De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

De Rechtvaardige Rechters: ‘Toe zeg het maar, ik zal niet boos zijn …’ (deel 8)

De Rechtvaardige Rechters: ‘Toe zeg het maar, ik zal niet boos zijn …’ (deel 8)

donderdag 10 september 2015 16:59
Spread the love

Laten we even verder breien op wat ik in het vorige deel schreef. Georges De Vos was iemand die blijkbaar vol verrassingen zat, want met de documenten die hij vond ten huize Goedertier stapte hij regelrecht naar Joseph Van Ginderachter, voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg in Dendermonde. Voor hij deze functie toegewezen kreeg, was Van Ginderachter enkele jaren onderzoeksrechter. Tijdens die periode was De Vos zijn griffier. Van Ginderachter was ook een vriend aan huis bij de familie Vanden Durpel en had bovendien Arsène Goedertier goed gekend. Joseph Van Ginderachter was geschokt wanneer hij door De Vos met Goedertiers ‘bekentenissen’ en de gevonden documenten geconfronteerd werd. Hij besliste om ten rade te gaan bij twee andere magistraten : De Haerne, Voorzitter van het Hof van beroep in Gent en Van Elewijck, procureur-generaal. Ook procureur Deheem werd bij de gesprekken betrokken. 

Een select kringetje van magistraten beslist dus om een ‘geheim onderzoek’ te beginnen. De onderzoeksrechter, de gerechtelijke politie, het bisdom en zelfs de minister van Justitie worden niet op de hoogte gebracht van de feiten. Een onderzoek achter de schermen als het ware …

Het ‘geheime onderzoek’  is een fase in dit mysterie die het verdient van zeer kritisch bekeken te worden. Het doet pertinente vragen rijzen over het waarom van dit onderzoek achter gesloten deuren. Alleen al het feit dat de onderzoeksnota’s van Van Ginderachter achteraf bij procureur Deheem thuis bewaard werden, voedt het vermoeden dat er meer aan de hand was. Wat overduidelijk is, is dat het verdere gerechtelijk onderzoek hierdoor veel schade heeft opgelopen. Men heeft immers het dossier in handen gegeven van twee personen, De Vos en Van Ginderachter, die geen benul hadden van het aan de gang zijnde onderzoek van het Gentse gerecht. Het is waarschijnlijk daarom dat procureur Deheem min of meer bij dit alles betrokken werd. Wat echter nog minder te begrijpen is, is dat twee gerespecteerde magistraten zoals De Haerne en Van Elewijck het gevaar en risico van zulk een actie niet konden inschatten. Of lag de zaak misschien te gevoelig om ze meteen aan de grote klok te hangen …?

Later zou men voorhouden dat dit alles gedaan werd ‘om de goede naam van de familie Goedertier te vrijwaren’. Akkoord, Goedertier was een ‘personaliteit’ in Wetteren, maar niet van die aard om zulk een geheimhouding te orkestreren en dat dan nog op aandringen van een aantal hoge magistraten!

Enkele mogelijkheden dringen zich op. Arsène Goedertier heeft aan Georges De Vos meer verteld dan dat deze laatste achteraf verklaard heeft. Misschien heeft Goedertier wel namen genoemd van ‘personaliteiten’ die bij de zaak betrokken waren. Personen die belangrijk genoeg waren om zulk een geheimhouding te rechtvaardigen. Personen van wie de magistraten liever niet hadden dat hun naam gelinkt werd aan de grootste kunstroof ooit. Zou het kunnen dat men een soort van doofpot-operatie voor ogen had? Even snel het verdwenen paneel opsporen en de spons erover …

Of was dit alles misschien te wijten aan de inhoud van het bij Goedertier aangetroffen dossier? Het zou best kunnen dat Georges De Vos daarin namen zag staan van ‘eerbare families’ of gegevens vond over het motief achter de diefstal. Schrok hij zodanig van deze informatie dat hij besloot om Van Ginderachter erbij te betrekken? En dat deze dan de andere magistraten erbij betrok omdat het ook zijn petje te boven ging?

