fos-partners in het Zuiden luiden de alarmbel over de groeiende vraag naar biobrandstoffen vanuit Europa, dat tegen 2020 10% van de brandstof voor transport uit hernieuwbare energie wil halen en voor de grondstoffen naar het Zuiden kijkt. Het “groene” beleid dat hier bij ons gevoerd wordt, heeft rechtstreekse gevolgen voor het Zuiden. We laten hierover Vlaams sp.a parlementslid Bart Martens aan het woord, sinds jonge leeftijd actief in de milieubeweging in Vlaanderen.
Bart: “Milieubeleid is voor mij in essentie een verdelingsbeleid; we moeten niet alleen de welvaart willen verdelen, maar ook onze aarde: de vruchtbare grond, de atmosfeer en de natuurlijke grondstoffen. Er moet een juiste verdeling zijn tussen Noord en Zuid, maar ook tussen generaties; je kan niet met jouw generatie alles opsouperen, en niet kijken naar de toekomst. We moeten in het algemeen onze voorraden veel duurzamer gaan beheren.
Dat die voorraden beperkt zijn, dat bewijst onze aarde ons. De klimaatverandering is te wijten aan de te hoge snelheid en te grote intensiteit waarmee we onze fossiele brandstoffen aan het verbranden zijn. In enkele eeuwen souperen we de fossiele brandstoffen op die in een periode van miljoenen jaren werden opgebouwd. Die reserves worden ondertussen aangevuld met onconventionele fossiele brandstoffen zoals schaliegas, olie uit teerzanden en schalieolie. Die nieuw aangeboorde bronnen remmen de zoektocht naar alternatieve, echt hernieuwbare bronnen enigszins af en zorgen ervoor dat de “pool” van fossiele brandstoffen alleen maar groter wordt en veel meer CO2 in de atmosfeer kan terecht komen dan het klimaat kan verdragen. Bovendien levert de ontginning van onconventionele bronnen bijkomende milieuproblemen op. Vooral omwille van het klimaat moeten we dus dringend op zoek gaan naar hernieuwbare alternatieven voor de verwoestende koolstof. Een van die alternatieven zijn de biobrandstoffen.
Biobrandstof is een algemene verzamelnaam die gegeven wordt aan de verschillende soorten brandstoffen die gemaakt worden uit biomassa. ‘Bio’ in de term biobrandstoffen verwijst niet naar de biologische teeltwijze, maar naar biomassa, de biologisch afbreekbare fractie van producten uit de landbouw, bosbouw of ander afval. De bekendste soorten zijn bio-ethanol en biodiesel. Bio-ethanol bekom je door het fermenteren van suikers uit gewassen als maïs, tarwe, suikerriet of –biet. Biodiesel wordt gewonnen uit plantaardige oliën, zoals, palmnoten, soja en koolzaad. Bij het verbranden van biomassa komt er ook CO2 vrij, maar doordat biomassa geproduceerd wordt uit planten, wordt ook CO2 opgenomen. De redenering gaat echter niet helemaal op, want het duurt een hele tijd vooraleer een pas gezaaide plantage de volledige hoeveelheid CO2 opneemt die ze afgeeft bij het verbranden van biomassa. De ‘koolstofneutraliteit’ waar vroeger mee geschermd werd, en die de grote promotor was van de biobrandstof, moeten we dus zeker met een korreltje zout nemen.
Maar waar nog veel meer kanttekeningen zijn bij te maken, zijn de indirecte neveneffecten van het gebruik van biobrandstoffen. Vooral in het Zuiden zijn de gevolgen vaak nefast. Net zoals heel wat landen in het Zuiden leverancier zijn van goedkoop veevoeder voor ons vee, krijgen we eenzelfde mechanisme op vlak van biobrandstof. Europa beschikt niet over voldoende grond om planten te telen waar biobrandstof kan van gemaakt worden. Doordat de Europese richtlijn die ons verplicht om tegen 2020 10 % van de brandstof voor transport uit hernieuwbare energie te halen, is er een enorme vraag naar biobrandstof, en gaan Europese leveranciers in het Zuiden op zoek naar producenten. De gevolgen zijn nu reeds duidelijk merkbaar. Heel veel land dat voor voedselproductie werd gebruikt, krijgt nu als bestemming de productie van biobrandstof. De voedselprijzen op de lokale markten stijgen, voedseltekorten dreigen, enz… Historische gebruikers van gronden verliezen hun land aan grote bedrijven en hebben niet langer zeggenschap over de bestemming van hun gronden. Vandaar dat we spreken over landroof of landgrabbing.”
