Onbevolkte kathedralen hebben iets ontroerends. Ze dwingen door de schaars geworden combinatie van het majestueuze en de stilte eerbied af. Zo ook de hallen in Antwerp expo, een uur voor de Boekenbeurs haar poorten opent voor de mensenzee. Eén langgerekte vloedgolf zal straks een hele dag door denderen over de op slag ontheiligde grond van deze occasionele boekentempel.
Ik ga vandaag een stand mee bevrouwen, voor een organisatie achter wiens missie, visie en gros van de producten ik me kan en wil scharen. Het uur voor openingstijd struin ik nog wat contemplatief langs de miljoenen boeken en onboeken die, zonder onderlinge concurrentie, stil een boek of onboek staan te wezen. Onder onboek versta ik hier: een boek dat als eerste en voornaamste bestaansreden, geldelijke opbrengst heeft. Stilte is de grootste eerbetuiging aan een echt boek. In heel wat bibliotheken, maar ook in enkele kleine boekhandels, kan je die eerbiedige stilte nog ervaren. Het ziet er echter naar uit dat dit langzaam maar zeker aan het veranderen is.
De commerciële logica heeft zo goed als alle sectoren ondertussen in min of meerdere mate geïnfecteerd. De ‘business’-terminologie is zowat overal ingeburgerd geraakt. Men denkt, ook bij openbare dienstverlening, steeds meer in termen van resultaat, groei, opbrengst, effect. Subsidies zullen, ja ook voor openbare bibliotheken, vanaf 1 januari 2014 afhangen van de resultaten die zij kunnen voorschotelen. Goede resultaten ofte meetbare resultaten zoals kwantitatieve groei (van aantal leners, uitleencijfers, aantal gebruikers, aantal activiteiten,…) Kwaliteit valt echter niet te meten en past dus ook niet in een commerciële logica die enkel steunt op cijfers.
Doch dit terzijde. De Boekenbeurs dus.
De opzet van de Boekenbeurs vandaag, is hulde brengen aan het onboek. Wars van de oorspronkelijke opdracht van Boek.be (de organisator): leesbevordering, is de Boekenbeurs de voorbije decennia ontspoord tot een louter koop- en consumptiebevorderende aangelegenheid. Straks komt de huldiging aan de commercie in de vorm van een afzichtelijke, vormeloze, aaneengeklitte mensenmassa, gepaard gaande met wanklanken, stank, kauwende kaken, klikkende camera’s, rinkelende munten, achteloos op de grond gegooide rommel en graaiende handen. Als medewerker op een boekenstand, heb ik gelukkig de luxe om me enigszins terzijde op de stellen om dit opmerkelijk sociologisch fenomeen op filosofische wijze te proberen bevatten.
Op de stand die ik bevrouw valt het nog reuze mee. Het genre dat we aanbieden is een niche-marktsegment (kwestie van me al wat op te warmen in de commerciële terminologie, die ik vandaag toch een beetje moet hanteren, wil de organisatie op zijn minst break even draaien op het einde van de rit). De verantwoordelijke van de stand blijkt echt managerstype in wier ooglens ik de hele dag eurotekens meen te bespeuren. Hij is een fervent voorstander van het supermarktconcept en plaatst de aangeboden boeken dan ook frontaal en niet rug aan rug. Dit schijnt ongelooflijk te renderen. Vandaag de dag krijgt de cover van een boek dan ook heel veel aandacht, schrijnend genoeg soms zelfs meer dan de inhoud. Blijkens o.a. het boekje van onze eigenste beevee van de dag, die in de namiddag komt signeren op de stand. De cover van het boekje oogt als een collage, zo’n postmodern kunstwerk, waarvan er vandaag meer dan dertien in een dozijn geproduceerd worden. Tja, zo’n frontale opstelling van dit kleurige boekje met gecollageerde foto’s van de beevee in kwestie, dwingt je al bijna om het op zijn minst even ter hand te nemen. Echter, wanneer ik het werkje opensla (de opdringerige collage-achtige bladspiegel en het ludieke allegaartje van lettertypes en –groottes probeer ik te negeren) en begin te lezen, vergaat me ieder enthousiasme. Dit schrijversdebuut van een beevee, die in een ander artistiek domein haar pluimen wel verdiende, is van zo’n bedroevend niveau, dat ik met plaatsvervangende schaamte het boekje terugzet op die plek waar wij vandaag als organisatie de bezoeker vooral heen moeten leiden. Wij moeten de bezoeker dus leiden naar iets dat allesbehalve kwaliteit is, maar wel opbrengt. Omdat het tenslotte gaat om een boekje van een beevee, die bovendien komt signeren en aan wie de hedendaagse op winst beluste uitgever zijn naam maar al te graag verbindt. En ook al gaat het in dit specieke geval om een vzw, de gruwelijke realiteit is dat toekenning van subsidies in de toekomst almaar meer zal afhangen van het commerciële succes en van de kwantitatief meetbare resultaten die de organisatie, nu ja, ‘boekt’.
Dat is immers wat het nieuwe Decreet op Lokaal Cultuurbeleid stelt. Cultuur moet in de eerste plaats laagdrempelig zijn en een zo groot mogelijke groep van de bevolking aanspreken. Dat betekent impliciet: nivellering en verwording tot eenheidsworst. Culturele initiatieven die zich richten tot een relatief kleine groep, zullen een elitaire bijklank krijgen maar vooral: zij zullen, wegens te hoogdrempelig, niet meer vanzelfsprekend gesubsidieerd worden. Neen, er moet eerst een duidelijk bewijs van kwantitatief meetbaar resultaat en effect zijn. Dan pas volgen de centjes van de Vlaamse overheid.
