De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Bouwen aan de wereld van morgen

Bouwen aan de wereld van morgen

woensdag 19 oktober 2011 13:38
Spread the love

Respect

Respect voor jezelf wensen betekent dat je ook de ander respecteert! Dit is pure logica en toch zijn er zoveel mensen die dit niet (willen) begrijpen. Cultuur is dynamisch en wie met zijn tijd mee wil, moet zich voortdurend heroriënteren en heraanpassen. Wat wil ik hiermee zeggen? Simpel: wie niet bereid is om te evolueren, stelt zich nooit vragen en blijft op zijn standpunt. Stilstand is achteruitgang!

Het scheppingsverhaal vormt de basis van de Bijbel. Het (natuur)wetenschappelijke denken vormt de basis voor de rest van de wetenschap. Het idee van hoe de wereld tot stand kwam en in elkaar zit, is bepalend voor de culturele bovenbouw. Aan het scheppingsverhaal heb ik – als intellectueel van vandaag – geen boodschap.

Velen hebben schrik voor verandering of zijn “gehecht” aan de vertrouwde verklaringen. Deze twee categorieën zijn niet zo interessant, soms wel gevaarlijk wanneer zij fundamentalistische trekjes vertonen. Zonder opwaarderen, zonder aanpassing aan plaats, cultuur, persoon en tijd geraakt men de weg kwijt of verbijsterd in gehechtheid. Het resultaat is voorspelbaar: geen tolerantie, theologische verdeeldheid over een levende persoonlijke God, geen eenheid in verscheidenheid, wel fundamentalisme, heerszucht, minachting voor de ander.

Boeiend zijn alle groepen van mensen die er tussenin liggen.
Opvallend is dat deze boeiende categorieën van mensen minder (of geen) vriendjespolitiek kennen (nepotisme), niet (of bijna) nooit vervallen in een foute combinatie van verbondenheid, rijkdom en democratie (oligarchie).
Ik hoor bij een tussencategorie van mensen die geen behoefte heeft aan een kapitalistische dictatuur. Ik hou niet van een foute samengaan van kapitalisme en filosofie enerzijds en van een fout idee van politieke macht anderzijds.
Zij die dit aankleven zijn niet alleen zelfgenoegzaam en daardoor ook geneigd om minderheden te verdrukken en geweld aan te doen, maar de rest van de wereld ook onrechtvaardig te behandelen op basis van hun foute denken.
 
Ik pleit voor een nieuwe wetenschap van de politiek. Op deze wijze kunnen wij een nieuwe wereld creëren. Mensen moeten worden heropgevoed. Door filosofen, door leerkrachten die filosofisch zijn ingesteld en geschoold, door geestelijke leraars. Dit zijn heel andere typen leraars dan theologen, veeleer psychologen/psychotherapeuten die de studenten verlichting in filosofische zelfverwerkelijking bijbrengen. De wedijver die door de leraars van inwijding en instructie wordt onderwezen, moet worden omgebogen in respect door de leraars die (persoonlijke) beleving en introspectie bijbrengen.

Geloof en ongeloof zijn verouderde begrippen. Religie, hypocrisie, ethiek, relatie zijn de nieuwe deugden en ondeugden. Geloof is enkel nog reëel in seksgeloof en geldgeloof. Wie zich niet aanpast aan deze nieuwe werkelijkheid, wordt depressief en een depressieve mens is in drievoud gestoord in de tijd: het verleden ziet zwart, de toekomst is onzichtbaar en het heden is onaangenaam.

Wetenschappelijke verklaringen – hoe juist die ook kunnen zijn – ontsnappen niet aan deze nieuwe werkelijkheid. De tijd is niet absoluut in de snelheid van veranderen met het licht, maar de tijd is wel absoluut in de kwaliteit van het veranderen zelf. Alles is in beweging. Het heeft geen zin ons te hechten aan een theorie in weerwil van die verandering, in weerwil van het absolute gezag van de tijd. Dit betekent dat God – zoals die werd geopenbaard – dood is en dat de gemiddelde, mechanische tijd hopeloos is verouderd. Dat wil bovendien zeggen dat wie het geloof bestrijdt met bijtende spot en cynisme, zich niet kan losmaken van dit geloof. Dat wil bovendien zeggen dat wie zich in zijn geloof consolideert, sociopathisch reageert, als een stekelige cactus.

