Wat voorafging
De ‘Adecco-affaire’ barstte in 2001 los na een klacht van een medewerker van een Brussels Adecco-kantoor. Adecco hanteerde apartheidslijsten voor autochtonen en allochtonen via het interne informaticasysteem.
Vacatures waarvoor enkel autochtonen in aanmerking kwamen werden gecodeerd met de afkorting BBB (‘Blanc Bleu Belge’, in de vee-industrie de naam van een ‘zuiver’ Belgisch koeienras). Op die manier kon Adecco registreren welke bedrijven uitzendkrachten van vreemde origine a priori weigerden.
Het Centrum Voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding (CGKR) diende bij het parket een strafklacht in. Het daarop volgende stafonderzoek wees uit dat de BBB code binnen Adecco algemeen ingeburgerd en wijdverspreid was. Hoewel de bewijslast overrompelend was, belandde de zaak echter ettelijke jaren lang in een vergeethoek.
Ter vergelijking: in Frankrijk kwam het in 2007 op basis van één enkele fax met een discriminerend selectiecriterium tot een veroordeling van Adecco. Hun klant L’Oréal wilde enkel autochtone hostessen aanwerven. In Frankrijk hanteerde Adecco een gelijkaardig georganiseerd codesysteem: BBR (dit stond voor ‘Bleu Blanc Rouge’, de kleuren van de Franse vlag).
Ondertussen liet Adecco in samenspraak met het CGKR in 2001 een interne audit uitvoeren naar discriminerende praktijken. Deze audit werd echter door hetzelfde advocatenkantoor uitgevoerd dat Adecco zowel voor als na de audit vertegenwoordigde in andere zaken. De onafhankelijkheid van de audit wordt dan ook danig betwist. Het verbaast niet dat de audit concludeerde dat er geen sprake was van strafbaar gedrag.
In september 2009 dreigde de zaak te verjaren, waarop Kif Kif en het ABVV zich burgerlijke partij stelden in een strafrechtelijke zaak. Deze liep echter af met een sisser: wegens een procedurefout stuurde de Brusselse Raadkamer de zaak niet door naar de correctionele rechtbank. Het onderzoek was namelijk in het Frans gevoerd, terwijl de hoofdzetel van Adecco op Nederlandstalig grondgebied is gevestigd. Er is tot op vandaag dus nog geen uitspraak ten gronde van de zaak.
Burgerlijke rechtszaak
Vandaag spannen vier advocaten van ABVV en SOS Racisme met Kif Kif aan hun zijde een burgerlijke rechtszaak in tegen Adecco. De advocaten vragen een schadevergoeding en een veroordeling wegens schending van de antiracismewet van 1981 en inbreuken op CAO’s (CAO nr. 38 betreffende de werving en de selectie van werknemers en de CAO van 7 mei 1996 betreffende de code van goede praktijken in zake de preventie van rassendiscriminatie).
De Adecco directie blijft immers volhouden dat ze van het BBB systeem geen weet had, en dit ondanks de vele bewijzen uit het politieonderzoek van 2001. Dat is vreemd, want bijna alle uitzendconsulenten van Adecco die verhoord werden, bevestigden dat ze minstens de code BBB kenden en die in veel gevallen ook hanteerden.
Analyse van de interne databanken van klantenfiches bevestigde dit. Op 8 van de 13 onderzochte computers werd de code BBB teruggevonden. Bovendien was er mailverkeer tussen werknemers en leden van de directie waarin gediscussieerd werd over de afschaffing van de term ‘BBB’. Over de afschaffing van de discriminerende praktijk zelf werd in de bedrijfscommunicatie van Adecco trouwens niet gerept, onder het motto ‘klant is koning’.
Commerciële motieven deden Adecco steeds weer ingaan op illegale discriminerende eisen van hun klanten. Adecco had geen officiële richtlijn vóór of tegen discriminatie. Hoe een uitzendconsulent moest reageren op een discriminerende vraag van een klant, werd volledig aan die uitzendconsulent zelf overgelaten. Uit de verhoren blijkt duidelijk dat de code BBB de interne communicatiemethode was om hierop in te gaan.
De bewering van de directie van Adecco dat ze geen weet had van systematische discriminatie op basis van afkomst, en dat discriminatie slechts in enkele, geïsoleerde gevallen zou zijn voorgekomen, blijkt op basis van de grote bewijslast dus onjuist en ongeloofwaardig.
