’n manier dat het ruimer wordt dan woonst of werk te weigeren aan wie Ahmed heet of ‘vuile n-woord’ te roepen. Misschien moeten we racisme daar laten beginnen waar woorden of daden mensen schade berokkenen omwille van hun huidskleur, godsdienst of cultuur. Kortom, uitgaan van de slachtoffers.

Iemand zou eens alle uitspraken moeten oplijsten van politici van pakweg de laatste tien jaar over moslims, asielzoekers en migranten die in de onderbuik van de samenleving op applaus werden onthaald, en net daarom de ether zijn ingestuurd. Welke schade hebben die aangericht? Die politici zijn universitair geschoold, lezen kranten, mogen verondersteld worden te weten welke onzalige toestanden elders in de wereld mensen naar hier drijven. Als de onderbuik gaat echoën in het hoofd van de samenleving, hoe laag zijn we dan aan het zakken?

In Eichmann in Jerusalem: de banaliteit van het kwaad stelt Hannah Arendt het probleem scherp. Eichmann was geen monster, geen bizarre afwijking, geen abnormaliteit. Hij was een plichtsgetrouwe bureaucraat, die naar zijn werk ging, bevelen opvolgde, problemen oploste en een goede nachtrust had. Net als miljoenen andere Duitsers die meewerkten aan eerst de afzondering, dan de dehumanisering en tenslotte het liquideren op grote schaal van Joden, Roma en Sovjetkrijgsgevangenen.

Hoe dat kon? Door stap voor stap de normaliteit op te schuiven door middel van propaganda, bevestiging van vooroordelen, haatcampagnes en de opsplitsing van mensen in ‘wij’ en ‘anderen’. Het belangrijkste in die opsplitsing is het blokkeren van evidente menselijke gevoelens als medeleven, inleving, solidariteit, doordat de herkenning naar zichzelf toe van wat de medemens meemaakt wegvalt.

Ouders als die van Mawda zien dan niet meer af zoals wij afzien, ondergaan mishandeling niet zoals wij die ervaren. Of beter, we zien het niet omdat de mens in werkelijkheid, deze ouders met dit kind in deze context en met deze geschiedenis, plaats maakt voor een stereotiep dat zich voedt aan agressie, gevoelloosheid en minachting. Dat spreekt uit de reacties onder de artikels in de krant en hoort er daarom niet in thuis.

Hannah Arendt wijst erop dat de Holocaust mogelijk was door het morele verval van het grootste deel van de Duitse samenleving, door een agressief racisme dat miljoenen in zijn greep kreeg. Zijn de jaren dertig terug? Nee, omdat we niet moeten overdrijven en de nog altijd sterkere tegenkrachten ontkennen. Maar ook ja, aangezien ook vandaag de morele grenzen, wat racisme betreft, gevaarlijk aan het opschuiven zijn.

 

Charles Ducal is schrijver en bestuurslid vzw Recht op Migratie

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!