In mijn essay Schoon volk in de hemel dat verschijnt in het najaar van 2012, na zeven jaar onderzoek en literatuur, houd ik niet langer de schijn op van gezag, vooruitgang en beschaving. Ik maak mij los uit mijn “persoonlijk, intellectueel en sociaal failliet” om een nieuw pad te bewandelen. De weg van de kennis, de analyse, de discipline, het respect. Het mag duidelijk zijn dat je met een egobehoefte, met economisch/juridische argumenten, met een conservatieve ethiek, met begrip voor zwakte de wereld niet zult verbeteren. Bouwen aan de Tempel van de Mensheid is “drieledig” (drie werven): een omslag in ons denken en handelen vanuit substantieel onderzoek, wetenschappelijke nuchterheid en principiële spiritualiteit.

Zij die de Opperbouwmeester van het Heelal vrezen en zij die Hem afvallen zullen nooit uit hun narcofiele en angst-neurotische obsessieve depressie en cynisme geraken. Laten wij bouwen aan een wereld waarin een rationeel/democratisch evenwicht heerst tussen het menslievende verlicht humanisme en het materieel gemotiveerde, traditioneel moralistisch/pragmatisme. Theologie en wetenschap zijn niet persoonlijk genoeg. Het is – voor mij – duidelijk dat wij, van de wetenschap via de spiritualiteit en de religie van persoonlijke bekentenissen en bekeringen, moeten evolueren tot een samenleving die deze planeet bij elkaar houdt.

“Weters” en “Gelovers”

Daar ik een schrijver ben en dus gedichten en verhalen schrijf die voor het grootste deel aan mijn verbeelding ontspruiten, – hoewel ik mij af en toe waag aan een essay dat al heel wat minder of helemaal niet fictief is -, zal het jou misschien verbazen dat ik belangstelling toon voor de wetenschap.

Ik gebruik de wetenschap als een werktuig dat ik af en toe nodig heb om mijn “huishouding” te regelen. Wetenschap is voor mij minder interessant, omdat ik niet hou van ingewikkelde theorieën en doodbecijferde stellingen. Ik heb echter leren inzien dat geloof en wetenschap elkaar nodig hebben en het zonder elkaar niet kunnen stellen.

De scheiding van Kerk en Staat betekent op geestelijk gebied de scheiding van geloof en wetenschap. Reeds in de laat-scholastieke filosofie van Duns Scotus (1628-1308) en Willem van Occam (1290-1349) is deze scheiding van geloof en weten volkomen. Het geloof is niet langer bovenverstandelijk, maar ligt soms overhoop met de menselijke rede. Elk van beide kan (hoeft niet) zich zelfstandig ontplooien.

Het tweespan heet niet langer God en de ziel, maar mens en kosmos. Toch duurt het tot in de 17de eeuw voor deze filosofie opgeld maakt. Descartes en anderen verlenen echter “met groot vertrouwen” voorrang aan de wetenschap. “Zij die de rechte weg naar de waarheid zoeken, moeten zich slechts bezighouden met datgene waarvan zij zeker zijn.” De verdrukking van het geloof heeft hier alles te maken met de godsdienst(en) en hun wereldlijke macht of wereldlijke ambities. De scheiding van Kerk en Staat, van geloof en weten, is met andere woorden geen erkenning van de twee polen, als volwaardige spelers, maar het opdringen van een superieure wetenschap aan een inferieur geloof. De Kerk wordt beschouwd als een asiel voor “verdwaasden” of voor hen die twijfelen of angstig zijn. Geloven is voor het volk, dat bang is en naar alles grijpt dat troost en hoop kan bieden in bange dagen. Weten is voor de intellectueel!

Vooral de Westerse godsdiensten hebben deze “inferieure” gevoelens uitgebuit en verzilverd. Verdwazing, twijfel, angst werden in hemelhoge gebouwen op een pateen aangereikt als het goddelijk lichaam. De (mis)wijn als het goddelijke bloed kwam de priester toe. Toen de scène afbladerde, bleef het scenario behouden. De omgeving buiten de kerk veranderde gestaag van hemdje, maar binnen de kerk bleef alles – op enkele details na – ongewijzigd. De magie verdween, de sleur verscheen, de “praktiserende” gelovers woonden routineus de vertoning bij.     

