De hoogste parketmagistraat van Oost- en West- Vlaanderen stelde meteen een grondige herziening van het strafproces voor, en pleitte ondermeer voor de afschaffing van de onderzoeksrechters, wat hem nogal wat weerwerk opleverde. “Magistratuur & Maatschappij” pikte daarop in en bracht enkele protagonisten van de deze discussie samen voor een debat in het Gentse provinciehuis.
“Magistratuur & Maatschappij” heeft duidelijk opnieuw de wind in de zeilen. Nadat deze vereniging van maatschappijkritische magistraten recent uitpakte met een opgemerkt memorandum, slaagde zij er gisteren in om een kleine tweehonderd deelnemers – meestal advocaten en magistraten – bijeen te brengen voor een debat over de hervorming van het strafprocesrecht.
Minnelijke schikking
In zijn inleiding gaf moderator Filiep Deruyck, professor strafprocesrecht aan de VUB, toelichting bij het wetsontwerp over de minnelijke schikking dat op dit ogenblik besproken wordt in de Senaat. De opeenvolgende amendementen bij dit ontwerp strekken er alle toe deze minnelijke schikking ook mogelijk te maken voor grote fraudezaken, en daardoor het strafproces zelfs aan de rechter ten gronde te onttrekken.
Men argumenteert daarbij dat men door deze minnelijke schikking fraudeurs toch kan doen betalen zonder het risico op verjaring te lopen, maar tezelfdertijd is het opvallend dat advocaten uit grote kantoren die gespecialiseerd zijn in de verdediging van witteboordcriminelen, de drijvende kracht achter deze hervorming zijn.
Onderzoeksrechter of rechter van het onderzoek?
Procureur-generaal Schins zei bezorgd te zijn over het feit dat het strafproces verstrikt dreigt te raken in zijn eigen regels. Er dreigt een nieuwe klassenjustitie te ontstaan: De kleine garnaal die zijn weg niet kent in het doolhof van het strafproces heeft weinig of geen verweer. Diegenen die over de kennis beschikken om alle verweermiddelen te gebruiken , – lees: de advocaten kunnen betalen die allerlei procedures weten uit te buiten -, kunnen aan bestraffing ontsnappen.
Tegelijkertijd dient voor Schins de onderzoeksrechter het te ontgelden: deze rechter staat te dicht bij het onderzoek om onpartijdig te kunnen oordelen over zijn eigen resultaten, en dwarsboomt al te vaak het crimineel beleid van het Openbaar Ministerie met eigengereide initiatieven.
Voor Schins is het beter de leiding van het strafonderzoek volledig bij het Parket te laten, en de onderzoeksrechter te vervangen door een “juge des libertés” aan wie het Parket toelating moet vragen om dwangmaatregelen te nemen: vrijheidsberoving, huiszoeking, telefoontap en dergelijke. De rol van de advocatuur zou daarbij belangrijker worden, in overeenstemming met de eisen die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens meer en meer stelt aan de lidstaten.
Onderzoeksrechter Karel Van Cauwenberghe is het niet eens met de tegenstelling tussen onderzoeksrechter en Parket die in deze visie gehanteerd wordt: beiden dienen het belang van de maatschappij, doch elk vanuit hun eigen invalshoek.
Het Openbaar Ministerie is zelf partij in het onderzoek, en het is weinig correct dat het Parket al zijn pijlen afschiet op de figuur van de onderzoeksrechter, maar de hand niet in eigen boezem steekt. De onderzoeksrechter is zelf niet partijdig, maar is in de eerste plaats een rechter, die oordeelt over het wettelijk verloop van de procedure.
Overigens zijn de beslissingen die de onderzoeksrechter dient te nemen over dwangmiddelen en de vrijheid van de betrokkenen, dermate ingrijpend dat hij een overzicht dient te hebben over het gehele onderzoek en de gevolgde strategie, die hij mee moet helpen bepalen.
Wil het Parket een machtsgreep?
Advocaat Filip Van Hende legde de vinger op de wonde: het Openbaar Ministerie treedt op als partij in een strafzaak, en wil meer en meer naar een accusatoir systeem gaan, waar zoals in de Angelsaksische landen de onderzoekers zich toeleggen op het bewijs van schuld, terwijl de verdachte zijn eigen onschuld dient te bewijzen.
Voor sommigen aan de balie is het een droom om een eigen recherchebureau te kunnen oprichten, maar de kleine man kan zich de bijstand van een dergelijk advocatenkantoor niet veroorloven. Meester Van Hende vreest dat de Procureur-generaal de ene vorm van klassenjustitie wil vervangen door een andere vorm van klassenjustitie.
Hij vat de stelling van de Procureur-generaal samen in een boutade: “de onderzoeksrechter heeft teveel macht, geef die macht aan het Parket.” Van Hende stelt vast dat de minnelijke schikking nu ingevoerd wordt zonder publiek debat, ook niet over het nut van de straf, en hij meent dat er eerst en vooral een discussie moet komen over het maatschappelijk doel van het strafrecht en het strafbeleid.
Tijdens de discussie met de zaal die daarop volgde, herhaalde Procureur-generaal Schins meermaals dat het Parket niet zomaar een procespartij als een andere is, maar het algemeen belang verdedigt en ook nu reeds de overgrote meerderheid van de strafzaken zelfstandig afhandelt of voor de bodemrechter brengt, zonder tussenkomst van de onderzoeksrechter.
Hij werd vanuit de zaal enthousiast bijgetreden door een Gents Parketmagistraat die onomwonden pleitte voor de afschaffing van de onderzoeksrechters.
Raadsheer Alain Bloch van het hof van Cassatie stelde dat als het Parket de invoering van een “juge des libertés” wenst, het ook dient te aanvaarden dat het Openbaar Ministerie een procespartij als een andere is, en afstand moet doen van de privilegies die het nu procesrechtelijk geniet. Hij meent ook vanuit zijn buitenlandse ervaring en contacten te mogen stellen dat in de praktijk deze “rechter van het onderzoek” volledig afhankelijk is van de informatie die het Parket wil geven, en zo een verkleurd beeld van het onderzoek krijgt.
Ook speuren naar tekens van onschuld
De grootste tegenstelling die uit het debat bleek, was deze tussen de aanhangers van het accusatoir onderzoek en de aanhangers van het huidig inquisitoir onderzoek. Voor de Procureur-generaal dient, onder druk van Europa, resoluut gekozen te worden voor een systeem waar het Parket het onderzoek leidt en alle weerwerk van de advocatuur dient te komen.
De aanhangers van het bestaande systeem vrezen dat de Angelsaksisch geïnspireerde aanpassingen aan de procedure de logica van het onderzoek verstoren en blijven benadrukken dat een strafonderzoek niet enkel “à charge” maar ook “à décharge” dient gevoerd te worden: ook de mogelijke onschuld van de verdachte dient onderzocht te worden. De onderzoeksrechter is voor hen de garant voor deze objectiviteit van het onderzoek.
De overgang naar een accusatoire strafprocedure naar Angelsaksisch model dreigt het fair proces op de helling te zetten, en riskeert de klassenjustitie nog te verergeren. De invoering van een veralgemeende minnelijke schikking voor witteboordcriminaliteit, dreigt deze tendens allen nog maar te versterken.