Die wederkerigheid steunt echter op een even grote historische mythe als het ideaal van de Vlaamse samenhorigheid. In plaats van de romantiek van de volksgemeenschap, regeert hier de illusie van het sociaal contract. Misschien moeten socialisten opnieuw leren, zoals de N-VA veel beter heeft begrepen, dat er geen solidariteit kan bestaan zonder conflict.
Wederkerigheid of egoïsme
Wat is die wederkerigheid, zoals de Vlaamse socialisten zich haar voorstellen? Zij wordt steeds opnieuw gepresenteerd als de uitkomst van een vrijwillige overeenkomst. Jongeren en ouderen, werkenden en niet-werkenden, gezonden en zieken, zo luidt de gangbare visie, hebben uit welbegrepen eigenbelang gekozen voor een systeem van wederkerigheid, in plaats van voor (groeps)egoïsme.
Maar omdat in een complexer wordende samenleving het ’empathische moment’ van dat contract onvermijdelijk uit beeld verdwijnt, brokkelt ook het draagvlak af. Kunnen gever en ontvanger opnieuw dichter bij elkaar worden gebracht door een ‘warmere’ vorm van solidariteit, die de verzakelijking doorbreekt?
Helaas is dat niet de juiste vraag. De metafoor van de wederkerigheid is immers zelf schatplichtig aan het Belgische pacificatiemodel. Ze kreeg haar duidelijkste uitdrukking in het Sociaal Pact van 1944, dat een eindeloze uitruil van belangen in gang zette.
Het vertrekpunt hierbij was de wederzijdse erkenning van het recht op eigendom (door de vakorganisaties) en het recht op vrije vakbondsorganisatie (door de patroons). Op die manier hielp de taal van het Pact om belangenconflicten, die eigenlijk onoverbrugbaar bleven, toch in te kapselen en onzichtbaar te maken. En net daarom helpt die retoriek ons niet om de huidige crisis van de solidariteit te analyseren.
Het wederkerigheidsbegrip was immers nooit ‘de’ uitdrukking van ‘de’ solidariteit, maar slechts een politiek antwoord op heel andere, ontwrichtende vormen van groeps- en klassensolidariteit. Het ging om particuliere, sterk antagonistische belangen zoals die zich sinds de negentiende eeuw hadden georganiseerd, in de industriële salons zowel als in de stakerslokalen.
“Het wederkerigheidsbegrip was immers nooit ‘de’ uitdrukking van ‘de’ solidariteit, maar slechts een politiek antwoord op heel andere, ontwrichtende vormen van groeps- en klassensolidariteit”
Deze botsende belangen sloten helemaal geen contract, maar werden van bovenaf gereguleerd, binnen het kader van een (neo-corporatistisch) Sociaal Overleg.
Socialisten, maar ook christendemocraten, gaven in dat proces de toon aan. Onder de oppervlakte van de regulering bleef de sociale brand echter smeulen. Op de sociale uitbarstingen van 1886 en 1936, volgden de chaotische botsingen van 1960-61, de vroege jaren 1970, maar ook nog daarna.
De solidariteit van de arbeid leek in dat opzicht verrassend goed op die andere, even koppige, communautaire vormen van groepssolidariteit, die in België al evenmin onder controle konden worden gebracht. In de discussies over de nieuwe herverdelingsvraagstukken die de globalisering met zich meebracht, drong de civiel- en etnisch-nationalistische gemeenschap zich, vooral in Vlaanderen, op als natuurlijk referentiepunt.
Is het verstandig om deze communautaire groepssolidariteit te pareren met een pleidooi voor abstracte wederkerigheid? Misschien is het probleem helemaal niet dat we de wederkerigheid niet meer begrijpen, maar dat de politieke linkerzijde geen taal meer heeft om echt botsende belangen (vooral sociaal en economisch) tot uitdrukking te brengen.
“Misschien is het probleem dat de politieke linkerzijde geen taal meer heeft om echt botsende belangen tot uitdrukking te brengen”
De N-VA leert haar tegenstanders dat een solidariteit zonder natuurlijk doelpubliek en zonder natuurlijke tegenstander, uiteindelijk een holle slogan wordt. Zonder conflict is er, verrassend genoeg, geen politieke gemeenschap denkbaar.
Die les zou de politieke linkerzijde in dit land best in gedachten houden, wanneer zij hààr solidariteitsbegrip opnieuw tastbaar wil maken tegen de achtergrond van een onopgeloste financiële crisis.
Nu de rekening van die crisis de burger wordt aangeboden, dreigt de retoriek van de wederkerigheid al snel om te slaan in ongeloofwaardig jezuïtisme.
Evert Peeters
Evert Peeters is postdoctoraal onderzoeker aan het departement Geschiedenis van de KU Leuven. Hij doet er onderzoek naar (de geschiedenis van) arbeidswetenschap en kantoorarbeid.