De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Philosophy by Nick Youngson CC BY-SA 3.0
Elad Magomedov

Het onrecht in Gaza en de filosoof als publieke intellectueel

Terwijl universiteiten steeds meer de nadruk leggen op de institutionele productie van maatschappelijk nuttige kennis, rijst de vraag naar de rol die de filosofie in de hedendaagse wereld kan vervullen. Het cliché dat de filosofie niets 'nuttigs' te bieden heeft omdat 'nut' een economisch-praktische categorie is en daarom niet van toepassing zou zijn op de filosofie, zegt weliswaar iets over wat de filosofie niet kan doen, maar blijft volkomen stil over wat de filosofie wel kan doen.

maandag 29 januari 2024 15:23
Spread the love

 

De rol van de filosofie wordt duidelijk wanneer we bedenken dat de kracht van ideeën om een wereld ten goede of ten kwade te vormen niet onderschat mag worden. Zowat alle ‘-ismen’ die aan de basis liggen van de wetenschappelijke, culturele en politieke realiteit, vinden hun oorsprong in, en zijn terug te voeren op, bepaalde filosofische ideeën. Filosofie is niet iets wat we ‘bovenop’ onze dagelijkse werkelijkheid doen wanneer er na alle wetenschap en politiek nog vrije tijd overblijft; die werkelijkheid is vanaf het begin al een uiting van een keuze voor en uitdrukking van bepaalde filosofische ideeën.

Actief filosofisch denken betekent daarom niet alleen de gegeven wereld inzichtelijker maken door de impliciete filosofische uitgangspunten waarop die wereld berust expliciet te thematiseren en in vraag te stellen, maar het betekent ook nieuwe ideeën creëren en zo nieuwe mogelijkheden aanreiken om de wereld anders vorm te geven.

Om dezelfde reden moeten we ook niet lichtvaardig omgaan met de schadelijke werking van valse ideeën, zoals die bijvoorbeeld worden verspreid door propaganda, en hun vermogen om een bestaande wereld te vernietigen en op basis van niets een nieuwe wereld op te bouwen. Filosofie, als het domein van de waarheid zelf, is de enige theoretische activiteit die in staat is om elk soort idee, ongeacht het domein, te onderscheiden van een valse dubbelganger.

Het is dus niet onbelangrijk wanneer filosofen hun vak inzetten om openlijk iets over een publieke kwestie te zeggen. Wie vertrouwd is met de Franse media weet bijvoorbeeld dat Franse intellectuelen vaak worden uitgenodigd om zich in een studio of in de krant uit te spreken over politieke en culturele ontwikkelingen. Buiten het Europese continent, in Amerika, formuleerde Noam Chomsky de rol van intellectueel engagement in een tekst waarvan het imperatief reeds vervat lag in zijn essay The Responsibility of Intellectuals, waarin hij stelde dat het de verantwoordelijkheid van de intellectuelen is om waarheid te spreken en leugens te ontmaskeren.

Die verantwoordelijkheid vloeide volgens Chomsky voort uit het feit dat intellectuelen behoren tot een bevoorrechte minderheid die de institutionele middelen bezit en de politieke vrijheid heeft om kennis te verwerven en het ware van het onware te onderscheiden. Chomsky schreef die tekst in 1967, maar zijn boodschap is des te relevant in een tijdperk van desinformatie. Men kan natuurlijk in vraag stellen of Chomsky’s samenvoeging van intellectuele arbeid en verantwoordelijkheid wel zo evident is, maar die discussie komt ten einde wanneer een intellectueel effectief gebruikmaakt van de publieke media om zich uit te spreken over een publieke kwestie. Op dat moment verbindt de intellectueel zich hoe dan ook aan de verantwoordelijkheid die Chomsky thematiseert.

Verantwoordelijkheid ten aanzien van wie of wat precies? Dat hangt af van het standpunt van waaruit men het bekijkt. Vanuit het standpunt van wat er op het spel staat in datgene waarover men denkt, betekent die verantwoordelijkheid dat men recht doet aan datgene waarover het gaat, dat men met andere woorden de zaken waarover men nadenkt intact laat en niet verdraait tot iets wat ze niet zijn.

Vanuit respect voor het vak betreft die verantwoordelijkheid dan weer de intellectuele integriteit: dat men geen domheden verkondigt—want domheden bestaan wel degelijk, niet waar het intellect tekortschiet, maar, om het met enkele Franse denkers te zeggen, waar trivialiteiten en zinloze verwarringen op een intelligente manier als zinvol worden behandeld. Tot slot is er ook nog het standpunt van de beleefdheid, van waaruit men dan weer de verantwoordelijkheid heeft de eigen collega’s niet voor schut te zetten door het voorgaande niet te respecteren.