Geloven is helemaal iets anders dan “naar de kerk gaan” of zich onderwerpen aan de wil van de Kerk. Geloven is de eerste pijler en wetenschap is de tweede waarop Waarheid rust. De “weters” waren hun “wiskundig” ideaal getrouw en de “gelovers” liepen, naarmate zij kennis verwierven, over naar de eersten.    
    
In de 17de – 18de eeuw krijgen de “gelovers” een eigen wetenschap: de wetenschap van de mens. Die omvatte zowel de wetenschap van de menselijke natuur als alle takken van het geestelijke en maatschappelijke leven: religie, politiek, economie, maatschappijbeschouwing en moraal. Thomas Hobbes (1588-1679) bestudeerde de individuele mens en zijn gedachten. John Locke (1632-1704) introduceerde de “esprit géométrique”.
Dit betekent nog niet dat “de massa (gelovers)” ineens deel gaan uitmaken van de wetenschap: zij worden in de debatten niet betrokken en bovendien beperken deze “nieuwe wetenschappers” zich nauwgezet tot de “verstandelijke” mensen. Immanuel Kant (1755) omschrijft die “verlichting” als “een uittreding van de mens uit zijn aan eigen schuld te wijten onmondigheid”.

Hoe reageerden de godsdiensten op deze “verlichtende boodschap”?

Bang, omdat zij onverbiddelijk werden bekritiseerd door de deïsten (Voltaire) en de atheïsten (Holbach) en opgelucht, omdat – volgens de conservatieve denkers – in het zoeken naar “een natuurlijke” religie de Openbaring kon worden gehandhaafd.
Kant bracht een tegenbeweging op gang onder de naam van piëtisme of de innerlijke vroomheid van het gevoel. Hij stelde de grenzen van het menselijke verstand vast (waarbuiten het alle recht verloor) en schiep met deze grensbepaling een “nieuwe plaats voor het geloof”. De “gelovers” kregen een licht “gerenoveerd” dak boven het hoofd.
Johann Gottfried Herder (1744-1803) oefende echter vanuit het geloof en het gevoel kritiek op deze “vernieuwing”.  Hij stond ver af van de Verlichting. Hij beschouwde de geschiedenis van de mens niet “more geometrico”, maar veeleer “’more biologico”. De geschiedenis van de mens was voor hem een “zuivere natuurlijke historie”. Maar in zijn zoeken naar evenwicht tussen “het goddelijk plan” en zijn “biologische beschouwing” zakte hij door het ijs en belandde weer bij de “goddelijke schepping”. De mens was de “eerste vrijgeborene” van de schepping. Hij was geschapen “voor de vrijheid, de beschaving én de religie, voor de hoop op de onsterfelijkheid”.      

Toen ineens brak de hemel open wanneer Erasmus Darwin (1731-1802) een lans voor de “ontwikkelingsgedachte” brak. Hij was de grootvader van Charles Darwin. De evolutietheorie zette alle wat voorafging op de helling. Het werk “van de geest” kon van voren af aan beginnen. De (ontzette) “gelovers” spartelden in hun wijwatervaten; de (verstandelijke) “gelovers” verlieten de Kerk, zij gingen ofwel schuilen in gesloten genootschappen ( de kerk-kapelbeweging) of werden fervente aanhangers van de “heidense Kerk”, “het geloof in de goddelijke harmonie”.

In de 20ste eeuw tierden welig sekten en kalfde de aanhang van de Kerk opzienbarend af. Vroeger was het simpel. Toen was God de Onveroorzaakte Oorzaak, de Essentieel Existerende of de Grote Horlogemaker. God had het gedaan. God was de dader van de werkelijkheid. En toen vond de mens de wetenschap uit. ’t Was geen vrolijk nieuws en toch leek de relatie tussen wetenschap en geloof weer helemaal goed te komen.

Klopt dat vredig beeld? Slimme mensen, bij wie ook de “verstandelijke” gelovers behoren, zeggen dat geloven niets te maken heeft met het voor echt aannemen van de uitspraken over werkelijkheid. Geloven heeft meer met “vertrouwen” te maken. Het geloof serveert verklaringen. Zoals de wetenschap verklaringen serveert. Kan de wetenschap alles verklaren? Neen. Zijn “weters” betere mensen dan “gelovers”? Neen. Zijn wetenschappers slimmer dan niet-wetenschappers? Neen. En toch, kennis groeit, God krimpt. Zullen wij ooit het antwoord kennen op de vraag waarom het heelal bestaat? Neen. Onze hersenen zijn daarvoor niet gemaakt. Moeten wij het antwoord op al die grote vragen blijven zoeken? Ja. Onze hersenen zijn gemaakt om antwoorden en verklaringen te zoeken.