Een dubieuze audit
De advocaten van de eisers stellen zich ook grote vragen bij de onafhankelijkheid van de interne audit die Adecco in 2001 liet uitvoeren door het advocatenkantoor Willemart- Merlot -De Schryver. Pas de dag voor de zitting in eerste aanleg gaf Adecco toe dat Willemart-Merlot-De Schryver zowel voor als na de zaak als raadsman van Adecco is opgetreden.
Een nooit eerder geziene en frappante situatie die de geldigheid van de audit zwaar op de proef stelt.
De audit vermeldt zelfs dat potentiële negatieve resultaten niet meegedeeld worden aan het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding (CGKR) als dit Adecco zou kunnen schaden. In verhoren staat bovendien dat de “klant koning is”, dat “hij een soort soevereine macht heeft”. Er wordt wel toegegeven dat “er niet genoeg aandacht besteed werd aan andere waarden”, maar wat deze ‘andere waarden’ inhouden wordt niet gedefinieerd.
Kortom, op een omfloerste wijze wordt oogluikend toegestaan dat uitzendkantoren op discriminerende vragen van klanten ingaan. De audit besluit dat Adecco geen strafbaar gedrag heeft gepleegd. Hier werd echter door de eisers opgemerkt dat enkel de rechterlijke macht dit kan vaststellen. Hoe dit besluit trouwens te rijmen valt met het de grote bewijslast van het politioneel onderzoek, is een groot vraagteken.
Geen richtlijnen om te discrimineren
Adecco ontkent dus niet dat er problemen met discriminatie zijn vastgesteld, maar minimaliseert ze en schuift de verantwoordelijkheid af op individuele consulenten. De advocaat beweerde dat er bij Adecco geen instructies van de directie bestaan die rechtstreekse discriminatie als gevolg hebben.
De reacties van het personeel van Adecco op de vragen van klanten zijn afhankelijk van het karakter en de persoonlijke ethiek van de medewerker in kwestie.
De BBB-code werd omschreven als het initiatief van één persoon of van een beperkte groep, beperkt in tijd en in geografie. Bovendien wees de advocaat van Adecco erop dat de zaak in België niet verward mag worden met de Franse veroordeling van Adecco in 2007. Daarnaast verdedigde Adecco de onafhankelijkheid van hun interne audit met hand en tand.
CGKR
Het CGKR heeft ook een verantwoordelijkheid in dit dossier. Meermaals heeft de verdediging zich beroepen op de samenwerking tussen het CGKR en Adecco in het organiseren van een interne audit, die hen volgens Adecco vrijpleit van discriminerende praktijken. In een reactie op de zitting van 10 februari benadrukt het CGKR dat die audit maanden na de feiten plaatsvond en Adecco geenszins vrijpleit van racistische praktijken.
Over de beslissing van het CGKR om zich niet meer burgerlijke partij te stellen ondanks de dreigende verjaring, wenst het CGKR geen commentaar te geven.
Ontvankelijkheid
Adecco stelde de ontvankelijkheid van de vorderingen van SOS Racisme en ABVV in vraag. Ze zeggen met andere woorden dat beide organisaties geen recht hebben om in deze zaak in rechte op te treden.
De advocaten van Kif Kif verdedigden die in hun pleidooi door onder andere de respectievelijke statuten en verschillende artikels uit de CAO als bewijs aan te voeren. Zij worden hierbij gesteund door een uitspraak van het Arbeidshof in de zaak Feryn (de kantelpoortenfirma die veroordeeld werd voor racisme bij aanwerving) waarin het CGKR zich burgerlijke partij mocht stellen ondanks de afwezigheid van identificeerbare klagers.
Mocht de vordering van de Franse organisatie SOS Racisme ontvankelijk worden verklaard, dan zou dit baanbrekend zijn. Het biedt de mogelijkheid aan organisaties als Kif Kif om ook in het buitenland op te treden om eventueel bedrijven aan te klagen. Het zou bevestigen dat na het vrije verkeer van personen en goederen ook organisaties zich binnen de grenzen van Europa vrij mogen ageren.
En verder?
De bewijslast in de zaak Adecco is van een nooit geziene omvang. Discriminatie op basis van etnische afkomst was een wijdverbreide en systematische praktijk.
Onze advocaten hebben dan ook goede hoop op een veroordeling, indien de kwestie van de ontvankelijkheid van ABVV en SOS Racisme als burgerlijke partij tenminste geen roet in het eten gooit.
Kif Kif hoopt uiteraard op een veroordeling in deze principiële zaak, omdat dit een duidelijk signaal kan zijn naar de uitzendkantoren, hun klanten en de samenleving dat er eindelijk paal en perk wordt gesteld aan discriminatie bij aanwerving.
De uitspraak volgt binnen één maand.