De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

“Een schrijven dat elk vooropgesteld weten afwijst”

“Een schrijven dat elk vooropgesteld weten afwijst”

maandag 23 januari 2012 08:25
Spread the love

Anna de Bruyckere

Bij een huldiging van een veelzijdig schrijver als Erwin Mortier is het wellicht vruchtbaar om aan te wijzen welke argumenten niet direct tot de redenen behoren voor zijn Geuzenpenning. Daar is bijvoorbeeld de literaire kwaliteit van zijn werk. Zijn romans zijn bij de allerbeste. Wie een chronische angst voor poëzie ontwikkelde, kan die wellicht bestrijden met zijn gedichten. En zijn essays vormen een welkome afwisseling op de in te grote haast geschreven stukken in de krant. Wij als Taalminnend Studenten Genootschap zouden de huldiging van deze laureaat enkel al vanuit die naam, afgezien van de flamingante implicaties die niet langer voor alle leden aanvaardbaar zijn, kunnen verklaren.

En wat met het feit dat hij vaak qua meningen prima in ons kraam past? Laat het duidelijk zijn dat we vandaag geen concrete gedachten of gedrag bekronen. Dit is geen lofzang gericht op Mortiers puur literaire prestaties, noch een penning van de gedachtepolitie; dit is de Geuzenprijs.

Volgens de annalen is deze prijs bedoeld om mensen te huldigen die in de afgelopen periode het meest geassocieerd werden met het begrip ‘Geus’, en is hij bedoeld als “een hommage aan signalen van het creatief vermogen van de vrije, kritische geest”. Laureaten hoeven geen onberispelijk boegbeeld te zijn, maar spreken zich uit tegenover alles wat een meerdimensionaal leefklimaat in Vlaanderen tegenwerkt of bedreigt. Wij vinden dat Erwin Mortier aan deze criteria voldoet.

Nog twee kanttekeningen. Mensen gaan met andermans verhalen aan de haal. Ik zal dat ook doen met het werk van Erwin Mortier, en me richten op het effect ervan op mijzelf. Toch plant ik ook graag de kiem voor latere gesprekken, met Mortier zelf alsook met andere lezers, over de vraag naar mogelijke verschillen tussen de intentie van de auteur en het effect van zijn of haar werk. Wellicht is dat iets voor op het banket.

Bovendien is het haast onvermijdelijk dat, wanneer iemand probeert te spreken voor dit eigenzinnig clubje vrijdenkers hier, dit enig geknor van oude knarren of jonge brompotten in wording zal opleveren. In dat geval zal ik me schikken in de rol van het varken dat, compleet met appel in de mond, geslacht en geroosterd zal worden vanmiddag op het banket. Ik kan u in het bijzonder de ham aanprijzen, alsook de linker poot om soep van te trekken.

Dan de argumenten waarom Mortier de Geuzenprijs moet krijgen. Ten eerste is zijn werk doorspekt met een gezond wantrouwen tegen machtsinstituten en hun voorschriften. Hij schrijft over én vanuit zijn “spotlust jegens principes, doctrines en paradigma’s”. Hij daagt de lezer uit om verder te kijken voorbij zulke ready-made grenspalen voor het denken.

In zijn essaybundel ‘Pleidooi voor de zonde’ – waarvan de titel alleen al elke tegendraadse vrijdenker doet watertanden – haalt hij zwaar uit naar instituties als de politiek, de journalistiek en het onderwijs. Hij geeft telkens weerwoord aan wat het brede menselijke denken wil verdringen of beperken. Het menselijke denken, en het schrijven dat als een geschikt, hoewel soms opstandig, medium daarvoor dient, is het meest vruchtbaar als het naast de terechte aspiratie tot het algemene ook plaats heeft voor het particuliere en individuele. Zo bekritiseerde hij het marktdenken in de zorg dat een visie op de mens als rader in een machine laat prevaleren boven de visie van een mens als mens, een mens die meer is dan zijn economische functie; en nam hij bij het aantreden van de huidige minister van cultuur zowel haar als de goegemeente op de korrel. Er zou haar en die goegemeente niet veel gelaten zijn aan een cultuurbeleid met visie, voortkomend uit ervaring met en passie voor de kunsten.

In ieders geheugen gegrift blijft bovendien de korte maar rake veeg uit de pan die hij de voorganger van huidig provocateur Léonard gaf. Kardinaal Danneels kwam niet weg met zijn steken onder de gordel rond het zelfgekozen moment van overlijden van Hugo Claus. In Mortiers woorden: “de eigen morele superioriteit celebreren boven het lichaam van een geliefde dode is geen heldendaad”. Ondanks de nog steeds aanzwellende kritiek op het instituut kerk zijn er weinigen die het zo scherp kunnen brengen als Mortier. En dit was niet de eerste, noch de laatste kritische nagel aan de kerkelijke doodskist van zijn hand.