Maar dit terzijde. De Boekenbeurs dus.
Gelukkig krijg ik, om even op adem te komen, twee keer een half uur de tijd om wat rond te lopen. Ik verschans me in een denkbeeldige, ondoordringbare cocon, stop denkbeeldige was in mijn ogen, hang een denkbeeldige, wazig makende filter voor mijn ogen en laat me meedeinen op de consumerende mensengolven. Eerst ga ik een broodje halen in de dichtstbijzijnde eetstand. Ook dat is een regelrechte kwelling. Gezinnen, met krijsend, jengelend of zeurend gebroed, staan suf tot apathisch of lichtgeraakt tot snauwerig te wezen in ellenlange rijen. Het zweet gutst van de pafferige gezichten die me omringen en tot overmaat van ramp blijkt de eetstand zelfs niet het meest essentiële vocht, zijnde plat water, aan te bieden. Als je dorst hebt, wat me onvermijdelijk lijkt wanneer je meer dan een uur doorbrengt in deze heksenketel, ben je verplicht om minstens een halve liter bruiswater, frisdrank, alcoholische of cafeïnehoudende drank voor drie euro te kopen. De flessen of bekers kan je natuurlijk, nog half gevuld, daarna meteen op de grond kieperen, wat de meesten dan ook doen.
Een groteske verspilling die me pijn doet aan het hart, net als alle andere grootschalige verspilling hier (met name papier: reclamefolders, magazines, flyers,..). Om mijn filosofische bedenkingen bij dit sociologisch fenomeen wat kracht bij te zetten, beslis ik om het boekje ‘De barbaren’ van Alessandro Baricco te kopen, bij de stand van WPG uitgevers.
“Er heerst de laatste jaren een vreemd soort cultuurpessimisme. Een onheilsdenken dat zich niet beperkt tot de voorspelbare en de onvoorziene gevolgen van de economische crisis of het falend cultuurbeleid. Nee, het gevoel dat er een culturele apocalyps in de lucht hangt, gaat veel dieper. De malaise is verbonden met het idee, de indruk, dat er een rooftocht aan de gang is gedreven door ‘vijanden van de cultuur’. Door barbaren.” (uit een recensie van De barbaren, door Ivo De Kock)
Dit even terzijde. De Boekenbeurs dus.
Suf tot apathisch en lichtgeraakt tot snauwerig in sta ik in de zwetende rij en sla de signeerders van dienst gade (o.a. David Van Reybrouck en Pieter Aspe). Van Reybrouck houdt zich nog kranig en slaagt erin om de krampachtig gebeitelde grimas op zijn gelaat vrij onbewogen te houden en om op beminnelijke en serene wijze aan de lopende band opdrachten te schrijven. Pieter Aspe ziet er echter doodongelukkig uit. Zo ook de meeste schrijvers op de Boekenbeurs, merk ik vandaag ook weer. Tot schrijnend contrast: een onschrijver (maar kok en dus heilige op dit evenement) genaamd Sergio Herman blinkt van de brillantine en komt klokslag drie, geflankeerd door twee lijfwachten, aan op de stand van een culinaire uitgever. Hij neemt plaats op een soortement troon waardoor hij neerkijkt op de massa. Er staat een (sinds ca. een half uur ondertussen, ik tel: 20 meter) lange rij smachtende en met de camera klikkende mensen aan te schuiven om ‘s mans kersvers aangekochte Bijbel te laten signeren en om zich gelukzalig glimlachend, met het hoofd rustend tegen het zijne, zijn arm om hun schouders geslagen, te laten fotograferen door de wederhelften van dienst.
Ik sla dit prachtige toneel vanop afstand gade, kom ten langen leste met De barbaren aan de kassa en zwaai triomfantelijk met mijn standhoudersbadge voor de ogen van de WPG-medewerker. Zonder morren, maar evenmin met blakend enthousiasme, geeft hij me de 30% korting voor standhouders. Dit is een stilzwijgende regel die geldt op deze boekenbeurs: wij wolven zijn nog een beetje vriendelijk voor elkaar, door malkander enige voordelen te gunnen, ter onderscheiding van de massa. Niettemin ben ik gedurende een langgerekt moment opgetogen, want ik heb mijn slag geslagen, mijn strijd gestreden op deze Boekenbeurs, zoals het een goed geïntegreerde burger in een decadente, gedegenereerde maatschappij betaamt.
Maar dan, tegen sluitingstijd, komen de ontnuchterende cijfers: de meetbare resultaten. Het aantal bezoekers, de omzet, het aantal kopers per uur, de hoeveelheid verkochte bestsellers, … We hebben de kaap van zoveel duizend euro overschreden en kunnen dus spreken van een succes. Of we mensen daarmee aangezet hebben om hun aankopen ook te lezen, daar hebben we geen flauw benul van, maar dat hoeft ook niet. De cijfers spreken immers voor zich!
Met een mengeling van triomfantelijkheid en verslagenheid keer ik huiswaarts. Ik voel me tegelijk verloren en uitverkoren, anoniem en uitzonderlijk, klein en groots.
En De barbaren houd ik gedurende de terugreis, stevig als een anker, onder mijn arm gekneld.
Elisabeth Francet