Waar het aan gelegen is, zou ik met mijn gebrekkig menselijk denkvermogen eigenlijk niet weten. Ik stel vast dat zo’n duaal denken de menselijke manier bij uitstek is om alles en nog wat te benaderen. Misschien is dit denkpatroon een vertaling van onze lichamelijke aard, van het feit dat ons gezicht en ons lichaam uit twee helften is opgebouwd? Een linker en een rechter hand, een linker en een rechter neusgat en belet dit gegeven ons om de veelheid als een veelheid te zien? Want is er niet de ziel en het lichaam, dan is er plus en min, onder en boven, winnaar en verliezer, begin en einde, links en rechts. Als we de nuance willen uitdrukken, dan noemen we het de grijze zone, dat wil zeggen iets op het continuüm tussen … wit en zwart. Of je nu in de filosofie afdaalt, in de muziek, de economie of in de wetenschap, het spook van het duale denken doemt overal op.
Als het gaat om maatschappijvisie, om de voorstelling van hoe onze samenleving gestructureerd is of om het formuleren van de eigenschappen van de ideale wereld waarin we willen leven, dan spreken we graag over conservatieven en progressieven. Misschien hanteren we Rutger Bregmans tweedeling tussen een positief en een negatief mensbeeld nog het best om te definiëren wat dan juist conservatief of progressief wil zeggen.
In de korpsen waar ik mijn leven heb doorgebracht, was er ook zo iets als duaal denken. Ik heb het leger, de politie en de gevangenis gekend. Telkens ervoer ik er na enige tijd de spanning tussen ‘softies’ en ‘hardliners’. Het kostte me altijd tijd om uit te maken wat de eigenschappen waren van de enen en van de anderen.
Wat wel snel duidelijk was, was dat ik vlug in één van de twee kampen werd geduwd. Als universitair kwam ik in de drie korpsen direct, dat wil zeggen nog voor ik mijn mond geopend had, terecht bij de softies. Blijkbaar is ‘intellectueel’ of gediplomeerd zijn daarvoor genoeg. De intellectuele soldaat, agent of cipier wordt dadelijk verdacht mee te denken met de bazen. Hij klimt gemakkelijker in de hiërarchie en nog voor hij in die leidinggevende positie terecht komt, wordt hij door hem zo te benaderen, ook in die richting geduwd. Hij wordt niet opgenomen in de grote groep en krijgt dan ook weinig te horen van wat daar gezegd wordt. Hij moet wachten op het eerstvolgende personeelsfeest, waar de drank de Omerta wegspoelt. Dan, aan de toog krijgt hij pas ook racistische praat te horen, en klinkt de luide roep om kordater en hardhandiger te mogen optreden. Daar leert hij de zovele knepen om die knellende deontologie en proceshandelingen in het geniep te omzeilen en om te buigen in een legaal ogend verslag. Tegen de bazen zijn, komt meestal daarop neer: zij, met hun mooie principes weten niet hoe het er te velde aan toe gaat en daar dien je op straat een mouw aan te passen.
Het is een dynamiek eigen aan alle ge-uniformeerde korpsen, ervoer ik. De werkelijkheid die daar achter ligt, is natuurlijk veel complexer. Persoonlijk kende ik bijvoorbeeld (zelfs als ‘universitair’) dat radicale denken maar al te goed. Ik was er thuis in groot gebracht en koesterde sympathieën in die zin. Ik reed als tiener met een wapperend leeuwenvlagje aan het stuur van mijn fiets, om maar iets te zeggen. En ja, met veel empathie voor wie minder presteerde ging dat niet gepaard. Die probeerden niet hard genoeg hun best te doen en zette ik vlug weg als profiteurs waarmee het systeem veel te veel compassie had.
Toen ik verliefd werd op een Franstalig meisje duurde het jaren om de werkelijkheid van de andere kant te leren kennen. Ik kreeg tijdens mijn huwelijk die kans, en nog later ontdekte ik in de gevangenis dat mislukken, de foute kant kiezen, minder presteren en nog meer van dat kwalijk gedrag, een serieus structureel maatschappelijk kantje heeft. Veel tijd om dat zelf te ontdekken kreeg ik niet. Daarvoor al duwden mijn ‘collega’s’ mij dus, als universitair, van zich af in de richting van die ‘andere kant’, die het bredere plaatje probeerde te zien en die dus niet kon en nooit zou kunnen begrijpen hoe het er echt aan toe ging.
Het is niet alles. Het ressentiment van de gewone ‘flik, boefer of cipier’ ten aanzien van die intellectuele officieren is niet onschuldig. Het verbergt ook het verlangen dat er ooit een leider uit één van hen zou opstaan. Eén die misschien wel een diploma haalde of een examen passeerde, maar in zijn ziel één van hen bleef. Die zou dan hun verlangen en hun visie kunnen waarmaken en het korps ‘sterk maken’. Dat wil zeggen: hard optreden tegen moeilijke gedetineerden, kuis houden in moeilijke buurten, meer schietoefeningen en interventietechnieken, toegang tot zwaardere wapens, meer discipline, strakkere regelgeving, minder papierwerk, meer op straat, gedetineerden meer in hun cel, enzovoort.
U ziet het. Ik verval in duaal denken. Softies en hardliners. Het is een ware ramp. Ik zie ook niet direct een remedie. Het lijkt wel een noodlot. Het beste wat ons overkwam om die polarisatie te overstijgen was de scheiding der machten of de rechtsstaat. Maar laat die twee dingen in ons tijdsgewricht net de grootste frustratie uitmaken van de massa. De massa, de niet bestaande eenheid van denken, die uit het niets kan opdoemen en in een roes alle fragiele evenwichten omver kan blazen, aangewakkerd door de haat die zich op een bepaalde groep heeft gefocust, onafgezien van de onderlinge menselijke solidariteit die tijdens die storm zeer zeker ook zal beoefend worden – zoals Rutger ons leerde.
Ben ik een doemdenker als ik in onze dagen zo’n wind voel opsteken ?
Ik zou me kunnen recht houden aan de wetenschap dat de chaos en de wreedheden die op zo’n storm volgen, in het verleden steeds de weg effenden naar nieuwe structuren met nieuwe ingebouwde nuances, als nieuwe kinderen van het vorige debacle. Is het de methode van onze menselijke soort om schoksgewijs telkens naar een hoger niveau van beschaving te klimmen? Of is ook dat weer een te lineaire, een te duale gedachte?
Want die telkens ‘hogere beschavingen’ hebben in elk geval één zeer zichtbaar gevolg: we grijpen met zijn allen zo drastisch en steeds sneller in op onze natuurlijke omgeving dat die zich klaar maakt om terug te slaan.
Misschien is het hoog tijd om meer te doen dan de dingen gewoon tegenover elkaar te plaatsen en om de werkelijkheid te zien zoals hij eigenlijk altijd geweest is: cyclisch, veel kantig en heerlijk complex? Ook in die korpsen is er bij vele gewone agenten nood aan begrip en ondersteuning. Ook zij gaan door het leven met vallen en opstaan, zijn ouders met een gehandicapt kind of zitten verstrikt in een vreselijke echtscheiding. Noem maar op. In mijn ervaring loont het om hen als mens te zien en elkaar te helpen opvangen in plaats van hen ofwel te disciplineren, te negeren ofwel in te gaan op de druk die ze als groep uitoefenen om hen te ‘versterken’.