De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

De onderdrukten en de ongelukkigen: Waarom doet men mij kwaad?

De onderdrukten en de ongelukkigen: Waarom doet men mij kwaad?

woensdag 13 maart 2024 13:58
Spread the love

Dit artikel is een samenvattend verslag van drie essays die geschreven zijn door de Frans filosoof Simone Weil (1909 – 1943). Ik heb getracht deze essays met elkaar te verbinden: ten eerste, de persoon en het heilige. Ten tweede, strijden wij voor rechtvaardigheid? Ten derde, studie voor een verklaring van de verplichtingen tegenover de mens.

Het samenvattende karakter van dit artikel impliceert dat sommige verdiepingen van Simone Weil hierin niet opgenomen zijn. Haar visie op bijvoorbeeld het bestraffen van criminelen, gevaar van de gemeenschap, het belang van vrije meningsuiting en wat als iemand of een overheid weigert om ‘de verklaring van de verplichtingen tegenover de mens’ aan te nemen. Niettemin heeft dit artikel tot doel de lezer in het algemeen kennis te laten maken met de filosofie van deze filosoof.

Waarom doet men mij kwaad?” Deze zin vormt het hart van Simone Weil haar filosofie over rechtvaardigheid. Doorheen haar filosofie zijn er twee belangrijke hoofdrolspelers: de onderdrukten en de ongelukkigen. Deze mensen gaat ze vanuit de schaduw op de voorgrond plaatsen en hun een belangrijke rol toedichten om tot het ‘goede’ te komen.

De onderdrukten

Om een beeld te krijgen wat Weil precies bedoeld met ‘onderdrukten’, moeten we kijken op wie zij de focus richtte tijdens haar korte leven. En dit was voornamelijk de fabrieksarbeiders waar zij haar onderwijsbaan voor opgaf om zich onder te dompelen in het leven van een arbeider. Niet om bepaalde wetenschappelijke onderzoeken te verrichten, maar om mee te werken in de fabriek. Hierbij gaat ze het werk op zich niet als vernederend omschrijven, want fysieke arbeid heeft ook waarde. Maar wat onderdrukkend is, is het volgende:

“Ieder mens wordt daar voortdurend belaagd door de tussenkomst van eisen van buitenaf; tegelijkertijd staat de ziel in de kou, is in nood en verlaten. De mens heeft warme stilte nodig, maar krijgt ijskoud lawaai.” Pg. 29-30

De ziel heeft bij haar de volgende betekenis: “de innerlijke waarde van een mens”. Dit kunnen we omschrijven als ons ‘menszijn’.

De onderdrukten gaat ze niet op een spreekgestoelte zetten om meer rechten te eisen, want rechten leiden volgens haar af van het werkelijke probleem en focussen vooral op de persoon/het ego. Nee, Weil legt de focus op rechtvaardigheid. Dit gaat een stap verder dan het oppervlakkige recht, omdat als iemand onrechtvaardigheid aankaart, heeft deze het over iets ‘heiligs’ die geschonden is.

“In ieder mens is iets heiligs. Dat zit niet in zijn persoon of persoonlijkheid, maar heel eenvoudig in zijn menszijn.” (pg. 17)

Het gaat hier niet over het jongetje dat in woede uitbarst, omdat zijn broer een groter stuk van de taart heeft gekregen. Maar wel over feiten die een mens in zijn volledig menszijn schokken, bijvoorbeeld als je mishandeld bent, de fabrieksarbeider die wordt herleidt tot een stuk machine, een jonge vrouw die slachtoffer wordt van mensenhandel, etc. Deze personen gaan dan niet hun rechten opeisen, maar gaan uitschreeuwen dat hun kwaad is aangedaan. Dit uitschreeuwen bedoeld ze niet letterlijk, maar ze wil hiermee de intensiteit van het onrecht aankaarten: het woordeloos met gans je lichaam schreeuwen. Weil vindt het dan ook belangrijk dat die mensen die deze woordeloze schreeuw kunnen horen in leidinggevende functies komen en dat de onderdrukten via openbaar onderwijs de middelen krijgen aangereikt om te leren hoe ze een mening kunnen verwoorden. De vrijheid van meningsuiting moet de ruimte verschaffen dit te doen (zie infra: de verklaring van de verplichtingen tegenover de mens).