Zijn kritiek mag dan ongezouten in zijn reikwijdte zijn, ze is gezoet in woordkeus. Vat zoet hier echter niet op als het suikerlaagje dat de bittere pil verhult. Integendeel, zijn woordgebruik is vaak erg zintuiglijk en getuigt van grote opmerkzaamheid, en drukt ons enkel nog harder met de neus op de feiten. Zijn stijl wordt wel als afwisselend sarcastisch, ironisch, schamper, stekelig, scherp, baldadig en mild omschreven. Hij toont hoe Grote Ideeën ook met hun voeten in de modder van de praktijk staan. Vanuit die modderige praktijk komen de vragen die de context overstijgen, vragen naar leven, liefde en dood.

In de dit jaar verschenen bundel ‘Wat voorbij is, begint pas – lichtzinnige meditaties over het schrijven’ noemt hij poëzie een resonantieruimte. Ik zou bij uitbreiding al zijn werk als zodanig willen omschrijven. Zijn omgang met taal heeft een sensibiliserend effect in de zuiverste zin van dat woord: het doet ons de oren spitsen, de ogen tot streepjes knijpen, de neusgaten openzetten, de lippen natmaken, de vingertoppen uitstrekken naar wat er gebeurt met ons, om ons heen. Het maakt bewust. In Mortiers woorden: verzen leren ons van horende wezens luisteraars te worden. Al het menselijke is op “luisterbereidheid” gebouwd, en Mortier kan aanzetten tot luisteren als de beste.

In een eerste reactie op de toekenning van de Geuzenprijs, die hij een vrijzinnige palmtak noemde, sprak Mortier de hoop uit dat een fanfare van het Belgische leger de laureaten zou verwelkomen, voor vorst en vaderland, voor altaar en troon. Naast de illusionist en majorettes die we ervoor in de plaats geven, blaakt deze reactie van een gezond relativeringsvermogen en humor. Is het tevens een sneer naar de georganiseerde vrijzinnigheid, waar ook wij soms appels mee te schillen hebben? De engelstalige wereld heeft er een mooi spreekwoord voor: never bite the hand that feeds you. Misschien is het wel hét geuzenkenmerk bij uitstek om een recht van kritisch spreken, ernstig of niet, te blijven opeisen, ook – en juist – in de gelederen waar je je gewaardeerd weet.

Ironisch genoeg noemt Mortier zichzelf een culturele katholiek. Zijn typering daagt me uit. Natuurlijk, we dragen allemaal die echo’s in ons. Wij als ‘t Zallers kunnen enkel blij zijn dat iemand de titel van cultureel katholicisme opeist voor werk dat in wezen zo vrij van denken is. Soms denk ik dat de benaming een karikatuur is. Op andere momenten zie ik vooral, in ál zijn genres, de weldaad van de zo, paradoxaal genoeg, tastbare hang naar het transcendente. Dat hij dit combineert met felle kritiek op het instituut waarin een wereldlijke macht deze [inherent ]menselijke neiging confisqueert, vind ik hartverwarmend.

Want nu we het woord ‘opeisen’ toch al gebruikt hebben: binnen ’t Zal Wel Gaan praten we soms over belevingsatheïsme, waarin we het goede leven, dat ook spiritualiteit omvat, niet laten wegkapen door de kerk, maar dit terug opeisen, en een dor, puur ontkennend atheïsme vermijden. Zo maakt zowel Mortier als onze jonge generatie eigen levensbeschouwelijke keuzes, hoe je ze ook wilt benoemen, met als gemene deler niet ingekapseld te willen worden in de natte droom van institutionele vaders—want moeders zijn er daar niet. Levensbeschouwing, zo herinnert Mortier ons nog eens, mag niet weggemoffeld worden onder een tapijt van antiklerikalisme of eender welke strijdvaardigheid onder de naam van vrijdenken.

Wat is nu de betekenis van het toekennen van de Geuzenprijs 2010 aan Erwin Mortier? Uit het voorgaande blijkt dat het geen keurmerk is voor de juistheid of schoonheid van zijn werk. Het is evenmin een vinkje in een alternatief doopregister van goede vrijzinnigen, noch een douanesticker die zijn gedachten onbeperkte toegang geeft tot het laadruim van onze geest.
Wel willen we Mortier feliciteren met zijn werk en tonen dat het het denken van anderen doet bewegen, of minstens een soms serieuze, soms humoristische brandoefening inhoudt.

Daarnaast hopen we de geuzenmentaliteit een hernieuwde impuls te geven. De laureaten worden níét gelauwerd omdat ze onberispelijke boegbeelden, noch voorbeelden zijn. Wel kunnen ze, en kan Erwin Mortier, een voorbeeld zijn als we dat niet opvatten als een oproep tot navolging, maar als het besef dat geuzen ook vandaag van waarde zijn, niet tot beduimelde geschiedenisboeken behoren. De Geuzenprijs is dus geen kroon, want zo’n ding zit al snel in de weg. Eerder is het het tegelijk meest waardeloze én waardevolle dat er bestaat: een woord van dank, en een aansporing gericht tot hem, onszelf en anderen om vrij te blijven denken.

take down
the paywall
steun ons nu!