Koralen
laten door hun grote gevoeligheid voor kleine veranderingen goed
zien hoe watertemperatuur en zoutgehalte de laatste zestig jaar
geëvolueerd zijn. Het oceaanwater blijkt inderdaad geleidelijk
warmer te worden. Dat verhoogt de kans op de weerfenomenen die El
Niño (‘het jongetje’) worden genoemd.

El
Niño is een regelmatig optredend fenomeen dat het weer in grote
delen van de wereld beïnvloedt. Het zeewater in de Stille Oceaan –
beginnend langs de kusten van Latijns-Amerika – is dan veel warmer
dan normaal. Bovendien bevat het ook veel minder voedingselementen.
Dit fenomeen kwam tot nu gemiddeld om de drie tot zeven jaar voor.

Hiaten
in de metingen

Amerikaanse,
Australische en Canadese wetenschappers bestudeerden koralen van een
afgelegen eiland van Kiribati, een eilandstaat in de Stille Oceaan. Deze
meetgegevens vulden de hiaten op in de metingen die in die periode op
andere plaatsen werden gedaan.

Meer
El Niño’s betekenen onder meer slecht nieuws voor Australië. Bij
een El Niño schuift het warme water ten noorden van Australië naar
het oosten op. Met dat warme water verdwijnt ook de regen. Grote
droogte is dan het gevolg.

Droogte en hitte in Australië

Australië
kampte in 2013 al met extreme hitte. De meteorologische dienst moest
zelfs een nieuwe kleur introduceren op de temperatuurkaarten, omdat
de bestaande kleurencodes niet meer volstonden om de hitte aan
te geven.

Begin
2014 gaven andere onderzoekers al aan dat het aantal extreme El Niño
zal toenemen als de aarde verder blijft opwarmen. De laatste extreme
El Niño’s dateren van 1982-83 en 1997-98. Die laatste kostte toen
wereldwijd het leven aan naar schatting 23.000 mensen.