Wederom speelt hier ook weer het gegeven van het beroepsgeheim. Hierdoor gebonden beslist De Vos toch om met al wat hij te weet naar Van Ginderachter te stappen. Bovendien doet hij dat meteen de dag nadat hij bij Goedertier thuis de bezwarende documenten gevonden heeft. Ware het niet logischer geweest dat hij hier even de tijd had genomen om de situatie en zijn verdere acties te overdenken?

Als raadsman van de familie Goedertier moest De Vos er voor zorgen dat hun goede naam bewaard bleef. Op dat moment met al die informatie naar derden stappen, dan mag dat nog zijn vroegere baas zijn, hield enorme risico’s in!

In deze komt het ‘Scapegoat-verhaal’ weer akelig dichtbij. Stel dat De Vos voor eigen rekening of voor rekening van derden van Arsène Goedertier een zondebok wou maken, dan is hij misschien wel bewust meteen naar Van Ginderachter gestapt. Het enige wat hij misschien niet verwachtte, was dat Van Ginderachter zou beslissen een onderzoek in het geheim te voeren. Het kan zijn dat hij stilletjes hoopte dat deze zou aanraden om toch maar de politie in te lichten. Maar al bij al zal De Vos in dit scenario niet teveel dwars gelegen hebben. Hij had immers bekomen wat hij wou : Arsène in de wind en de ware daders uit de wind …

Het zou een slimme zet geweest zijn van De Vos om eerst naar Van Ginderachter te stappen en niet meteen naar de politie. In de context van het gebeuren zou dit laatste meer vragen oproepen dan via een vertrouwenspersoon als Van Ginderachter naar buiten te komen.

Nog even iets over de  brieven van D.U.A.. Onderzoek wees uit dat ze getypt werden op een schrijfmachine die door een zekere Van Damme aangeschaft werd bij de winkel Ureel te Gent. Het lijkt dus alsof Goedertier een valse naam gebruikte. Tijdens een verhoor op 20 december 1934 gaf de winkelbediende een vage persoonsbeschrijving van die mijnheer Van Damme. Ze beschreef hem als een man van tussen de 30 en 40 jaar, eerder klein en van middelmatige corpulentie. Op het moment van afhaling van de schrijfmachine was Arsène Goedertier 57 jaar en foto’s uit die periode tonen aan dat hij er in werkelijkheid zelfs nog wat ouder uitzag. Men kan zich dus terecht de vraag stellen of het daadwerkelijk hij was die op 28 april bij Ureel de winkel binnenstapte. Het enige dat een beetje ‘dwars zit ‘, is het gegeven dat diezelfde winkelbediende een tijdje later Goedertier herkende op een voorgelegde foto. Dit gebeurde echter in januari 1935, dus negen maanden na de feiten. Op dat ogenblik had de dame ook al een paar keer het bezoek gehad van de politie, telkens geladen met een pak vervelende vragen. Men zou het haar dus niet kwalijk kunnen nemen, mocht ze zichzelf er ietwat sneller van willen hebben afmaken … 

De vraag is ook welke foto aan de winkelbediende werd voorgelegd door de politie : een recente of een iets oudere. Uit foto’s van Arsène Goedertier blijkt immers dat hij snel ouder werd.

Tot slot nog even dit. De omgeving en de winkel Ureel in het bijzonder maakten het voor Arsène Goedertier een risicovolle onderneming om precies daar de typmachine aan te schaffen. De zaak Ureel lag immers niet ver van het financiële hart van de stad Gent en vlak ernaast was café De Gentenaar, één van de bekendste cafés uit die tijd. Dit alles maakte dat de kans op herkenning zeer groot was! Bovendien was Henri Ureel, zaakvoerder van de gelijknamige winkel, een gekend iemand in politieke middens. Hij leverde kantoormateriaal en meubilair aan verschillende politieke instanties. De kans was dus groot dat hij Arsène Goedertier kende. Wat had Arsène gedaan, moest Henri Ureel de winkel zijn binnengekomen en hij stond daar te pronken als mijnheer Van Damme … ?

T.B.C. …

take down
the paywall
steun ons nu!