De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Hebben we na Pascal Smet een nieuwe Vlaamse onderwijsbellenblazer?

Hebben we na Pascal Smet een nieuwe Vlaamse onderwijsbellenblazer?

woensdag 3 juni 2015 15:01
Spread the love

Na het afscheid van Pascal Smet heerste er een tijdje stilte
in onderwijsland. Minister Crevits hield zich wat in de luwte en morrelde wat
in de marge. Toch zijn de initiatieven die zij neemt waardevol. Neem nu haar “Operatie
tarra” waarbij zij focusgroepen wil oprichten voor de vermindering van planlast
voor leerkrachten met mogelijkheid tot voorstellen uit het vakgebied. Leerkrachten
kunnen nu eens hun eigen ideeën voorleggen, hopelijk komen er ook concrete
plannen uit.[1] Maar misschien
moet zij wel nog wat werken aan haar PR?

Want niet minister Crevits kaapt de voorpagina’s, wel bellenblazer
Boeve. Na een inloopperiode van zo’n anderhalf jaar, lijkt de topman van het
VVKSO nu op volle snelheid te komen. Na het voorstel om alle leerkrachten 22 uur
les te laten geven i.p.v. 21 of 20 uur in de tweede en derde graadsecundair
onderwijs van twee weken geleden[2],
komt hij vandaag met een nieuw ballonnetje: “het katholiek onderwijs roept om
meer flexibiliteit,” kopt De Morgen.[3]
Boeve stelt voor om oudere leerkrachten minder les te laten geven en meer op te
laten draven als “coach” om de loopbaan “minder vlak” te maken. Blijkbaar
zonder door te hebben hoezeer zijn twee voorstellen elkaar tegenspreken en, nog
erger, hoe weinig draagvlak hiervoor is in het onderwijs.

Maar eerst even enkele observaties (uit eigen ervaring):

1.       Jonge
leerkrachten worden vaak van de ene tijdelijke opdracht naar de andere gestuurd.
Zij krijgen ’s morgens een telefoontje om te komen solliciteren en moeten de
volgende dag voor de klas. Vaak mogen ze van geluk spreken als ze een volledige
cursus krijgen en het vak moeten geven waarvoor ze echt gestudeerd hebben.

2.       Jonge
leerkrachten hebben recent hun lerarenopleiding afgerond en zouden op de hoogte
moeten zijn van de nieuwste pedagogische ideeën, terwijl oudere leerkrachten
dat vaak niet zijn.

3.       Oude
leerkrachten hebben zeer veel praktijkervaring en staan (in de meeste gevallen)
niet meer te springen om bijscholingen.

4.       Het
onderwijs is in sneltempo aan het vervrouwelijken.

5.       Leerlingen
hebben liever een leerkracht die zijn “eigen ding” doet, die bevlogen omgaat
met zijn leerstof en zijn leerlingen. Een leerkracht die buiten de lijntjes
durft te kleuren en niet bij elke les staat te stressen of hij/zij deze of gene
leerplandoelstelling voldoende heeft behandeld.

6.       Door
de opkomst van het internet en digitale schoolplatforms is de werkdruk voor
leerkrachten sterk verhoogd. Men moet op de hoogte zijn van alle problemen van
leerlingen en de drempel om via een bericht vragen te stellen werd alsmaar
kleiner.

7.       Leerplannen
van de laatste vijftig jaren werden steeds concreter ingevuld (en dus langer),
waardoor lesgeven meer en meer het afvinken van leerplandoelstellingen wordt.

8.       Scholen
zijn steeds meer hetzelfde geworden en hebben het vaak lastig om zich te
profileren.

Een reactie tegen de voorstellen van Lieven
Boeve

Uit
mijn eerste vaststellingen volgt dat Boeves voorstellen niet erg veelbelovend
zijn. Jonge leerkrachten moeten vaak krabben om rond te komen, of ze nu 20, 21
of 22 uren lesgeven. Ze worden vaak van de ene op de andere dag voor de klas
gegooid, zonder zich voldoende voor te kunnen bereiden. Zelfs voor jonge
leerkrachten die wel voldoende lang op voorhand weten welke lessen ze moeten
geven, is het vaak moeilijk om bij te blijven en de leerstof op een boeiende
manier te behandelen. Bovendien hebben jonge leerkrachten minder (hand)boeken
om leerstof en aanpak te vergelijken. Het laatste waar zij dan op zitten te
wachten, is een oude leerkracht die hen nog eens zit te controleren en het
allemaal beter weet (waarmee ik niet wil zeggen dat jonge leerkrachten niets
kunnen leren van oudere leerkrachten, maar deze “kruisbestuiving” gebeurt al
behoorlijk binnen vakgroepen!)

