Doordat er helaas nog niemand teruggekeerd is uit het hiernamaals en er nog niemand een getuigenis over afgelegd heeft, weten we er dus niets over.
De auteurs van deze geïllustreerde atlas beschrijven hoe verschillende godsdiensten en culturen zich het leven na de dood voorstellen en zij illustreren dat telkens met zelfbedachte kaarten. Zowel hun beschrijving als hun kaarten getuigen van veel geduld en veel inlevingsvermogen. Scepticisme is meestal afwezig.
Ze beweren dat hun atlas de eerste in de geschiedenis van de mensheid is waarin voorstellingen van hemel, hel en andere oorden na de dood in kaart worden gebracht. We gaan dat niet ontkennen.
Chronologisch overzicht
De atlas begint met de Mesopotamische en Perzische onderwereld en eindigt met een hedendaagse voorstelling in de vorm van een metronet. Tussen deze twee uitersten zitten de Egyptenaren, Grieken en Romeinen, Hebreeërs, hindoeïsme en boeddhisme, Kelten, islamieten, Sint-Brandaan en Tondalus, Jeruzalem, Dante, Luilekkerland, Renaissance, Reformatie en Contra-Reformatie, Barok, Swedenborg, Verlichting en Romantiek.
De volgorde is dus grotendeels chronologisch. Alleen het hemelse Jeruzalem komt laat aan de beurt, na de islam en na de eilanden van Sint-Brandaan.
Per cultuur of godsdienst krijgen we een beschrijving van het hiernamaals, de weg er naartoe, de zeeën, eilanden, rivieren en bergen die er zijn, de aard van de beloning of bestraffing. De 72 maagden, de beloning voor islamitische martelaars, blijken hier trossen witte druiven te zijn. Hopelijk wordt dit gelezen door al wie kandidaat is om zelfmoordterrorist te worden. Een constante is ook: hoe strenger het geloof, hoe gruwelijker de hel eruit ziet.
Behalve over het leven na de dood, vertellen de auteurs ook veel over elke samenleving: leidinggevende personen, administratie, schrift, beroepen, feesten en bouwwerken voor de goden, rechten en plichten, wisselwerking tussen culturen, overname van elkaars goden, literatuur en kunstwerken over onderwereld, hemel, hel.
Prachtige illustraties
Een gefundeerd oordeel vellen over dit boek is moeilijk. De auteurs bundelen heel wat kennis over beschavingen uit duizenden jaren. Dat is al een hele prestatie. Ze doen dat met illustraties uit diverse vormen van kunst: bouwkunst, beeldhouwkunst, schilderkunst.
Hier zitten prachtige reproducties bij, waar je echt van kunt genieten: de Oud-Egyptische onderwereld, waarin de rechtschapen overledenen hetzelfde deden als tijdens hun leven (p. 24-25); de 7 hemelen van de Isiam, uit een Perzisch manuscript van 1808 (p. 88); het lot der zondaars volgens Fra Angelico (1431, p. 114-115); een schilderij uit 1580, met een allegorische voorstelling van de brede weg naar de hel en de smalle naar de hemel (p. 168); het schilderij uit 1614, waarop calvinisten en katholieken proberen om zieltjes van elkaar te vissen (p. 171). En dan te bedenken dat een aantal van de mooiste prenten de ‘licentietoets’ niet heeft doorstaan.
Wie zich minder kan inleven in de verzonnen prenten, kan hier deugd aan beleven.
De vele fictieve delen, de tekeningen van het hiernamaals, van de bank van de hel etc. getuigen van een rijk verbeeldingsvermogen. De toponiemen die niet rechtstreeks uit de bronnen komen, zijn bedoeld als sfeerscheppers. Zo ligt het plaatsje Bijtgraag niet toevallig in de buurt van Cerberus.
Sommige delen van de wereld ontbreken
Dat zou nog meer het geval geweest zijn als heel de wereld aan bod had gekomen: de vele Indiaanse stammen uit Noord- en Zuid-Amerika, de Afrikaanse volkeren, enkele Aziatische en Oceanische komen niet voor in het boek, hoewel ook zij hun opvattingen hadden en hebben over het leven na de dood.
De index bestaat uit twee delen: plaatsen (p. 212-220) en personen (p. 221). Bij die plaatsnamen zitten ook personen zoals Caesar, Castro, Cato, die dan fungeren als plaatsnaam. En nogal wat plekken zoals Avalon, krijgen slechts één vermelding (p. 79), terwijl ze op nog minstens vier andere pagina’s voorkomen (p. 75, 76, 77, 103).
De Latijnse benamingen zullen menig classicus de wenkbrauwen doen fronsen: Terra Infinitum (98) in plaats van Infinita; Multum Bona Terre (p. 100) i.p.v. Optima Terra; Civitate (p. 121) i.p.v. Civitas; Thomas à Kempis (p. 163 en 221) i.p.v. a Kempis.
Ganzenlever heet in het Frans foie gras en niet fois gras (p. 147). De Chinese versie van Confucius is Kong Fuzi en niet Kung-Tse (p. 62). Kleine slordigheden die we maar in verband zullen brengen met de dichterlijke vrijheid van de schrijvers.
Kan je deskundig zijn over het hiernamaals?
Op de vormgeving valt niets aan te merken: stevige kaft, glad papier, mooie en kleurrijke kaarten, uitgebreide index. Een overzichtelijke bibliografie ontbreekt echter.
In het voorwoord staan wel enkele titels van boeken en zogenaamde ‘deskundigen’ die zich met het hiernamaals hebben beziggehouden (p. 7). Je kunt je afvragen hoe iemand op dat terrein deskundig kan worden of zijn.
Ik vraag me al lang en dikwijls af waar mijn overleden familieleden en vrienden zijn en in welke hoedanigheid, maar ik slaag er niet in me daar een concrete voorstelling van te maken.
Het boek is vlot geschreven, soms meer in spreektaal dan in schrijftaal. De prijs is niet hoog. De ‘kijklezer’ moet rekening houden met de relativeringen, de ironie en het enthousiasme van de samenstellers van dit beeldend overzicht.
Referentie :
Guido Derksen, Martin van Mousch, Jop Mijwaard, Geïllustreerde Atlas van het Hiernamaals. Uitgeverij Nieuw Amsterdam / WPG , Amsterdam / Antwerpen, 2010. 222 p. ; foto’s, kaarten, schema’s, index. ISBN 978 90 468 0902 0