“Moeten we dan tegen de biobrandstoffen zijn?”, vragen we aan Bart. “Neen, dat helemaal niet, stelt hij, biobrandstoffen zijn een mogelijkheid om ervoor te zorgen dat we minder fossiele brandstoffen gaan gebruiken, en dat is nodig! Maar we moeten kijken naar andere soorten van biobrandstoffen. Nu wordt vooral gebruik gemaakt van de ‘eerste generatie’ van biobrandstoffen; dat zijn diegene die we halen uit landbouwgewassen of bossen. Biobrandstoffen van de ‘tweede generatie’ worden niet onmiddellijk uit voedsel gewonnen, maar uit oneetbare gewassen, plantenresten of oogstresten (stengels, wortels, grasvezels, groenten-, fruit- en tuinafval…). Biobrandstoffen van de ‘derde generatie’ worden gewonnen uit algen. Ze hebben het voordeel dat ze niet concurreren met voedselproductie of afhankelijk zijn van landbouwgrond. De productie van beiden zit momenteel echter nog in een experimentele fase en wordt nog niet op grote schaal toegepast.
Toch vinden we het bij sp.a belangrijk om nu reeds in de klim naar 10 % biobrandstof voor het transport, een stijgend percentage in te bouwen voor biobrandstoffen van de tweede of derde generatie. Ook de Europese Commissie heeft een voorstel gelanceerd om biobrandstoffen die zijn afgeleid van voedsel, te beperken tot maximaal 5 % van de brandstoffen die een land omzet.”
“Eigenlijk zou gans ons denken en zoeken naar energie moeten veranderen”, vindt Bart. “In plaats van alleen op zoek te gaan naar nieuwe energiebronnen, moeten we rondom ons kijken en nagaan waar er energie verloren gaat. Dan zouden we niet eens meer hoeven zoeken naar energiebronnen uit het Zuiden.” In Noord-Europa staat men hiermee al veel verder; in plaats van de warmte die vrijkomt uit de koeltorens waar elektriciteit opgewekt wordt, te laten ontsnappen in de lucht, wordt deze opgevangen, en wordt hier een ‘warmtenet’ mee gecreëerd. De ‘restwarmte’ wordt opgevangen en kan delen van de stad van warm water of verwarming voorzien. Ook in ons land moeten we hier dringend werk van maken.
We moeten leren uit onze fouten van het verleden, en trachten een heel nieuw denkpatroon te volgen. Een rechtvaardig handelsbeleid waar niet alleen Europa profijt uithaalt, moet daar alvast deel van uit maken.”
En wat wij dan ondertussen kunnen doen, vraag ik. Heel wat, volgens Bart. “Eerst en vooral: laat zoveel mogelijk je wagen staan. Aangezien een elektrische wagen voor veel mensen nog onbetaalbaar is, zou ik kiezen voor een heel zuinige wagen i.p.v. een wagen op biodiesel. Biogas is zeker wel aan te raden, want het is gemaakt van de vergisting van afvalmateriaal. Dat brengt me meteen bij afval: ‘Don’t waste your waste’. Verspil je afval niet, het is goud waard. Zorg er thuis voor dat je composteert; werp je organisch afval niet zomaar bij het restafval, maar komposteer zelf of geef het mee met de GFT-ophaling. Al het GFT-afval dat in Antwerpen wordt opgehaald, gaat naar een gistingsinstallatie in Brecht bv., waar er biogas van wordt gemaakt! Afval, dat is het groene goud van de toekomst!”
Artikel uit FOSFOR, het driemaandelijks tijdschrift van fos. (link:http://www.fos-socsol.be/cntnt/nieuws/fosfor/FOSFOR.php)