De liefdeswaanzin

Weil legt dus de focus op mensen die onderdrukt worden en gaat hun een bijzondere rol toedichten. Deze onderdrukten bevinden zich in een zodanige positie waardoor deze tot wijsheid kunnen komen: de strijd om rechtvaardigheid. Als je eenmaal deze onrechtvaardigheid die je aan den lijve ondervindt ten volle erkent dan zie je jouw onderdrukte medemens en ontstaat de verplichting om iets te doen aan deze ‘heiligschennis’. Weil gaat het met volgende vergelijking verduidelijken: Iemand die honger heeft, zal in een straat enkel maar de restaurants en voedingswinkels zien. Voor mensen die onrecht hebben meegemaakt ‘hongeren en dorsten’ zij naar rechtvaardigheid. En wat voor de uitgehongerde de restaurants was waar zijn verlangen naar uit ging, is dit voor de met onrecht bejegende mens het onrecht die men ziet om zich heen. Dit noemt Weil ‘de liefdeswaanzin’, waardoor rechtvaardigheid en naastenliefde hand in hand gaan.

Nochtans bezit ieder mens dit verlangen. Ze omschrijft het als volgt:

“In het diepst van het hart van ieder mens is er van de wieg tot het graf iets dat ondanks alles verwacht dat men hem goed doet en geen kwaad.”

Hieruit volgt voor Weil dat de menselijke natuur goed is, want het hart smacht naar rechtvaardigheid.

Maar bij diegene die in een extreme en totale staat van vernedering zijn (geweest): de onderdrukten. Zij hebben als het ware een extra zintuig ontwikkeld om dit op te merken. En zij hebben wel degelijk heel wat te zeggen om de balans van ‘goed en kwaad’ in de samenleving naar het goede te laten doorwegen. Zij hebben als het ware de sleutel naar het goede: de strijd voor rechtvaardigheid om ons menszijn in ere te herstellen (Infra: de verklaring van de verplichting tegenover de mens).

De ongelukkigen

Naast ‘de onderdrukten’ spreekt Weil ook over de ‘ongelukkigen’. Deze laatste zijn diegene die besef hebben van het mogelijk ongeluk of er zelf mee geconfronteerd zijn geweest. Hierdoor ervaart men een staat van extreme en totale nederigheid. De ervaring van het ‘niets’.

Dit ongeluk is moeilijk te bevatten of in woorden uit te drukken. Maar als iemand dit wel doet, moet hij tegen zichzelf zeggen:

“Een samenloop van omstandigheden waarover ik geen controle heb, kan me op elk willekeurig moment wat dan ook afnemen met inbegrip van alles wat van wezenlijk belang voor mij is. Een toeval kan op ieder moment opheffen wat ik ben en dat vervangen door iets gemeens en verachtelijks.”- pg. 46

Dit besef van of confrontatie met ongeluk zorgt voor absolute huivering. Het is een verschrikking waar een mens het liefst van al de ogen voor sluit. In de hoop dat hij dit lijden niet moet ondergaan of moet voelen. Niettemin ziet Weil er een belangrijke kracht in, want het (besef van) ongeluk herleidt de mens, zoals reeds vermeld, tot niets. Deze uitschakeling van je persoon is belangrijk om de ander te kunnen horen:

“Naar iemand luisteren is zich in hem verplaatsen wanneer hij spreekt. Je verplaatsen in iemand wiens ziel is verminkt door het ongeluk of gevaar loopt dat te zijn, daarvoor moet je je eigen ziel tenietdoen.” Pg. 47

De verklaring van de verplichtingen tegenover de mens

Spijtig genoeg worden de onderdrukten tot op vandaag in het verdomhoekje geplaatst, omdat dit vaak de mensen zijn die zich onderaan de sociale ladder bevinden. Hierbij zijn er dan mensen die zichzelf op de borst kloppen om te tonen dat ze de waarheid in pacht hebben (Infra: de geprivilegieerden). Terwijl tegelijkertijd de ongelijkheid in stand wordt gehouden: diegene die zouden moeten spreken, hebben de woorden niet om te spreken en diegene die zouden moeten luisteren, ‘kwaken’ maar door. In die zin dat zij niks van wezenlijk belang vertellen of er duidelijk omheen fietsen.

