Gisteren toevallig een kwartiertje meegepikt van ‘De Baard van Bartel’, Bartel Van Riets reisprogramma over zeven natuurwonderen in de wereld die de man in zijn leven per sé wou bezocht hebben, en waarmee hij ineens ook een statement wil maken over de klimaatopwarming.
Gisteren was de Grand Canyon aan de beurt. Fraaie plaatjes uiteraard. Eén quote bleef echter hangen bij mij: een oude man had het over het watergebrek dat almaar meer een probleem vormde in de staat waarin hij woonde. Toen de interviewer doorvroeg of hij ook zijn slaap daarvoor liet, monkelde de grijsaard even zoals alleen oudere mensen dat kunnen, en zei daarna dat dit vooral een probleem zou zijn voor zijn kleinkinderen, niet meer voor hemzelf. Daar heeft hij uiteraard gelijk in, en je kunt het oude mensen ook niet echt kwalijk nemen dat velen onder hen iets hebben van ‘het zal mijn tijd nog wel meegaan’. Als je oud bent, heb je per definitie al genoeg uitdagingen en crisissen in je leven meegemaakt. Nu is het aan de volgende generatie, zoiets.
Maar de democratische consequenties van één en ander dringen zich ook almaar duidelijker op. In het licht van de enorme ecologische uitdagingen deze eeuw en de noodzaak om ons economisch systeem op korte termijn drastisch heruit te vinden, was het belang van intergenerationele solidariteit allicht nooit groter dan nu. En net nu slaat de vergrijzing overal ter wereld toe, zij het in het Westen voorlopig iets meer dan in het Zuiden. Het electorale evenwicht tussen generaties is dus een beetje zoek, zeker in het Westen, en zeker als we ook stilstaan bij de generaties die na ons komen.
Het is een onkies onderwerp, en geen politicus gaat dit graag aansnijden, maar eigenlijk kunnen we er niet langer om heen. Hoe zorg je ervoor dat de jonge generaties (én de generaties die na ons komen) meer impact hebben bij verkiezingen nu – zodat de lange termijn-dimensie wat meer aan bod kan komen. Een soort kiesplicht-en gewicht dus op basis van de gemiddelde levensverwachting die je nog rest, moet misschien toch eens overwogen worden. Bv. voor een soort Wereldraad die zich zou moeten buigen over de lange termijn van de planeet en duurzame ontwikkeling. Maar bij gebrek daaraan, kun je voorlopig niet anders dan dergelijk systeem ook te overwegen op andere beleidsniveaus – nationaal en Europees, bijvoorbeeld. Maar ook bv. in Bretton Woods wereldinstellingen zoals IMF en de Wereldbank en nieuwe global governance mechanismen zoals de G20. Ook op de vele internationale fora zoals we er net eentje achter de rug hebben, in Warschau. Met een disproportionele stem voor jongeren in de delegaties van alle landen aanwezig, kreeg je daar allicht iets meer ‘sense of urgency’.
Zoals ik al zei, dit is een heikele kwestie, zeker omdat er ook enige waarheid zit in de stelling dat oudere generaties vaak over meer wijsheid bezitten dan jongere. Maar oudere mensen hebben ook vaker het gevoel dat er toch niks aan de wereld te veranderen is, “zo zit de wereld nu eenmaal in elkaar”, en velen onder hen is enig cynisme niet vreemd. Dat neem ik hen niet kwalijk, want wie de actualiteit echt volgt, decennialang, moet bijna permanent vechten tegen een gevoel van opkomend cynisme. Dat is een dagelijks gevecht, helaas, en nu spreek ik uit ervaring. Maar met cynisme kun je de wereld niet veranderen.
Met dergelijke electorale “weging” zou je ineens ook de klachten van de jonge generatie au sérieux nemen dat politiek hen weinig of niks (meer) zegt “omdat ze er toch niks kunnen aan veranderen”, omdat het allemaal boven hun hoofden plaatsgrijpt en in vaak wollig jargon. Weinig jongeren krijgen het bv. warm van jargon over confederalisme of, omgekeerd, over een concept als de federale kieskring. Als de stem van jongere generaties daarentegen ‘gewogen’ wordt, net als die van mensen van de middelbare leeftijd en van de oudere generatie, krijg je ineens een andere dynamiek, en moeten politici ook een ander discours (én jargon) gaan hanteren.
Zou niet alleen op ecologisch gebied zaken in gang kunnen zetten, ook sociaal-economisch. Een bijkomende complicatie vormen uiteraard de kinderen die mensen hebben. Enerzijds zou je denken dat ouders of eenoudergezinnen net iets meer aan de lange termijn gaan denken dan mensen die zonder kinderen door het leven gaan, anderzijds hebben veel ouders net een grotere ecologische footprint dan koppels en singles zonder kroost, omdàt ze kinderen hebben met een westerse levensstijl. Maar nu zijn we bezig zoals Rik Torfs in betere dagen.
Politiek dynamiet dus. Naast mensen met en zonder kinderen, riskeer je immers om ook de verschillende generaties tegen elkaar op te zetten, iets wat ik allerminst beoog, zeker nu oudere mensen zich sowieso al geviseerd voelen en de indruk hebben in toenemende mate als een ‘last’ ervaren te worden door de samenleving.
Maar ik vrees dat de oefening zich opdringt.