Theo is niet kwaad. Alle politici zijn bang. Behalve die van N-VA. Politieke partijen hebben geen verhaal meer. Behalve N-VA. Maar wat is dat verhaal dan wel van N-VA en is dat geheel gespeend van angst? Ik denk het niet.
De zoekopdracht ‘angst AND n-va’ levert bij Google ongeveer 584.000 resultaten op. Enkele daarvan zijn de volgende: “Angst voor N-VA regeert”, “Tegenstanders gebruiken ‘strategie van de angst’ tegen N-VA”, “Machtspartijen vormen grote brij uit pure angst voor N-VA”, “Alles is te herleiden tot angst voor de N-VA en 14 oktober”. Het laatste exemplaar staat op naam van Theo Francken. Francken, N-VA-kamerlid, stelt vast dat politici van andere partijen allen met de daver op het lijf lopen ten gevolge van het bestaan van N-VA. In zijn column voor P-magazine schrijft Francken dat “inzake asiel en migratie onze [die van N-VA] realisaties zelfs niet meer op één klam angstzweethandje te tellen zijn”. Op de vraag van een journalist van De Standaard of Francken een beetje kwaad is antwoordt hij dat dat oprecht niet het geval is. Ik neig hem te geloven.
Immers, waarom zou de man kwaad zijn? De vele perscommuniqués van N-VA waarvan de angst de centrale spil is, zijn bewust door hen zelf gekozen. N-VA heeft met andere woorden belang bij een cultus van angst over hun bestaan. Niet zozeer de vermeende en ondertussen vaak over de lippen gegane ‘Calimero-strategie’ bepaalt de beweegredenen van N-VA, als wel een cultivering van angst voor de partij. Als we aannemen dat N-VA politiek garen spint bij een cultivering van angst, zouden we ons echter kunnen afvragen waarom dat zo is. Misschien past die politiek van de angst in hun strategie om zich te profileren als die ene partij die het heft wél in eigen handen durft te nemen? Misschien stut het hun profilering als zijnde de ene partij die niet báng is voor verandering, maar veeleer gelooft in de ‘kracht van verandering’? Zo doende tonen ze zich als dappere, verantwoordelijke, do-what-has-to-be-done-partij die aldus in schril contrast staat met de zogenaamde traditionele partijen die onder impuls van angst de Vlaamse zaak verloochenen. Door zich te beroepen op de electorale macht die ze vooralsnog genieten, kunnen zij zonder zelf verregaande beleidsbeslissingen te nemen, zich wentelen in de perceptie als ‘verantwoordelijke’ partij. Jean-François Lyotard leerde ons namelijk dat de postmoderniteit de aankondiging betekent van een legitimatie op basis van performativiteit. Waarheid wordt aldus een puppet on a string van de macht. Wanneer ons voortdurend gecommuniceerd wordt dat we bang moeten zijn, zullen we het inderdaad wel worden. Deze ideologie die ons diets maakt dat angst onze culturele habitat geworden is, maakt ons mak, meegaand en conformistisch en doet de open samenleving geweld aan.
Echter, die oppervlakkige analyse van ‘de strategie van de angst’ van N-VA – die Siegfried Bracke nochtans andere partijen verwijt – kent mijns inziens een diepere grond. De strategie van N-VA onthult bij nader inzien namelijk ook een existentialistische angst voor de ander. N-VA mag dan wel zelf voortdurend andere partijen verwijten dat ze geen ‘verhaal’ meer hebben, over het verhaal waarmee N-VA zich profileert valt ook het één en ander te zeggen. Want wat is dat verhaal van N-VA eigenlijk? – het is de verdediging van de Vlaamse zaak. En wat is die Vlaamse zaak dan in feite? – het is de ijver naar een ‘rechtvaardige’ situatie voor de Vlaming. En wie of wat is die Vlaming, hoe ziet die Vlaamse identiteit er uit?
Die Vlaamse identiteit is gebaseerd op een Vlaams-nationalistische trots. Nu komt het me voor dat een dergelijke trots veel moeilijker dan een individuele identiteitsaanspraak kan berusten op persoonlijke merites. Schopenhauer verwoordde het hard dat de nationale trots de goedkoopste soort van trots is, aangezien hij in diegene die ermee behept is het gebrek verraadt aan individuele eigenschappen waarop hij trots zou kunnen zijn. Dat zijn bijzonder scherpe woorden, die ik hier geenszins citeer als absolute waarheid – ik meen niet dat mensen die trots zijn op een streek waar ze wonen en met die ‘volksgeest’ een band menen te hebben allen aan een identiteitsstoornis lijden. Al meen ik wel dat de woorden van Schopenhauer een zekere grond van waarheid bevatten. De aanspraak op de Vlaamse identiteit lijkt immers ogenschijnlijk minder gebaseerd op wat de ene Vlaming deelt met de andere Vlaming, als wel op wat de Vlaming onderscheidt van de ander. Het dreigt een identificatie te worden op basis van distantiëring. Het is Vlaming worden door afstand te nemen van wie of wat zich niet-Vlaams noemt. Kort gezegd: het is het ‘niet zijn zoals’. Vlaming zijn dreigt uitsluitend gebaseerd te zijn op niet-Waals, of niet-Hollands of niet-Duits, of niet-de Ander te zijn. Door zich af te zetten van de ander wordt men wie men zo graag zou willen zijn.
Als we dat consequent doordenken betekent dit dat die identiteitsaanspraak gebaseerd is op angst – of met een typisch lacaniaanse overdrijving: op haat. Het is de angst om niet te zijn zoals de andere. Enkel die impuls van angst brengt de zoekende zo tot de illusie van een scheppende identiteit. Wie zijn we eigenlijk? – dat weten we vaak enkel in referentie of distantiëring ten opzichte van de ander. En, laat me hier even meegaan in de welwillendheid van N-VA om de ‘Waalse cultuur’ als onderscheidend van de ‘Vlaamse cultuur’ voor te dragen. Dat contact met een andere cultuur zou iets teweeg brengen in de zoekende mens: “Dat het contact met een andere cultuur desoriënterend en beangstigend kan zijn, heeft te maken met het dubbele effect van de ander: dat hij ons vraagt onze eigen wortels ‘op ons te nemen’, waarbij we ervaren dat die wortels ons deels ontsnappen en dat zijn wortels (deels) aan ons begrip ontsnappen.”
Mooi zo. Zo zie je maar dat er geen enkele reden is waarom Theo Francken boos zou zijn. N-VA kan immers niet zonder angst. Ze creëren een artificiële angst rond hun partijbeeld om zo hun eigen angst te maskeren voor de Ander en zijn cultuur. Ze verwijten andere partijen geen verhaal te hebben om zo de negativiteit en de distantiëring in hun eigen verhaal te maskeren. Nochtans, met de woorden van Theo Francken, “angst is een slechte raadgever”. De Franse humanist Tzvetan Todorov erkent dat ook, maar voegt daar aan toe dat we “bang [moeten] zijn voor diegenen die in angst leven.” En laat ons daar N-VA bijrekenen: Het is de paradox van de angstige man die zelf angst cultiveert.