Om iets te doen aan die ongelijkheid hebben we mensenrechten nodig. Simone Weil nam hierbij de term ‘mensenrechten’ niet in de mond, omdat zoals reeds vermeld, recht te oppervlakkig is. Teveel op het individu/het ego is gericht. De focus moet op de ander liggen en als je dit doet dan krijg je een plicht. Om die reden spreekt zij van: “Een verklaring van de verplichtingen tegenover de mens.”

Wat houdt die plicht precies in? Indien een mens tot het besef komt dat ieder mens heilig is door zijn menszijn en iedere behoefte die hiermee correspondeert, bijvoorbeeld behoefte aan voeding, behoefte aan sociaal contact, geworteld zijn, etc. Zorgt dit alles voor een verplichting, want je bent respect verschuldigd aan alles wat heilig is. En waarom ben je respect verschuldigd? Omdat een mens gewoonweg niet anders kan. Het verlangen naar rechtvaardigheid bezit ieder mens en dit verlangen

is de verdediger van het heilige: ons menszijn. Spijtig genoeg geraakt dit verlangen vaak ondergesneeuwd bij de geprivilegieerden in een ongelijke samenleving. Dit zijn de categorie mensen die “de eisen en alles wat het monopolie van het woord heeft formuleren.” Pg. 37 Het zijn die bevoorrechten die zich overgeven aan hun oppervlakkige belangen: het geldgewin en het sociale prestige. Het ‘spreken’ door de onderdrukten is daardoor zo belangrijk om aan te tonen dat er iets bestaat van hoger morele waarde (supra: vrije meningsuiting).

Instemming

Ten slotte heeft de ‘verklaring van de verplichting tegenover de mens’ instemming nodig. Dit laatste zorgt voor gehoorzaamheid. Niet in de optiek van iemand die het gezag heeft waaraan gehoorzaamheid verschuldigd is. Waar Weil op doelt, is gehoorzaamheid aan het onpersoonlijke. Aan die hogere morele waarde. Maar dit vraagt overgave. Het overstijgen van jou persoonlijke ego.

En dit onpersoonlijke kan enkel bereikt worden als een mens de mogelijkheden heeft. Hier ingevuld als de behoeften die worden opgelijst in de verplichting tegenover de mens. In wat wij nu de mensenrechten noemen. Deze invulling wordt vaak als ‘ontplooiing van de mens’ gezien. Maar het gaat verder dan dat:

“Maar ver daarboven, door een afgrond daarvan gescheiden, bestaat een andere wereld, namelijk die van dingen van de allereerste orde.” Pg. 23

De verklaring van de verplichting tegenover de mens wordt hier dus als een instrument gezien om het onpersoonlijke te bereiken: het in waarde houden van ons menszijn.

De liefde voor de mens moet enorm geweest zijn bij Simone Weil. Hoe zij de verschillen tussen alle mensen wist te overstijgen door naar iets op zoek te gaan die wij allen delen. Dat heilige, dat goede: ons menszijn. En dit is het dus waarvoor we strijden, om even op de titel van het boek te antwoorden. Het is een kracht die we bezitten, maar verwaarlozen. En het mooie aan haar moraalfilosofie is dat we het moeten erkennen bij elkaar om het ook waarlijk te koesteren. De strijd om rechtvaardigheid is dus wel degelijk reëel en nodig als je kijkt naar de wantoestanden in deze wereld.

Haar filosofie doet me denken aan een uitspraak van Frans filosoof Vladimir Jankélévitch (1903 – 1985): “Iedereen heeft rechten, behalve ik. Ik heb enkel plichten. Voor jou alle rechten, voor mij alle plichten.” Hoe meer mensen hiermee instemmen, hoe meer een rechtvaardige samenleving binnen handbereik is.

Auteur: Moraalfilosoof Daisy Bekaert

Bron: Weil, Simone. (2021) Waar strijden wij voor? Over de noodzaak van anders denken. Utrecht: Ijzer.

 

steunen

Steun voor een nieuwe website

We hebben uw hulp nodig voor een essentiële opfrissing van de website. Om die interactiever, sneller en gebruiksvriendelijker te maken hebben we 30.000 euro nodig. Elke bijdrage, groot of klein, helpt. Met uw donatie ondersteunt u onafhankelijke journalistiek die de verhalen blijft brengen die er echt toe doen. Laat uw hart spreken.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!