Daartegenover
staan de oudere leerkrachten die vaak hun lessen en voorbereidingen wel op orde
hebben. In de meeste gevallen – zo lijkt het mij althans – geven zij wel graag
les, maar hebben zij een hekel aan alles wat er bovenop is gekomen. Van alles
heeft men een schriftelijke neerslag nodig, van vak- en andere vergaderingen,
afspraken met leerlingen, aangeboden remedieringen, behandelde leerplandoelstellingen,
evenwichtige testen, … allemaal om te kunnen bewijzen dat men wel goed bezig
is. Men mag een leerling niet meer buizen omdat hij/zij een taak niet heeft
afgegeven of de achterkant van een test niet heeft gevonden: de leerkracht kan
dan immers niet bewijzen dat de leerling het niet kan. Het probleem is dat de
bewijslast vroeger andersom lag: men betaalde de leerkracht vroeger om te
bepalen of zijn/haar zoon het kon, nu moet de leraar kunnen bewijzen dat de
leerling in kwestie het niet kan.

Zitten
oudere leerkrachten te wachten om “coach” te spelen? Denkt u echt dat oudere leerkrachten
talrijke bijscholingen willen volgen om jonge snaken te begeleiden? Wie heeft
gekozen voor een job in het onderwijs, zeker ouderen, hebben zich al lang
neergelegd bij die “vlakke loopbaan”. Meestal is het enige wat oudere
leerkrachten nog graag doen, het lesgeven zelf. Daar gebeurt immers de magie,
daar heeft men “airtime”. Jonge leerkrachten begeleiden geeft bijlange niet zo’n
kick.

Waar
uw voorstel op neer komt, is eigenlijk uitgebluste oude leerkrachten een
uitboljob geven. Mensen die anders nog jaren op ziekenkas staan, nog actief te
houden. En zo zijn er inderdaad ook veel. Maar de vraag is of dat niet eerder
symptoombestreiding is, dan het échte probleem aan te pakken. In mijn ogen is
dit in ieder geval geen voorstel om een “steile” loopbaan in te voeren.

Vier voorstellen voor minister Crevits tegen planlast

Laat mij eerst dit zeggen,
niet alle zaken uit bovenstaande lijst zijn negatief. Vooral punt 6, de betere
opvolging van leerlingen via digitale kanalen, is een positieve evolutie,
volgens mij. Bovendien geeft het leerlingen een gemakkelijk kanaal om
persoonlijke problemen te bespreken en bereid het hen voor op de digitale
(bedrijfs)wereld die ze na hun schoolcarrière zullen betreden. Bovendien geeft
het ook leerkrachten de kans om kort op de bal te spelen, extra’s aan te bieden
en hun eigen stempel te drukken. De digitale druk neemt overigens overal toe,
wat er op wijst dat het vooral positieve kanten heeft. Het wordt pas gevaarlijk
als leerkrachten met niets anders meer bezig zijn en er absurde verwachtingen
gesteld worden (bv. op de hoogte zijn van berichten verzonden na een bepaald
tijdstip, etc.)

Een negatieve evolutie i.v.m.
de planlast (een ander woord voor werkdruk?) zijn de steeds langer wordende
leerplannen. Bovendien neemt het veel van de vrijheden en verantwoordelijkheden
van de leerkracht weg. Daar waar de leerlingen vooral een eigenzinnige,
inspirerende leerkracht willen, krijgen zij iemand die aan handen en voeten gebonden
is aan de te bereiken doelstellingen en competenties. In veel gevallen heeft de
groei van het leerplan zelfs nauwelijks gezorgd voor het verbeteren of
veranderen van de leerstof, maar is het louter een afvinklijst geworden.