Vrijheid en gezag

De mens worstelt met de morele autoriteit en de uitoefening van de macht. Ik zou niet graag in Gods schoenen staan! Het heeft problemen als je je de macht toe-eigent!  Dit ondervindt zijn Kerk vandaag. Ook gisteren, maar toen was er nog geen charter over de Rechten van de Mens! Zij kon lustig verbannen, inquisiteur spelen, vervolgen, verbranden. Maar nu? Nu moeten God en zijn Kerk de vrije wil van de mensen respecteren.

Daarom kies ik al decennia voor “de liefde voor het goede” en niet zozeer voor “de speciale vermogens” waarmee je toch de vrije wil niet kan (mag) onderwerpen.

Ik geef toe dat de combinatie van de begrippen vrijheid en gezag een probleem vormt. Natuurlijk moeten wij een bepaalde vorm van gezag erkennen om niet in een chaos van “iedereen tegen iedereen” te vervallen. Iedere bestuursvorm sluit een dominantie in, een hiërarchie, een stratificatie in maatschappelijke klassen. Wat is het marxisme meer geweest dan een “strijd om de middelen”. En vergis je niet: het was meer het gerommel in de bovenbouw dan in de onderbouw, de kleine mens is altijd dupe, marionet, de meest kwetsbare.

Democratie was de oplossing, beweerden zij. “Zij”, de nieuwe machtsbelusten. “Democratie” is een ander woord voor “aristocratie”, “timocratie”, “oligarchie”. “Zij” zijn vandaag de vechtende vertegenwoordigers van een logge bureaucratie. “Zij” zijn ontvankelijk voor gezag dat corrumpeert. 

Van het traditioneel gezag van Kerk en edelen ontwikkelde zich het charismatisch gezag van dictators. Na Hitler, Napoleon, Stalin en Mao kwam het legaal-rationele gezag in de plaats. De autoriteit was een ambtelijke werkelijkheid geworden.

Sociaal-psychologisch onderscheid ik vijf vormen van gezag: de macht van belonen (de aangepasten worden beloond), de macht van straffen (de wetsovertreders worden gestraft), de macht van delegeren, de macht van de verdienste en de macht van de deskundigheid. Niets is echter zo problematisch als de machtsbeluste mens die een twijfelachtige moraal heeft!

Wat is het ideaal? Voor de enen een godbewuste wereld zonder tirannie en overbodige luxe en eigendom, voor de anderen een culturele wereld met mensen die bewust leven, vanuit hun hartstocht, voor nog anderen een wereld waarin gezag en orde heersen, voor mij een wereld waarin vrijheid en geluk het hoogste goed zijn.

De politiek bepaalt niet langer de mate waarin vrijheid en gebondenheid moeten worden gecombineerd. Links-rechts heeft afgedaan. Er is geen eenduidigheid  en klaarheid meer in deze opdeling. Politieke partijen bepalen niet langer wie zus en zo is, maar de mens zelf. Hij kiest uit veelheid een eenheid en uit ongelijkheid gelijkheid. De mens vindt “eenheid in verscheidenheid”, hij zoekt evenwicht tussen het kwantitatief individuele versus het sociale en tussen het kwalitatief concrete materiële versus het abstract ideële. Dit betekent dat gezagsuitoefening en materiële eigenbelang zijn keuze bepalen. 

Ook de belangengroepen in de samenleving hebben hun status verloren en hun integriteit in het handelen. Politiek, ambtenarij (in ministeries), belangengeroepen en rechtspraak vormen de verschillende opties van bestuur, ook al ontvangen zij een inkomen van dezelfde staat. In dit kluwen van bestuur zoekt de mens een uitkomst.         