Des te groter was mijn ergernis toen ik in De Standaard van 7 januari las hoe Maarten Boudry, collega filosoof uit UGent, zijn voeten heeft geveegd aan alle bovengenoemde aspecten van zijn intellectuele verantwoordelijkheid. In zijn tekst verschuift Boudry de problematiek omtrent de situatie in Gaza van de actoren naar het moreel kader van waaruit de publieke veroordeling van die actoren gebeurt. Dat moreel kader brengt hij vervolgens in verband met de ideologie van woke. Boudry ziet die ideologie als verklaring voor de asymmetrie die hij vaststelt in het kritisch discours over de acties van Netanyahu’s regime en dat van Hamas. Doordat woke aanzet tot denken in binaire opposities, waarbij het slachtoffer onvoorwaardelijk en in alle opzichten primeert op de dader, ontneemt die ideologie ons het vermogen de zaken te zien zoals ze zijn.

De verschuiving van het probleem in Boudry’s relaas is belangrijk om op te merken. Deze verschuiving zorgt er immers voor dat zijn aanval zich voornamelijk richt op woke, maar in feite niets zegt over de oorspronkelijke problematiek, met name de situatie in Gaza. In het beste geval stelt Boudry’s analyse de beweegredenen in vraag van degenen die de politieke handelingen van Netanyahu’s regime veroordelen, maar het raakt niet aan Netanyahu’s politieke handelingen zelf.

Het mag weliswaar kloppen dat sommigen het beleid van Israël veroordelen omwille van hun neiging om dat land met de VS en het Westen te identificeren, het daardoor met het kolonialisme, blanke suprematie en imperialisme te associëren, en vervolgens automatisch de kant van de slachtoffers van dat kolonialisme te kiezen. Het feit dat degenen die een dergelijk denkpatroon volgen eigenlijk een denkfout begaan, impliceert echter niet een tegengestelde conclusie over Israël. In die zin is besluiten dat Israëls zionisme verwerpelijk is omdat het een exponent van het ‘kwade’ Westen zou zijn, even hol als Boudry’s suggestie dat de kritiek op Israël op niets berust.

In zijn schijndeconstructie van het kritisch discours ten aanzien van Israël meent Boudry iets over de aard van de daden van het Israëlisch regime te kunnen zeggen door ons te herinneren aan het treurige feit “dat Joden zowat de meest belaagde en gehate groep ter wereld zijn (met 2,3 procent van de bevolking in de VS zijn ze slachtoffer van 60 procent van de haatmisdrijven”).

Op die manier plaatst Boudry zich in de groeiende groep mensen die weigeren het onderscheid te maken tussen enerzijds het rechtse regime van Netanyahu, dat door zijn aanhoudend schenden van het internationale recht en VN resoluties het object is geworden van groeiende internationale kritiek, en anderzijds het Joodse volk dat het slachtoffer is van antisemitisme.

Bovendien lijkt Boudry niet op de hoogte te zijn van Netanyahu’s gebrek aan tussenkomst in de publieke vervolging van Joodse vredesactivisten door rechtse groepen op het Israëlisch grondgebied; om nog maar te zwijgen over Netanyahu’s actieve onderdrukking van Palestijnse vredesactivisten in Israël door middel van arrestaties, ondervragingen en het inzet van de veiligheidsdiensten, zoals beschreven door Masha Gessen in The New Yorker.

In zijn repliek aan Boudry in een bijdrage van dinsdag 9 januari heeft meneer Rudy Tambuyser er terecht op gewezen dat woke niets met antisemitisme te maken heeft. Daar kan aan worden toegevoegd dat het bovendien intellectueel ongepast is om een discussie rond de oorlog in Gaza te verbinden aan een debat over woke.

Dergelijke pogingen zijn symptomatisch voor een toestand waarin filosofie begint te lijden aan een academisme dat opgaat in de theoretische afstand ten aanzien van de gebeurtenissen waarover het nadenkt, daardoor vervreemd raakt van de zaken zelf, en verandert in, om Boudry’s eigen woorden te gebruiken, een “bron van onnozelheden”. Zoals Hannah Arendt schrijft, zodra we een idee ontkoppelen van de empirische werkelijkheid waarin ze verworteld is, dan kunnen we ze met bijna elk ander idee in verband brengen.

Het verband dat Boudry legt tussen woke en de kritiek op Israël ontstaat doordat het hem niet meer te doen is om de gebeurtenissen in Gaza, maar om zijn ideeën over woke. De situatie in Gaza dient daarbij enkel als een middel om iets te zeggen over een discours dat gestructureerd wordt door gepolitiseerde binaire opposities binnen de academische wereld van instituties die zich voornamelijk in de Verenigde Staten bevinden.

