Foto: bert76, Wikimedia Commons / CC BY-SA 3.0 (More information about the rights of this work, see below article)
Open brief - Myrthe Asta Marnef

Open Brief: “Mijn vertrouwen in de politie kreeg een deuk”

Myrthe Asta Marnef is 20. Ze heeft een zwarte papa en een witte mama. Ze woont in Borgerhout en studeert Jazz aan het KASK in Gent. Wat een gezellig avondje moest zijn met vrienden in Antwerpen eindigde in een koude cel. Ze moest als enige vrouw van kleur haar identiteitskaart tonen en werd in de combi gesleurd, terwijl haar witte vrienden en vriendinnen naar huis mochten ... Ze doet hier het relaas van de mensonterende behandeling en de denigrerende opmerkingen die ze moest ondergaan.

woensdag 25 augustus 2021 14:55
Spread the love

 

Antwerpen, vrijdagavond 20 augustus 2021. Mijn vriend, vriendin en ik beslissen en stapje in de wereld te zetten. We gaan naar een café in het centrum van de stad. Bij sluitingstijd beslissen we om naar huis te gaan. We lopen langs het Mechelseplein en komen een paar bekenden tegen en dus stoppen we even om dag te zeggen. Op dat moment komt ook de politie toe om het plein te ontruimen. Sinds de coronamaatregelen is het Mecheleseplein een plek waar veel jonge mensen blijven hangen na sluitingstijd van de horeca. Er wordt nog veel gedronken dan, want de meesten zorgen ervoor dat ze eigen drank bij zich hebben. Wij hebben geen drank bij ons en staan gewoon rustig te praten.

Terwijl het rustiger wordt op het plein, loopt de politie onze kant uit en roept: “Geluidsoverlast, u moet het plein verlaten”. Op dat moment is er meer politie dan er nog jongeren zijn. Ik stel een vraag: “Het is toch rustig nu? We zijn net aangekomen en willen even bijpraten. We doen toch niets mis?” Waarop een agent antwoordt: “Mevrouw, iedereen moet het plein verlaten, dat is een bevel.”

Ik voel me wat gefrustreerd en ga op de dichtstbijzijnde bank zitten om tot mezelf te komen. Al sinds het begin van de coronaperiode worden we als jongeren weggejaagd, gestigmatiseerd en aangesproken op ons ‘foute’ gedrag. Terwijl wij gewoon jong willen zijn en onze vrienden willen ontmoeten. Wij willen een klein beetje van de verloren tijd inhalen nu het weer kan.

Mijn lief en mijn vriendin komen naast mij zitten om mij te kalmeren. Er komt een politieman meeluisteren. Nog geen minuut later staan er ineens vier politiemannen. Nu vragen ze om mijn identiteitskaart. Ongelukkige timing, mijn identiteitskaart wordt vernieuwd en ik heb enkel een foto van mijn tijdelijk bewijs van identiteit op zak. De agenten interpreteren dat als een weigering om mijn identiteitskaart te geven.

Ondertussen hebben ze mijn vrienden weggeduwd en zit ik daar nog alleen, omringd door vier mannelijke politieagenten. Ik wil rechtstaan en zeg: “We gaan naar huis, het is ok”. Waarop een van de agenten zegt: “Nu is het te laat!” Ze pakken mij stevig vast en sleuren mij naar de combi. Ik zeg: “Mijnheer, u doet mij pijn”. Waarop een van de agenten nog eens zegt: “Ja mevrouw, het is te laat. We hebben het recht om dit te doen als u niet meewerkt.” “Maar ik wou vertrekken?” “Nu is het te laat.”

Ik word in de combi gezet en de deur klapt dicht. Mijn twee vrienden staan nog geruime tijd te discussiëren met de agenten. Ze nemen geen blad voor de mond. Ik vraag vriendelijk aan een van de agenten of ik mijn vriendin haar jas mag teruggeven. “Neen juffrouw, op dit moment mag u niks.”