Denk erom, de kiezer heeft een gezonde zin voor deze (politieke) werkelijkheid. Het probleem is echter dat hij of zij zo vaak gedesillusioneerd wordt (illusies die ook ontstaan uit een vals ego). De vrijheid van het individu moet keer op keer worden opgegeven voor het hogere doel. Hij of zij kan zich individueel geen toekomst uittekenen. De vrijheid die hem/haar wordt beloofd, is twijfelachtig. Illusies worden ook vaak gekoesterd uit baatzucht. Deze houding moeten wij afwerpen en leren de oorspronkelijke werkelijkheid onder ogen te zien. Slechts op deze wijze kan de mens het geluk vinden. Je kan de wereld niet verbeteren door je er tegen af te zetten, maar door je leven te verbeteren. Beter leven kan vanuit zelfrealisatie!

De ingrediënten? Dankbaarheid, dienstbaarheid, individuele bevrijding, orde van leven waarin geen domheid en luiheid passen.

Schijndemocratie

Democratie zonder een zelfzekere zin voor orde is een schijndemocratie. Democratie behoeft “regels” waarin het begrip vrijheid niet meer zozeer aan chaos maar aan orde is gekoppeld. Verandering binnen een democratie gebeurt via een “zachte” revolutie, een “geleidelijke” omwenteling van het maatschappelijk denken. Wijze politici dwalen nooit van hun weg af en confirmeren zich aan de wet en aan het goede voorbeeld.

Denk aan de Franse Revolutie die gewelddadig begon met het bestormen van de Bastille in 1789, maar na de chaos de weg koos van het gezag. In een zachte revolutie kiest men voor geleidelijkheid, maakt men tijd voor het vaststellen van feiten en trends en het naar voren treden van een niet te ontkennen of weg te compenseren natuurlijke en sociale werkelijkheid.

De deur naar de utopie openhouden en de weg ernaar vrijmaken, zonder regels en afspraken is geen wijs scenario. Bovendien moreel iets anders voor ogen hebben dan het praktisch nut, is een moeilijke oefening, ook al is de ethiek valabel. Toch blijft verandering onvermijdelijk, want het handhaven van een status-quo om de burgers de kans te geven zich te verbeteren, zet hun aan tot verdere corruptie.

Het morele vingertje lost niets op. Het beste uit een zachte revolutie halen met de mensen die eraan participeren, is beter dan verlichting bij te brengen en hen te willen opvoeden voor een andere wereld. Ik ben niet tegen “verlichting” (kennis) en “opvoeding” (onderwijs) en ook niet tegen “vrij ondernemen” en “vrije organisatie”, maar de morele en maatschappelijke consensus moeten worden gevolgd. Met het spel van de orde wordt niet zozeer de mens opgevoed, maar gerespecteerd.

Alleen met dit respect voor de eenvoudige man als voor de ontwikkelde mens kan men van een werkelijk geslaagde politiek spreken. Politieke partijen en belangengroepen die zelfrespect en respect propageren en toepassen, kunnen overleven. Respect is bovendien de enige solide basis om samen te werken. Uit politiek die als één kracht tot stand komt, één harmonieus vermogen, ontstaat een betrouwbare rede die niet in zichzelf is verdeeld en niet in ideeën, begrippen en een overtuiging blijft steken. Een echte staatsman is iemand die probeert het idee van de orde der zienswijzen te relateren aan de natuurlijke orde van het leven.

De liefde voor de kennis vormt soms een bedreiging voor hen die niet zo’n duidelijk idee hebben van de uiteindelijke werkelijkheid. Politiek is niet alleen opkomen voor je rechten, maar ophouden elkaar te bevechten. Wij moeten stoppen elkaar met illusies te bevechten, liever met elkaar tegen illusies vechten. Homo sapeins, de wetende mens, is onze naam!   

Oorspronkelijk was de tijd, maatschappelijk gezien, een religieus begrip. Politici verschilden in weinig van priesters. De orde der dingen, tijd en ruimte en het begrip maatschappelijke orde  waren in de kern religieuze fenomenen, dachten de eerste filosofen. Wat niet wilde zeggen dat moed, matiging en gerechtigheid niet werden aangeprezen. Vandaag claimt de wereldorde respect voor de mensenrechten en de burgerlijke identiteit die daarbij hoort.

Ik blijf er echter bij dat wereldvrede slechts mogelijk zal zijn indien enerzijds politieke partijen niet langer meer zullen vechten om verkozen te worden en anderzijds de mensen, ondanks hun verscheidenheid, samen en structuurbewust, zullen strijden om de illusie van valse vereniging te overwinnen.

take down
the paywall
steun ons nu!