Mijn moedertaal is maffioos. Ze speelt aldoor Russische roulette
met teruggenomen woorden.
Een kans op zes
dat wat ik ongezouten, messcherp zeg
mij daarna zelf doorboort, mijn hersens eventjes herleidt
tot gortepap vol klonters onrust.
Ach, eens gezegd blijft toch
gezegd. Je kunt de pitbulls terugroepen maar niet
de beten door hen
veroorzaakt.
Zij is mijn gangstermatrone, mijn Nederlands, la mia mamma Camora
die omerta eist over haar
vernietigingsvermogen (alleen dit vers is
al verraad). Zij kan eenieder doen verdwijnen
in een genoeg herhaald, als in een eindeloos opgerold tapijt
‘mooier dan jij toch’, ‘kansarm’ of ‘laagopgeleid’, illegaal-
marginaal’. Moesten wij maar sterker zijn? Of om haar genade vragen
door haar ‘zegelring’ tekussen
in haar laatste deel van 80 grams crèmekleurig
papier? Probeer het maar eens zonder ook
‘zegelrecht’, ‘zegelstaart’, ‘zegellood’, ‘zegelpers’
aan je lippen.
(c) Ruth Lasters