Maar erger dan dit soort academisme, dat doorgaans bekend staat onder het inmiddels verouderde begrip “ivoren toren”, is dat Boudry’s redenering zich schuldig maakt aan een vorm van filosofische domheid zoals die reeds werd beschreven door René Descartes. Voor Descartes bestond domheid onder andere uit het vellen van oordelen op basis van gelijkenissen eerder dan inzicht. Iemand die bijvoorbeeld vaststelt dat walnoten op hersenen lijken en op basis van die visuele gelijkenis iets concludeert over de aard van walnoten—bijvoorbeeld dat ze goed zouden zijn voor de hersenen—begaat daarmee une bêtise. De walnoten mogen uiteindelijk weliswaar goed  voor de hersenen blijken te zijn, maar dat komt niet doordat ze op hersenen lijken.

Boudry’s fixatie op de gelijkenis tussen woke en bepaalde vormen van kritiek op de militaire campagne van Israël, die intussen meer dan 25.000 Palestijnse levens heeft gekost, valt onder hetzelfde fenomeen. De harde realiteit is dat de aanvallen die de terreurorganisatie Hamas op 7 oktober heeft uitgevoerd niet het begin van het actuele conflict waren, maar slechts één van de vele manifestaties van een oorlog die al zeer lang duurt en het gevolg is van een mislukking van Verenigde Naties en andere internationale organisaties om Israëls bezetting van Palestina ten einde te brengen. Die mislukking is veel ouder dan woke.

Ik wil van deze gelegenheid gebruikmaken om Chomsky’s boodschap aan intellectuelen te herhalen, maar ditmaal met een kleine nuance die eer doet aan de temporele afstand die ons heden scheidt van zijn radicale geest van eind jaren ‘60. Doordat het tijdperk van desinformatie ook het tijdperk van informatie is, heeft iedereen die in de democratische samenleving leeft de verantwoordelijkheid om de waarheid te achterhalen en leugens te ontmaskeren. In de mate dat de intellectueel zijn informatie bekomt door de middelen die de informatietijdperk aanbiedt, heeft hij die verantwoordelijkheid ook; maar wanneer hij zich publiekelijk uitspreekt, heeft hij bovendien de verantwoordelijkheid om domheid te schaden.

Het spreekt voor zich dat dit gebod, zowel in haar aangepaste als oorspronkelijke vorm, niet kan gelden voor de politicus (al zou de wereld er een stuk prettiger uitzien als dat wél zo was). Zoals Arendt opmerkt in haar beroemde essay Truth and Politics heeft de waarheid nooit behoord tot de essentiële deugden van de politiek: de politicus kan enkel aan politiek doen in de mate dat hij in staat is bij de juiste gelegenheid de waarheid terug te houden of te verdraaien—kortom, te liegen.

De opkomst van het populisme à la Trump toont aan dat de politieke deugd van liegen vandaag vergezeld gaat van de deugd om domheden te kunnen mobiliseren. Een veelzeggend voorbeeld daarvan vinden in Vlaanderen bij zo iemand als Dries Van Langenhove, die zijn “politieke filosofie” aangaande het migratiebeleid op de volgende manier op TikTok uiteenzet: “ons volk moet het systeem niet dienen, het systeem moet ons volk dienen. Al die internationale verdragen en internationale organisaties, iedere wet, iedere politieke maatregel dient om ons volk te dienen; en zodra een wet ingaat tegen het belang van ons volk, dan moet die wet worden afgeschaft.”

Of denk bijvoorbeeld aan de bêtise van minister Jan Jambon, die onlangs beweerde dat DeWereldMorgen een gevaar vormt voor de democratie. Dergelijke domheden in de politiek, die we zowel bij links als rechts terugvinden, zijn het equivalent van de domheden die Maarten Boudry heeft neergepend. Het verschil is echter dat de hedendaagse politicus zich bevindt in een positie waarbij hij de domheid even vaak nodig heeft als de leugen, terwijl de filosoof als publieke intellectueel daarentegen de verantwoordelijkheid heeft om zowel de leugen als domheid steeds opnieuw aan de kaak te stellen.

 

steunen

Steun voor een nieuwe website

We hebben uw hulp nodig voor een essentiële opfrissing van de website. Om die interactiever, sneller en gebruiksvriendelijker te maken hebben we 30.000 euro nodig. Elke bijdrage, groot of klein, helpt. Met uw donatie ondersteunt u onafhankelijke journalistiek die de verhalen blijft brengen die er echt toe doen. Laat uw hart spreken.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!