Het debat over de wenselijkheid van een vermogensbelasting wordt gekenmerkt door misleiding en valse voorwendsels, stelde Marc Reynebeau al in De Standaard van 22 mei 2024. Als volleerde handelaren in twijfel proberen bepaalde belangengroepen verwarring te zaaien over de potentiële gevaren en opbrengsten van een vermogensbelasting.
Dat werd recent opnieuw geïllustreerd door een Open Brief, ondertekend door 400 bedrijfsleiders, die waarschuwde voor de vermeende schadelijke effecten van een vermogensbelasting.
Kern van het betoog? Een vermogensbelasting is inefficiënt (vanwege hoge kapitaalvlucht en lage opbrengsten), is economisch schadelijk (door middelen te beperken waarover de rijksten beschikken om te investeren), is overbodig (want België kent al hoge kapitaalbelastingen) en dreigt vooral de middenklasse te raken. Een blik op de recente wetenschappelijke literatuur leert echter dat het arsenaal aan gehanteerde argumenten wetenschappelijk achterhaald en feitelijk onjuist is.
Kapitaalvlucht is overroepen
Bij de invoering van een vermogensbelasting moet rekening gehouden worden met mogelijke ‘gedragsverandering’ bij individuen die de belasting moeten betalen. Zij zouden het land kunnen ontvluchten om de nieuwe belasting te ontwijken.
Buiten anekdotische verhalen van enkele beruchte figuren die verhuizen omwille van fiscale redenen is er voor grootschalige kapitaalvlucht echter amper empirisch bewijs. Veel miljonairs blijken meer honkvast dan vaak verondersteld.
Een overzichtsstudie naar de internationale migratiereacties op de invoering van progressieve vermogensbelastingen besluit dan ook dat de verliezen ten gevolge van kapitaalvlucht verwaarloosbaar klein zijn in verhouding tot de potentiële inkomsten.
Een recente Scandinavische studie komt tot gelijkaardige vaststellingen: een verhoging van het gemiddelde vermogensbelastingtarief voor de top 2% met één procentpunt leidt tot een afname van de totale werkgelegenheid met maximaal 0,03% en van het bnp met maximaal 0,1%.
Het risico op kapitaalvlucht lijkt dus sterk overroepen. De ‘rijken’ zullen niet allemaal vluchten, in tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt.
Beperkte opbrengsten?
In navolging van het veronderstelde risico op kapitaalvlucht wordt vaak gewezen op de beperkte opbrengsten die een vermogensbelasting zou opleveren. De meest recente studie over dit onderwerp (van UCLouvain) weerlegt ook deze kritiek: een goed ontworpen vermogensbelasting zou in België een opbrengt kunnen opleveren die tussen de 8,9 en 13,2 miljard euro ligt.
En in deze cijfers is al rekening gehouden met potentiële verliezen door ontwijking. Dit geld zou zeer welkom zijn in een tijd waarin staten extra geld moeten vinden om sociale en milieukwesties aan te pakken, terwijl ze onder druk staan door de nieuwe Europese begrotingsregels
Bovendien leren we uit het verleden dat als de inkomsten uit vermogensbelastingen in andere OESO-landen tegenvielen dat vooral is omdat teveel achterpoortjes opengelaten werden.
Economisch schadelijk?
Productieve bedrijfsleiders vergissen zich van vijand door zich tegen een vermogensbelasting te keren: een vermogensbelasting heeft net als effect dat het de belastingdruk naar onproductieve ondernemers verschuift.
Volgens een Amerikaanse studie werkt een vermogensbelasting daardoor net efficiëntie-verhogend: doordat er extra kosten zijn aan het aanhouden van ‘slapend’ vermogen vergoot het de prikkel om kapitaal productiever aan te wenden door het te investeren. Gevolg: investeringen worden niet ontmoedigd, maar aangemoedigd wat de totale productiviteit en output van de economie ten goede komt.
Een vermogensbelasting zou de Belgische economie dus niet minder innovatief maken, integendeel.
Al veel belast?
Het is ‘bon ton’ te beweren dat kapitaalbelastingen in België al ‘zeer hoog’ zijn. Recente OESO-cijfers maken echter duidelijk dat in werkelijkheid het verschil in effectieve belastingvoet tussen individuen die een inkomen uit arbeid verweven en personen die een inkomen uit vermogen verwerven nergens groter is dan in België.
