De vroegere sterke man van Birma, Than Shwe, legde onlangs zijn functie van opperbevelhebber van het leger neer. Hij had bijna twintig jaar aan het hoofd gestaan van de militaire junta.
Analisten zeggen dat hij alleen maar naar de achterkamer is verhuisd. “De kans is groot dat hij nog altijd aan de touwtjes trekt achter het gordijn”, zegt de Birmaanse academicus Win Min, die nu in de VS woont.
“Als er iemand denkt dat deze nieuwe regering een stap in de richting van de democratie is, dan zit die er jammer genoeg naast”, zegt Maung Zarni, onderzoeker aan de London School of Economics.
Thein Sein
In het nieuwe bestuur speelt het parlement een ondergeschikte rol en de regering, onder aanvoering van de verkozen president Thein Sein, de leidende rol.
De nieuwe regering werd gevormd na de verkiezingen in november. Die werd met een ruime meerderheid gewonnen door de pro-juntapartij USDP. De meeste westerse landen en de prodemocratiebeweging van Nobelprijslaureate Aung San Suu Kyi noemden de verkiezingen frauduleus.
Er kwam een duidelijke generatiewissel. De nieuwe leiders zijn wel meestal militairen of voormalige soldaten, maar ze zijn jonger dan zestig en hebben een technocratische achtergrond. Zelfs de militaire officieren die politicus geworden zijn en nu in het parlement zitten, waar 25 procent van de zetels voor soldaten gereserveerd is, zien er anders uit.
De nieuwe legerchef is de 55-jarige generaal Min Aung Hlaing. Hij wil het blazoen van het leger oppoetsen, dat geschonden is door de repressie na de opstand in 1988 en de daaropvolgende 22 jaar van autoritair bewind.
Jia Qinglin
Er zijn wel tekenen dat Birma in de richting van een civiele samenleving evolueert. Bij een recent bezoek aan het land had de Chinese leider Jia Qinglin, de op drie na belangrijkste man in de Communistische Partij, bijvoorbeeld geen ontmoeting met Than Shwe. Jia werd ontvangen door Thura Shwe Mann, voorzitter van het Lagerhuis en ondervoorzitter van de USDP.
De huizen van voormalige topofficieren worden niet langer bewaakt door soldaten. Dat geldt ook voor Than Shwe en de voormalige nummer twee, Maung Aye, zeggen inwoners van hoofdstad Naypyidaw en Rangoon. De politie heeft daar de bewaking overgenomen, zoals in landen met een burgerdemocratie gebruikelijk is.
Maar analisten vinden de veranderingen veel te beperkt. Ze stellen dat de “gedisciplineerde democratie”, zoals de militairen het noemen, zelfs niet voldoet aan de minimumnormen van civiel-militair bestuur zoals we dat elders in Azië zien. Verandering is onmogelijk als de militaire mentaliteit aanwezig blijft in het nieuwe politieke systeem, zegt Maung Zarni van de London School of Economics.
Volgens Zarni zijn de nieuwe officieren klonen van de oude generatie. “Het officierenkorps is een aparte maatschappelijke klasse geworden, die zichzelf als de heersende klasse ziet, ze voelen dat ze voor altijd het recht hebben om te heersen.”
Analisten verwachten niet snel grote veranderingen. “De trein heeft het station verlaten, maar we weten niet waar hij naartoe rijdt of hoe lang de reis zal zijn”, zegt een Birmaanse academicus die anoniem wil blijven.