Tussendoor onderzoeken ze mijn tasje. “Bent u illegaal?” “Neen.” Ze wisten ondertussen mijn naam en vonden mij in het systeem. Daar staat waar en wanneer ik geboren ben, waar ik woon. En toch zou ik er dan in moeten slagen om illegaal te zijn?

“Och, die is ocharme nog maar 20 jaar, nog een kind. En ze is nog nuchter!” Inderdaad, ik had geen alcohol gedronken.

De combi vertrekt. Onderweg stoppen de agenten even om mijn gsm af te nemen.

“Zou ik even buiten mogen? Jullie mogen naast mij staan, maar ik heb even lucht nodig.”

“Neen, op dit moment bent u ontnomen van al uw rechten.” Ik werd stillaan paniekerig, maar probeerde dat te onderdrukken. Ik wist niet waar ik naartoe werd gebracht. We staan voor een rood licht. “Gaan we haar hier droppen? Het is hier toch de ‘middle of nowhere’ en ze weet niet waar ze is. Ha-ha-ha”.

We komen aan. Mijn tasje wordt voor de zoveelste keer onderzocht. “U heeft niks in uw broekzakken?” “Neen.” Ik word gefouilleerd, gelukkig door een vrouw, de eerste vrouwelijke agente van de hele avond. Ik had niets op zak.

Nog eens wordt de vraag gesteld of ik zeker niks in mijn zakken heb.

Ik krijg een dekentje.

De moppenmaker vraagt “Heeft u een BH aan?” “Neen.”

Hij voelt aan mijn truitje en trekt aan het bandje van mijn topje. “Wat is dit dan?” “Een topje.” “Je moet een van de twee uitdoen.”

Voordat ik in die koude cel moet, zegt hij: “Ik hoop dat je nu beseft dat je naar ons moet luisteren.” “Ja, maar ik stond op het punt te vertrekken.”

“Dat is niet waar mevrouw.” De deur van de cel gaat dicht.

Daar zat ik dan in mijn topje, opgesloten in een cel waar de airco voluit draait. Doodsbang. Ik durfde niet te slapen. Ik voelde me alsof ik een grote misdaad had gepleegd. Je wordt toch niet zo snel in de cel gestopt? Ik blijk naïef te zijn.

Mijn vrienden verwittigden mijn ouders. Ze kwamen ’s nachts al naar het politiekantoor, maar werden weggestuurd. Om acht uur ’s ochtends mag ik eindelijk naar huis.

Mijn vertrouwen in de politie kreeg een deuk en er blijven vele vragen. Ik had inderdaad onmiddellijk moeten gehoorzamen, dan was er niets gebeurd. Maar toch. Is wat ik deed voldoende aanleiding om iemand in de cel te gooien? Waarom mochten mijn vrienden naar huis en werd ik naar mijn identiteitskaart gevraagd en in de combi en daarna in de cel gezet? Speelt mijn huidskleur een rol? Komt het omdat ik de enige niet-witte van het gezelschap was? Ik wil graag geloven dat het geen rol speelt, maar toch voelt het niet zo. Ik ben het kind van een witte mama en een zwarte papa. Sinds ik klein ben, leef ik in twee werelden. Een wereld waarin ik gewoon Myrthe kan zijn en een wereld waarin ik een meisje met een donkere huidskleur ben en daarop aangesproken wordt. Vrijdagavond voelde ik me ‘eruit’ gepikt. Ik moest een lesje leren. Welk lesje? Dat je altijd en overal je mond moet houden? Het gedrag van de politie was agressief en bij momenten ongepast.

Ik was niet onbeleefd.

Ik was niet dronken.

Ik had geen drugs op zak.

Ik was niet in een gevecht verwikkeld.

Ik deed niets illegaals.

Ik stelde een vraag en ging op een bank zitten met mijn vrienden.

Ik ben 20 en de publieke ruimte is ook mijn ruimte. De enige ruimte die we in lange tijd nog vrij mochten betreden met onze vrienden. Vandaag voel ik me hier bedreigd door een overheid die al te repressief optreedt.

 

Met vriendelijke groeten,

Myrthe Asta Marnef

 

Foto: bert76, Wikimedia Commons / CC BY-SA 3.0

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!