Dat wordt voor een groot deel verklaard door de afwezigheid van een meerwaardebelasting en het ontbreken van een belasting op reële huurinkomsten.
Anders dan vaak beweerd is België dus geen fiscale hel maar eerder een fiscaal paradijs voor vermogenden. Het is arbeid dat een onevenredige zware last draagt, niet kapitaal.
Middenklasse de dupe?
Dreigt de middenklasse dan niet geraakt te worden door de extra belasting? Recent cijfermateriaal van de Nationale Bank van België maakt duidelijk dat de vermogensongelijkheid in België lange tijd onderschat werd.
Meer dan de helft (55%) van het netto vermogen en liefst 79% van de genoteerde aandelen is in handen van de top 10% rijksten. Een groeiend deel van dat vermogen is bovendien ‘overdrachtelijk’: het wordt doorgegeven van generatie op generatie en is niet verworven op basis van eigen verdienste of merite.
Een vermogensbelasting zou dus slechts een nauwe toplaag van de bevolking raken.
Politieke keuze
Dat bedrijfsleiders zich verzetten tegen een vermogensbelasting, omdat die niet in hun rechtstreeks belang is, is hun goed recht. Maar claimen dat de invoering ervan desastreus is voor de samenleving is de waarheid oneer aandoen en misleidend.
Wanneer meer dan 70% van de bevolking voor een vermogensbelasting is, lijkt het meer op chantage. Uiteindelijk is het belasten van rijkdom technisch mogelijk, haalbaar en economisch efficiënt – het al of niet doen is dus een politiek-ideologische keuze.
Deze Opinie verscheen op 30 mei in De Standaard en op 31 mei in de denktank Minerva. Hielke Van Doorslaer, Martial Toniotti en Olivier Maly zijn verbonden aan de Ugent, Denktank Minerva, UC Louvain en ULB. Medeondertekenaars:
Anton Jäger, University College, (Oxford/KU Leuven), Vincent Scheltiens (UAntwerpen), Brent Bleys (UGent), Bakou Mertens (UGent), Mattias Vermeiren (UGent), Jonas Van der Slycken (UGent), Pieter-Paul Verhaeghe (VUB), Richard Carrère (VUB), Elias Herman Kruithof (VUB), Tim Christiaens (Tilburg University), Amandine Crespy (ULB), Tom Duterme (ICHEC), Lorenzo Buti (KU Leuven), Jan Orbie (UGent), Tomaso Ferrando (UAntwerpen), Christophe Vanroelen (VUB), Tarcísio Diniz Magalhães (UAntwerpen), Patrick Deboosere (VUB), Balthazar de Robiano (EUI), Sarah Kuypers (UAntwerpen), Wouter Ryckbosch (VUB), Martin François (ULiège), Fanny Dethier (ICHEC), Nabil Sheikh Hassan (UCLouvain), Thomas Decreus (Tilburg University), Ico Maly (Tilburg University), Bruno Bauraind (UMons & Gresea), Ariane Gemander (ULB), Serge Gutwirth (VUB), Matthias Van der Heyden (Universiteit Utrecht), Jordy Weyns (EUI), Maarten Loopmans (KULeuven), Jan Dumolyn (UGent), David Bassens (VUB) , Manuel Aalbers (KULeuven), Debora Ottoni Uebe Mansur (UAntwerpen), David Hadwick (UAntwerpen), Jan Buelens (UAntwerpen), Dries Lesage (UGent), Guido Vanden Wyngaerd (KU Leuven), Esteban Van Volcem (UGent), Dimokritos Kavadias (VUB), Wouter Zwysen (ETUI), Mathieu Strale (ULB), Cécile Piret (ULB), Esther van Zimmeren (UAntwerpen), Gilles Van Hamme (ULB), Esteban Martinez (ULB), Freek Louckx (UAntwerpen), Brecht Rogissart (EUI), Pascal Debruyne (Odisee Hogeschool), Maarten Hermans (VUB & Denktank Minerva), Freddy Mortier (UGent), Siggie Vertommen (UGent, UvA), Klaas De Brucker (KU Leuven), Malka Guillot (Uliège).