Ten tweede hebben alle
scholen prachtige eigen cursussen, eigen toplessen, eigen toetsen en eigen
examens. Maar vaak hergebruiken leerkrachten van dezelfde school jaar na jaar
hetzelfde examen, aangezien dit een veeleisend werk is. Ideaal zou zijn dat al
het prachtig werk, verspreid over Vlaanderen, zijn weg zou vinden naar één of
andere digitale databank. Daar waar men op veel scholen vaak met bloedarmoede
zit in vakgroepen (veel onervaren leerkrachten, geen parallelcollega’s, …),
zou dit een grote hulp kunnen zijn. Dit gigantische forum of databank zou een
kruisbestuiving in Vlaanderen erg bevorderen en het werk niet alleen verlichten,
maar eveneens kwalitatief verbeteren.

Ten derde, is het inderdaad
een goed idee om de uren die leerkrachten werken te nivelleren, maar dan naar
beneden. Laat alle leerkrachten twintig uur in plaats van tweeëntwintig uur
werken. Dit gaat ten voordele van de professionalisering van de leerkrachten en
de begeleiding van de leerlingen. Een andere mogelijkheid is om de klasgroepen
te verkleinen om beter in te kunnen spelen op de individuele leerlingen. Dit is
bovendien de eenvoudigste mogelijkheid tot differentiatie binnen het onderwijs,
het toverwoord van de laatste jaren. Dit is natuurlijk vloeken in tijden van
besparingen, maar wil men een onderwijs dat wereldwijd aan de top staat, dan
zal er geïnvesteerd moeten worden.

Bovendien kunnen scholen zelf
ook veel doen aan het verminderen van de werkdruk. Als een werkweek van een
leerkracht maar 22 uur duurt, kan het nog zijn dat men daarbij nog eens 6 “springuren”
heeft. Uren waarin men wat zit te wachten en te palaveren in de leraarskamer en
hopelijk nog een beetje werk verricht krijgt. Door te schuiven met de
dagroosters, kan men leerkrachten vaak veel beter aansluitende uurroosters
bezorgen. Dan kan het bijvoorbeeld zijn dat leerlingen pas een tweede uur
beginnen en tot een achtste uur blijven. Dit gebeurt reeds op veel scholen,
maar lang niet overal. Bovendien zijn veel scholen nogal kwistig met
toezichten, bewakingen, vergaderingen, werkgroepen, enz. Door goede en
efficiëntere regelingen, valt ook hier heel wat “winst” te rapen.

Maar als men de uitval van
jonge leerkrachten wilt vermijden, moet men niet alleen iets doen aan de
planlast. Het systeem van benoemingen zorgt er voor dat jonge leerkrachten (waar
vaak erg veel van gevraagd wordt) op hun laatste tandvlees zitten en dat oude
leerkrachten op hun lauweren kunnen rusten. Natuurlijk hebben ook oudere
leerkrachten ooit het systeem doorlopen en hebben zij recht op enige zekerheid.
Maar het systeem is zo onflexibel dat sommigen er van profiteren en velen met hun
hoofd tegen een muur botsen. Vooral dat laatste is vaak erg pijnlijk, te meer
omdat afgedankt worden vaak niet gebaseerd is op gebrekkige kwaliteiten, maar
op plaatsgebrek of het gebrek aan de nodige kennissen. Zolang er niets gebeurt
aan het huidige benoemingensysteem, krijg je geen flexibiliteit in het
onderwijs en weer je elke prikkel voor competiviteit. Want het Vlaams onderwijs
roept inderdaad om meer flexibiliteit, maar niet zoals Boeve die ziet.

[1] http://www.onderwijs.vlaanderen.be/operatie-tarra

[2] http://www.demorgen.be/plus/-geef-leerkrachten-hoger-middelbaar-meer-uren-a-1432078516412/

[3] http://www.demorgen.be/binnenland/katholiek-onderwijs-roept-om-meer-flexibiliteit-a2346621/

take down
the paywall
steun ons nu!